Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Op grond van de aangifte, de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de aangever het tasje heeft herkend waarmee de overval is gepleegd, de aangetroffen goederen in de auto van verdachte en de schade aan de auto kan het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaring van verdachte - dat hij op het tijdstip van de overval de auto heeft uitgeleend - kan niet worden geverifieerd.
Het onder 2 primair ten laste gelegde kan op grond van het dossier wettig en overtuigend worden bewezen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een plan bedacht, er zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de buit en hij heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in zijn auto naar de grillroom gereden. Daarnaast heeft verdachte voor de spullen gezorgd die bij de overval zijn gebruikt en is hij zonder licht hard weggereden voor de politie.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde kan op grond van het dossier wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de auto en de kentekenplaten voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze goederen afkomstig waren uit enig misdrijf. Verdachte heeft geprobeerd de criminele herkomst van de auto te verhullen door andere kentekenplaten op de auto te plaatsen.
Op grond van de aangifte en de verklaring van [getuige 1] kan het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 primair en 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de overval. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben tijdens de verhoren bij de politie tegenstrijdig en kennelijk leugenachtig verklaard.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte slechts heeft geholpen bij de vlucht en dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de ten laste gelegde periode beperkt bewezen kan worden omdat uit de aangifte volgt dat de auto van 23 op 24 september 2019 is weggenomen.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Naast de kennelijk leugenachtige en tegenstrijdige verklaringen van de medeverdachten is er geen bewijs voorhanden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2019, opgenomen op pagina 7 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019264915/2019265791 onderzoek Soerabaja , inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Gisteravond was ik aan het werk in mijn cafetaria [bedrijfsnaam 1] . Omstreeks 22.15 uur stond ik in de keuken toen ik de bel van de deur hoorde. Ik ben daarop naar voren gelopen. Ik zag twee mannen met messen. Ze hadden allebei eenzelfde mes, een beetje een Rambo mes, met onderin tandjes. Ik hoorde dat een van de mannen zei: 'Geld, geld, geld.' De andere man had een zwarte stoffen tas bij zich, hij liep door naar de kassa. Deze man hield de tas open. Toen hij de tas openhield zei hij: 'Geld, geld geld.' Toen de man met de tas bij de kassa was, liep de andere man naar de deur toe. Hij hield de deur open. Ik deed ondertussen het geld uit de kassa in de tas. Ik heb het papiergeld met mijn hand uit de kassalade gepakt en in de tas gedaan. De man zei: 'Snel, snel.' Ik heb toen de hele kassalade gepakt. De jongen wees op het bakje met 0,20. Ik hoorde dat hij zei: 'Deze.' Ik heb toen de kassalade in één keer op de kop gehouden boven de tas. De man hield de tas met beide handen open, ondertussen hield hij het mes ook nog vast. Daarna zijn de mannen de zaak uitgerend.
Ik zag dat ze in een auto stapten. Ik heb toen een stoel gepakt en heb deze naar de auto gegooid. Ik denk een donkere auto. Ik heb gezien dat 1 van de mannen links voorin stapte en de andere rechts voorin. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1:
- legde het blokje tussen de deur;
- ik schat hem ongeveer 1.75 m;
- hij zei zacht 'geld geld geld'. Het viel op dat hij het zo zacht zei;
- hij had het mes in beide handen voor zich;
- ik kon alleen de ogen zien.
- ik schat hem ook ongeveer 1.75 m;
- hij zei 'geld geld geld' en 'snel snel;
- toen hij de tas open hield had hij het mes in zijn rechter hand.
Ik schat dat ze ongeveer €150,- meegenomen hebben.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 255 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben de overval op cafetaria [bedrijfsnaam 1] gedaan. Dat hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] mij de volgende dag verteld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 oktober 2019, opgenomen op pagina 129 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[verdachte] heeft die avond ook gepraat over een overval. Zijn precieze woorden waren dat hij geen geld had en dat hij dit zag als een manier om geld te verdienen. (…) Om 23:00 uur hebben wij wel eten gekocht. [verdachte] betaalde voor mij en [getuige 2] . Contant. (…) [verdachte] wilde op het moment dat wij bij de [bedrijfsnaam 4] waren niks zeggen over hoe hij aan het geld kwam. Ik vroeg hem weer hoe hij aan het geld kwam. Toen heeft hij toegegeven dat hij een overval heeft gepleegd die avond. [medeverdachte 1] was bij hem die avond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 295 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
[getuige 2] had eerder al aangegeven dat hij op 4 oktober 2019 bij [verdachte] en [medeverdachte 2] in de auto had gezeten en dat ze samen naar [bedrijfsnaam 4] aan het Hoendiep te Groningen waren geweest. [getuige 2] gaf aan dat [verdachte] contant betaald had. [getuige 2] gaf aan dat 'Hij had een soort grote zak en daar had hij het in zitten.' Het was een stoffen tas, niet met een rits. Een gymtas met blauwe touwtjes er aan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 180 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij toonden aan de aangever, de heer [slachtoffer 1] , een zwart tasje dat in beslag was genomen op
6 oktober 2019 op de route die was gelopen door de vluchtende inzittenden van een zwarte Seat Ibiza. Dit voertuig is mogelijk ook gebruikt bij de overval op cafetaria ' [bedrijfsnaam 1] ' gelegen aan de [Adres 1] te Groningen. Voordat wij het tasje toonden vroegen wij aan de heer [slachtoffer 1] of hij het tasje nog eens kon omschrijven. Hij zei toen dat het een klein model zwart stoffen tasje was. Daarbij deed hij voor hoe het tasje werd vastgehouden. Hij hield daarbij de handen ongeveer 30 centimeter uit elkaar en hij zei daarbij dat dat ook ongeveer de omvang van het tasje was. Toen wij het tasje toonden hoorden wij dat de heer [slachtoffer 1] zei: 'Ja, het is precies zo'n soort tasje.' Het tasje was voorzien van blauwe koordjes, deze had de heer [slachtoffer 1] niet gezien. De blauwe koordje zaten dan ook aan de binnenzijde van het tasje en waren daardoor ook niet goed zichtbaar.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2019, opgenomen op pagina 212 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Beschrijving camerabeelden [bedrijfsnaam 4] Hoendiep gelegen aan de Atoomweg te Groningen. Datum, 4 oktober 2019 tussen 23.01 uur en 23.08 uur.
Op de camerabeelden was onder andere het volgende te zien:
Camera 15, deel parkeerplaats en toerit bestelpaal.
23:01.52 uur: Er komt er een zwarte Seat aanrijden. Het kenteken is [kenteken 4] . Er is te zien dat er een persoon naast de bestuurder zit.
Camera 23, bestelpaal
23:03.06 uur: Bestuurder ( [verdachte] ) komt aan bij de bestelpaal. Ik herken de bestuurder als [verdachte] . Ik heb [verdachte] meerdere keren gehoord afgelopen dagen. Ik herken hem aan zijn gezicht, haardracht en manier van kijken.
Naast hem zit een persoon, mogelijk M. Visser. Er zit ook nog een persoon op de achterbank.
Camera 9, loket voor het afrekenen
23:04.52 uur: [verdachte] komt aan bij het betaalloket. Bij het afreken loket betaalt [verdachte] . Het lijkt er op dat hij het geld ergens uit pakt dat op zijn schoot ligt.
Camera 21, toegang en vertrek terrein [bedrijfsnaam 4]
23:07.54 uur: Zwarte Seat verlaat het terrein van de [bedrijfsnaam 4] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
14 november 2019, opgenomen op pagina 308 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 29 oktober waren wij bij het bergingsbedrijf aangezien de goederen van verdachte [verdachte] uit de van diefstal afkomstige zwarte Seat moesten worden gehaald. In de auto troffen wij een aantal goederen welke wij in beslag hebben genomen, waaronder:
- Groen uitklapbaar kartelmes met kartels aan twee zijden en een groen handvat in het midden. In de aangifte van de heer [slachtoffer 1] , slachtoffer van de overval op cafetaria [bedrijfsnaam 1] op 4 oktober 2019, omschrijft hij de daders allebei eenzelfde mes hadden;
- Legging afgeknipt, ogen en neus erin geknipt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 oktober 2019, opgenomen op pagina 98 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben vanuit Frankrijk met een zwarte Seat Ibiza teruggekomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de overval op cafetaria [bedrijfsnaam 1] . Hij heeft verklaard dat hij rond het tijdstip van de overval tot 00.00 uur zijn auto heeft uitgeleend om geld te verdienen. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte zijn auto, op dat moment verdachtes enige onderdak waar al zijn persoonlijke bezittingen in lagen, heeft uitgeleend aan jongens die hij via via kende, zonder dat hij ze zelf op welke manier dan ook zou kunnen bereiken. Verdachte heeft zijn niet te verifiëren verklaring omtrent het uitlenen/verhuren van zijn auto ook steeds bijgesteld, al naar gelang hij werd geconfronteerd met bewijsmateriaal waaruit bleek dat zijn verhaal niet klopte. Bovendien strookt het uiteindelijke scenario van verdachte ook niet met de camerabeelden van de [bedrijfsnaam 4] waaruit volgt dat verdachte op 4 oktober 2019 rond 23.00 uur wel in de auto zat. Daarnaast hebben meerdere personen verklaard dat verdachte betrokken is geweest bij de overval en dat verdachte dat zelf aan die personen heeft verteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Voorts is in de auto van verdachte een groen uitklapbaar kartelmes aangetroffen. Aangever [slachtoffer 1] heeft in de aangifte omschreven dat de daders van de overval eenzelfde soort mes hebben gebruikt. [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2019 met verdachte en [medeverdachte 2] naar de [bedrijfsnaam 4] is geweest en dat verdachte voor alle inzittenden met contant geld heeft betaald. Het geld zat in een stoffen gymtas met blauwe touwtjes.
Op 6 oktober 2019 zijn verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken geweest bij een poging tot afpersing op [bedrijfsnaam 2] . De politie heeft op de route die zij tijdens hun vlucht hebben gelopen een zwart tasje gevonden. De politie heeft dit tasje aan aangever [slachtoffer 1] getoond. Hij heeft verklaard dat bij de overval gebruik is gemaakt van precies zo'n soort tasje. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2019, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op zondag 6 oktober 2019 omstreeks 01.00 uur was ik aan het werk in [bedrijfsnaam 2] , gevestigd aan de Korreweg te Groningen. Ik stond in het restaurantgedeelte van de keuken. Ik hoorde dat er personen de cafetaria binnenkwamen. Ik hoorde dat er geroepen werd: 'Kassa, kassa, kassa.' Ik keek naar de toegangsdeur en ik zag twee personen in de cafetaria staan. Ik ben direct gevlucht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 6 oktober 2019, opgenomen op pagina 48 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik ben naar binnen gegaan bij een cafetaria waar [verdachte] was gestopt, aan de Korreweg. Ik ging met [medeverdachte 1] naar binnen. Ik zei tegen de man die binnen was: 'Geef me geld.' Ik had een mes van [verdachte] gekregen. De man in de cafetaria liep weg naar achteren. [verdachte] stond te wachten voor de zaak. Hij is de auto niet uitgekomen. Toen ik en [medeverdachte 1] instapten, zijn we direct weggereden. [medeverdachte 1] had ook een mes van [verdachte] gekregen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 oktober 2019, opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Voor de overval zat ik in de auto met [medeverdachte 1] en [verdachte] . We waren aan het praten over manieren om geld te verdienen. [verdachte] zei dat hij echt geld nodig had. Toen zijn we naar de grillroom gereden. Ik zou zelf ook geld krijgen. De afspraak was delen door 3. Ik droeg tijdens de overval een bivakmuts en had handschoenen aan. Dat had [verdachte] op de achterbank klaarliggen. [verdachte] heeft gezegd dat dit een makkelijk doelwit was omdat er 1 man staat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 85 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb de overval op [bedrijfsnaam 2] gedaan. Het was 's nachts rond 01.00 uur. [verdachte] zette zijn auto op de parkeerplaats. [medeverdachte 2] liep voor. We zijn naar binnen gegaan en we hebben allebei geschreeuwd. De man riep iemand, daar schrokken we van. [verdachte] is toen weggereden.
We hadden geld nodig, mijn geld staat op de rekening van jeugdzorg. Het idee kwam van ons allemaal, we hadden het erover hoe we snel geld konden maken. Toen vertelde [verdachte] dat hij de vorige keer ook snel geld had gemaakt. We reden langs de Korreweg , we zagen 1 man staan en we dachten een makkelijk doelwit. Ik had zelf een bivak die heb ik aan [medeverdachte 2] gegeven, ik had een capuchon trui aan en die heb ik dichtgetrokken over mijn hoofd. We hadden zakmessen. [medeverdachte 2] had handschoenen. [medeverdachte 2] en ik gingen het doen omdat [verdachte] goed kan rijden, dan konden we meteen weg. Ik heb het mes van [verdachte] gekregen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 223 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Dat was al eerder besproken in de middag. Dat we die [bedrijfsnaam 2] wilden overvallen. We hebben bewust in de middag die cafetaria gekozen om te overvallen. Over de buit hadden we afgesproken [medeverdachte 2] en ik 40% en [verdachte] 20%.
6. De door verdachte ter zitting van 14 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik zou een klein deel van de buit krijgen omdat ik de bestuurder van de auto was.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 197 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Er is afgesproken dat ik zou rijden en de jongens naar binnen zouden gaan. We reden er voor langs, zagen 1 persoon binnen, dat was het makkelijke doelwit. Op het begin van de avond hebben we voor het eerst bedacht om een overval te plegen. [medeverdachte 1] had via een jongen van zijn groep een mes aan mij gegeven. Maar [medeverdachte 1] wilde naar binnen dus toen had ik het mes aan hem gegeven.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende af. Verdachte heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het plan bedacht om een overval te plegen op een cafetaria omdat zij geld nodig hadden. Er werd afgesproken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar binnen zouden gaan en dat verdachte de vluchtauto zou besturen. Ook zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de buit. Verdachte heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 6 oktober 2019 naar de [bedrijfsnaam 5] gereden. Toen zij zagen dat het daar te druk was en zij het vermoeden hadden dat de cafetaria's niet lang meer open zouden zijn, heeft verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangespoord om snel te handelen omdat anders de cafetaria's gesloten zouden zijn. Tot slot heeft verdachte messen aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gegeven. Na het incident zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij verdachte in de auto gestapt en is hij weggereden.
Op grond van het voorgaande is rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 151 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 6 oktober 2019 omstreeks 01.15 uur werd het voertuig met het oorspronkelijke kenteken
[kenteken 1] in beslag genomen. Het voertuig reed met twee verschillende valse kentekenplaten te weten [kenteken 2] en [kenteken 3] . Na een achtervolging bleek het voertuig gestolen te zijn uit Frankrijk in de nacht van 23 op 24 september 2019 door mogelijk [verdachte] . Op 7 oktober 2019 omstreeks 10.11 uur heb ik verbalisant het bovengenoemde voertuig doorzocht. Ik zag dat er achter de passagiersstoel op de grond twee Nederlandse kentekenplaten lagen met het kenteken [kenteken 4] . Uit onderzoek kwam naar voren dat deze kentekenplaten tussen 26 september 2019 te 19.00 uur en 27 september 2019 te 09.30 uur gestolen zijn vanaf een voertuig van het merk Seat Ibiza. De diefstal vond plaats in Capelle aan de IJssel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 185 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte (V: vraag verbalisant en A: antwoord verdachte):
Ik heb de zwarte Seat gestolen. De kentekenplaten zijn waarschijnlijk van heling afkomstig. Ik heb daar geld voor betaald. Op de achterbank lag een kenteken van [kenteken 4] . Ik heb ze zelf vanaf dat ik in Nederland kwam tot twee weken gebruikt. Die andere platen heb ik zaterdag 5 oktober op de namiddag gekocht in Groningen. Ik kocht nieuwe kentekenplaten omdat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een overval wilden plegen. De auto was toch het plekje waar ik in leefde dus ik zei dat ik dat niet wilde doen met deze kentekenplaten. In Beijum waren het 2 kentekenplaten. Het klopt dat ik onderweg Franse kentekenplaten heb omgewisseld. Ik heb dat gedaan in de buurt van Breda of Gouda. De Franse kentekenplaten liggen ergens in de berm.
V: Uit ons onderzoek blijkt dat deze kentekenplaten tussen 26 september 2019 te 19:00 uur en 27 september 2019 te 09:30 uur zijn gestolen vanaf een voertuig van het merk Seat Ibiza. A: Dat is mogelijk maar ik heb die dingen gekocht dus ik heb geen idee waar weg. In die periode verbleef ik bij [naam 1] . Wij zijn toen naar Moerkapelle gegaan, hij kende iemand die die platen regelde want hij zei anders zou ik worden gepakt als drugsrunner en toen heb ik die platen ergens gekocht in de buurt van Moerkapelle. Ik heb € 2,50 betaald per plaat.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de kentekenplaten uit enig misdrijf afkomstig waren. Een alternatieve herkomst van een losse, op zo’n schimmige manier aangeschafte kentekenplaat is immers niet goed denkbaar.
Verdachte heeft de zwarte Seat op 23 september 2019 zelf gestolen waarmee vaststaat dat deze auto onmiddellijk afkomstig is uit (eigen) misdrijf. Door de originele kentekenplaten van de auto te vervangen, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte mede gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de auto. Daarmee valt het verwerven en voorhanden hebben van deze auto, hoewel samenvallend met de eigen wegnemingshandeling, te kwalificeren als witwassen.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. De bewezen verklaarde periode dient te worden beperkt van 23 september 2019 tot en met 1 oktober 2019.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 292 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik doe aangifte van diefstal van diesel bij tankstation [bedrijfsnaam 3] in Marum.
Op 4 oktober 2019 omstreeks 19:35 uur zag ik een zwarte Seat tanken bij het
tankstation [bedrijfsnaam 3] in Marum waar ik werkzaam ben. Ik zag een fijn/iel
mannetje van ongeveer 20 tot 25 jaar oud die uitstapte en ging tanken. Ik zag dat hij
de motor van de auto aan had laten staan. Ik zag dat de jongen na het tanken zijn bovenlichaam in de auto deed. Toen zag ik dat ze heel snel weg gingen. Ik heb wel een foto gemaakt van de bon. Hierop is te zien dat er een bedrag van € 54,88 is getankt om 19:37 uur op 4 oktober 2019 bij pomp 3.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 85 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] heeft getankt zonder te betalen in Groningen. Ergens richting Leek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 oktober 2019, opgenomen op pagina 129 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Het klopt dat [verdachte] heeft getankt zonder te betalen. Wij zaten in die auto. [verdachte] zegt tegen ons: 'Kijk even omlaag dus ik zette gelijk mijn capuchon op.' Hij ging snel tanken en vervolgens is hij snel weggereden. [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en ik zaten in de auto.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 255 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[getuige 1] (O: opmerking verbalisant en A: antwoord [getuige 1] ):
Toen zijn we de snelweg op gegaan, toen was de tank leeg gegaan. Toen was [verdachte] gaan tanken. Dat was wel vlakbij Leek. Toen zijn we weggegaan zonder te betalen.
O: Wij tonen verdachte een foto van [bedrijfsnaam 3] in Marum.
A: Ja het lijkt wel precies deze, met dat rood.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van brandstof. De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.