ECLI:NL:RBNNE:2020:3206
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve feiten en misbruik van wrakingsinstrument
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker, geboren in 1982 en thans gedetineerd in de PI Haaglanden, had geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing opleverden voor de vrees van partijdigheid van de rechters. De verzoeker stelde dat hij de liefde was en dat de rechters hem de liefde en vriendschap probeerden te ontnemen, maar deze stelling werd door de wrakingskamer niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte door alle rechters te willen wraken zonder gegronde redenen.
De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 15 juli 2020, waarbij de verzoeker om bijstand van een nieuwe raadsman vroeg. De wrakingskamer hield de zaak aan tot 21 juli 2020 om de schriftelijke toelichting van de raadsman te ontvangen. De raadsman stelde dat de rechtbank uitging van een eenzijdig dossier, maar de wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker zelf de mogelijkheid had om relevante stukken aan het dossier toe te voegen.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de verzoeker geen objectieve feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer besloot ook dat een volgend wrakingsverzoek in deze strafzaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument door de verzoeker.