Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van een rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, die betrokken was bij de procedure met nummer LEE 20/1333 WET T1. In haar brief van 27 mei 2020 verzocht zij om wraking, maar het verzoek voldeed niet aan de vereisten, omdat de gewraakte rechter niet bij naam was genoemd. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een partij een rechter wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het niet voldeed aan de minimale vereisten. Hierdoor kon een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege blijven. De rechtbank besloot dat de procedure met nummer LEE 20/1333 WET T1 voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.