ECLI:NL:RBNNE:2020:3208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
C18/199417 PR RK 20-177
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in lopende en toekomstige zaken op basis van vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 juni 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die verzocht om de behandeling van zijn lopende en toekomstige zaken niet door rechters te laten plaatsvinden die eerder over zaken hebben geoordeeld waarbij hij betrokken was. De verzoeker stelde dat de rechters mogelijk niet onpartijdig zouden zijn, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank merkte op dat de verzoeker niet had gespecificeerd welke rechters hij precies wilde wraken en op welke gronden. Het enkele feit dat rechters eerder over zaken van de verzoeker hadden geoordeeld, was onvoldoende om aan te nemen dat zij niet onpartijdig zouden zijn. De rechtbank concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de meervoudige wrakingskamer.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/199417 PR RK 20-177
Datum beslissing: 22 juni 2020
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
Bij ongedateerde brief, ingediend op 20 mei 2020, heeft [verzoeker] verzocht om de behandeling van zijn lopende en volgende zaken niet door een rechter te laten plaatsvinden die al eerder over zaken heeft geoordeeld waarbij [verzoeker] betrokken is geweest. Indien aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven, dient het verzoek van [verzoeker] als wrakingsverzoek te worden aangemerkt, aldus [verzoeker] .
1.2
De rechtbank heeft bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1
Ingevolge artikel 8:15 e.v. Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3
De rechtbank begrijpt het verzoek van [verzoeker] dat hij alle rechters in deze rechtbank wraakt die in eerdere zaken een beslissing hebben gegeven indien zij in lopende dan wel toekomstige zaken de behandelend rechter zijn. Overwogen wordt dat uit artikel 8:15 Awb blijkt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] evenwel niet concreet uiteen gezet welke rechter in welke zaak hij wraakt en welke feiten en omstandigheden hij aan die wraking ten grondslag legt. Een beweerd gebrek aan onafhankelijkheid van alle rechters die reeds eerder over een zaak waarbij [verzoeker] partij is geweest hebben geoordeeld, levert geen grond voor wraking op als niet is gemotiveerd waarom elk van de desbetreffende rechters onvoldoende onafhankelijk zouden zijn. Dit geldt evenzeer voor het op voorhand wraken van rechters die in eerder behandelde zaken een beslissing hebben gegeven. De rechtbank acht het verzoek daarom kennelijk ongegrond. De mondelinge behandeling kan om die reden achterwege blijven.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, en mrs. P.J. Duinkerken en L.T. de Jonge, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2020.
c402