ECLI:NL:RBNNE:2020:3206

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
C17/173873/ KG RK 20/189
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve feiten en misbruik van wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker, geboren in 1982 en thans gedetineerd in de PI Haaglanden, had geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing opleverden voor de vrees van partijdigheid van de rechters. De verzoeker stelde dat hij de liefde was en dat de rechters hem de liefde en vriendschap probeerden te ontnemen, maar deze stelling werd door de wrakingskamer niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte door alle rechters te willen wraken zonder gegronde redenen.

De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 15 juli 2020, waarbij de verzoeker om bijstand van een nieuwe raadsman vroeg. De wrakingskamer hield de zaak aan tot 21 juli 2020 om de schriftelijke toelichting van de raadsman te ontvangen. De raadsman stelde dat de rechtbank uitging van een eenzijdig dossier, maar de wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker zelf de mogelijkheid had om relevante stukken aan het dossier toe te voegen.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de verzoeker geen objectieve feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer besloot ook dat een volgend wrakingsverzoek in deze strafzaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument door de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer: C/17/173873/ KG RK 20/189
beslissing van de meervoudige wrakingskamer in bovengenoemde rechtbank d.d. 21 juli 2020 op het verzoek van
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Haaglanden (Justitieel Centrum voor Somatische Zorg),
hierna te noemen: verzoeker,
strekkend tot wraking van
- mr. A.H.M. Dölle,
- mr. K. Bunk,
- mr. E.P. van Sloten,
rechters in deze rechtbank.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van 15 juli 2020, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld. In dit proces-verbaal is tevens vermeld dat de rechters niet in de wraking berusten.
De wraking is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 15 juli 2020. Verzoeker verzocht toen om bijstand van een nieuwe raadsman die toen echter de zaak nog niet kende, zodat de wrakingszaak tot uiterlijk 21 juli 2020 te 16.00 uur werd aangehouden.
De raadsman van verzoeker, mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam, heeft op 20 juli 2020 aan de wrakingskamer een schriftelijke toelichting gestuurd.
De wraking is blijkens daarvan opgemaakt proces-verbaal inhoudelijk behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 21 juli 2020.

2.De beoordeling

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 15 juli 2020 het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
Ik ben de liefde. Jullie proberen mij de liefde en vriendschap te ontnemen en dat vind ik onacceptabel. Er rest mij niets anders dan een wrakingsverzoek in te dienen. Ik zal eerst mijn verklaring willen laten opnemen tegen de politie zodat mijn verhaal er ligt. Er wordt alleen maar geluisterd naar de andere kant. U kent niet mijn kant van het verhaal. Dat zijn de aangiften die nooit zijn opgenomen. Dat zijn er 600 en die liggen thuis. Nee, ik hoef geen overleg met mijn raadsman. Ik wraak de rechtbank.
Verzoeker heeft de wraking bij de mondelinge behandeling van 21 juli 2020 nog als volgt toegelicht:
Ik heb aan mijn raadsman gevraagd of hij alle informatie over mijn verleden aan jullie wil toezenden. Ik heb al eerder een rechtszaak gehad. In 2015 of 2016 zijn tal van aangiftes tegen mij gedaan. Ik ben toen vals beschuldigd. Destijds werd al gezegd dat ik geen misdrijven had gepleegd. Ik ben daar ook niet op aangesproken. Ik heb een onafhankelijkheidsverklaring bij de president ingediend. Er wordt nooit naar mij geluisterd.
Het is mijn doel om alle rechters te wraken. Ik mag niet voor de rechter staan. Ik heb de wet van de liefde geschreven. Ik ben de liefde. Wat vindt u belangrijker, voorzitter, het recht of de liefde? Liefde is belangrijker dan recht. Ik heb een tekst voor god geschreven en een tekst voor de mensheid. Liefde is het recht op vriendschap. Dit kan worden opgenomen in artikel 1 van de Grondwet. Alles wat ik met mijn zintuigen doe is vriendschap.
De raadsman heeft in zijn schriftelijke toelichting gesteld dat verzoeker meent dat de rechtbank uitgaat van een eenzijdig dossier waarin alleen standpunten van politie en justitie zijn opgenomen, zodat een verkeerd beeld van verzoeker ontstaat. Op de opmerking van de raadsman dat opvolgende rechters van hetzelfde dossier zouden uitgaan, heeft verzoeker geantwoord dat in principe alle rechters gewraakt moeten worden. Verzoeker meent dat hij ten onrechte vastzit nu er niets in het dossier staat dat wijst op enig strafbaar feit dat hij begaan heeft. Verzoeker stelt uit liefde te handelen. Tevens stelt verzoeker dat hij nog vele aangiften moet doen waaruit zal blijken dat de zaak er in werkelijkheid anders voorstaat. Op deze gronden meent verzoeker, aldus de raadsman, dat de rechtbank bevooroordeeld naar zijn zaak heeft gekeken.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit niets blijkt dat de behandelende rechters hebben geweigerd gegevens toe te voegen aan de processtukken. Indien verzoeker relevante stukken gevoegd wenst te zien, kan hij door tussenkomst van zijn raadsman een verzoek indienen bij de officier van justitie. Zou de officier van justitie weigeren stukken te voegen, dan kunnen de rechters hierover een beslissing nemen. Verzoeker heeft dus alle kans om stukken aan het strafdossier toe te voegen, mits relevant voor de zaak.
De wrakingskamer overweegt voorts dat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de rechters jegens verzoeker vooringenomen waren of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd was. Zulke feiten of omstandigheden zijn ook niet anderszins gebleken. Dat verzoeker stelt de liefde te zijn, is geen grond die aan een wrakingsverzoek ten grondslag gelegd kan worden. Daarom zal de wrakingskamer het verzoek afwijzen.
Nu verzoeker te kennen heeft gegeven dat het zijn doel is om alle rechters te wraken, gebruikt verzoeker het wrakingsinstrument naar het oordeel van de wrakingskamer voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Nu sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument, bepaalt de wrakingskamer dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige strafzaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst af het verzoek tot wraking ;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de rechters mr. K. Post, voorzitter, mr. J.E. Biesma en mr. F. van der Meulen, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.D. de Boer.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.