ECLI:NL:RBNNE:2020:3126

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
18/205989-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige bestuurder voor eendaadse samenloop van verkeersdelicten met lichamelijk letsel als gevolg

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 17-jarige verdachte, die op 14 oktober 2018 betrokken was bij een verkeersongeval in De Wilp. De verdachte bestuurde een motorrijtuig onder invloed van alcohol en reed met een te hoge snelheid over een verkeersdrempel, waardoor hij de controle over het voertuig verloor en tegen een geparkeerde auto botste. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee passagiers, die beiden in de laadruimte van het voertuig zaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de eendaadse samenloop van overtredingen van artikel 6 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank paste het jeugdstrafrecht toe, gezien de leeftijd van de verdachte, en hield rekening met strafmatigende omstandigheden zoals het feit dat de verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen, zijn excuses had aangeboden en de schade had vergoed. De officier van justitie had een werkstraf van 60 uren geëist, wat de rechtbank passend achtte. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving 30 dagen jeugddetentie zou worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/205989-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
28 augustus 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2018, te De Wilp, althans in de gemeente Marum,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de Oosterweg, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van het gebruik van
alcoholhoudende drank en/of
- terwijl hij een passagier vervoerde in de laadruimte van het door hem, bestuurde
motorvoertuig,
bij een in de weg gelegen verkeersdrempel de snelheid van het door hem,
verdachte, bestuurde motorvoertuig onvoldoende heeft verminderd en/of
(daardoor) de controle over het voertuig heeft verloren en/of van de weg is geraakt
en/of op/tegen een geparkeerde auto is gebotst/aangereden,
waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans een,
gebroken, arm(en), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, en/of
waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde
heup en/of bekken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van
de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde
wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te De Wilp, althans in de gemeente Marum, in
elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto dan wel
een MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid)), daarmee heeft gereden op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Oosterweg,
met dat door hem bestuurde voertuig (personenauto dan wel MMBS), terwijl hij in
de laadruimte van het voortuig passagier(s) vervoerde,
met hoge snelheid, althans te hoge snelheid ter plaatse heeft gereden en/of
onvoldoende snelheid heeft verminderd bij een op die weg gelegen
verkeersdrempel,
waardoor, althans mede waardoor, de bestuurder van zijn voertuig, zijn voertuig
op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd dat hij de controle over dat
voertuig is verloren en/of hij met het door hem bestuurde voertuig tegen een
geparkeerde auto is gebotst/aangereden,
waarbij één of meer passagier(s) van verdachte (ernstig) gewond zijn geraakt en/of
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaak,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te De Wilp, althans in de gemeente Marum als
bestuurder van een motorrijtuig, een MMBS, dit motorrijtuig heeft bestuurd na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem
bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken
sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven,
zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een
datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor
het eerst een rijbewijs van categorie T is afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse (hierna: VOA) volgt dat het ongeval niet is veroorzaakt door het alcoholgebruik van verdachte maar door een beschadiging die is ontstaan aan de onderzijde van de auto bij het passeren van de eerste verkeersdrempel waardoor verdachte de controle over de auto heeft verloren. Aldus is er sprake geweest van slechts één verkeersfout, namelijk het rijden met een te hoge snelheid en dus niet van (minimaal) aanmerkelijke schuld. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VOA d.d. 24 november 2018, als los document bij het dossier gevoegd, inhoudende als relaas van verbalisanten:

Verkeersmaatregelen ter plaatse

Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 30 km/h.

Onderzoek gereden snelheid

Wij maakten voor een berekening van de door de Seat gereden snelheid in dit geval gebruik
van de rijklare massa’s van beide voertuigen (Seat 1215 kg. en Renault 1165 kg. uit het
kentekenregister), alsmede de uitloop na de botsing van de Seat. Hiervoor gebruikten wij de daartoe geëigende formule:
De uitloopsnelheid (V1) van de Seat werd door ons bepaald door over de afstand die de Seat
aflegde na de botsing tot aan de eindpositie (ongeveer 21,1 meter) een vertraging te nemen, die aannemelijk was gezien de schade aan de Seat (voorzijde zwaar beschadigd, linker voorwiel ingeklemd/geblokkeerd) en de uitloopbeweging (uiteindelijk een dwarsslip). In dit geval namen wij als minimale vertraging 2 en als maximale vertraging 4 m/s2 aan.
Voor het berekenen van de uitloopsnelheid werd de volgende formule toegepast:
Zo werd berekend dat de minimale uitloopsnelheid van de Seat afgerond 32 km/h. en de
maximale uitloopsnelheid afgerond 46 km/h. had bedragen. Op grond van voornoemde uitgangspunten kan - met gebruikmaking van genoemde formules - worden berekend dat de bestuurder van de Seat had gereden met een snelheid van minimaal 64 - en maximaal 91 km/h. (naar beneden afgerond). Gezien de aanzienlijke schadediepte van met name de Seat, de verplaatsing van de Renault (ongeveer 32 meter vanuit stilstand) en de stand van de snelheidsmeter van de Seat (ongeveer 100 km/h.), kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de snelheid van 91 km/h. meer aannemelijk is dan de minimale snelheid van 64 km/h.

Eindconclusie

Het ongeval was vrijwel zeker te wijten aan de bestuurder van de Seat. Hij reed met het door
hem bestuurde voertuig over de Oosterweg in De Wilp. Hij reed binnen de bebouwde kom in
een voertuig, dat op basis van het bijbehorende goedkeuringsdocument, een constructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h mocht hebben, met een aanzienlijk hogere
dan toegestane snelheid (max. 30 km/h. toegestaan), namelijk minimaal 64 -, maar meer
aannemelijk ongeveer 91 km/h. Hij passeerde met die snelheid een verhoogd kruisingsvlak.
Zeer waarschijnlijk raakte de bestuurder aan het eind van het verhoogde kruisingsvlak met
een deel van de onderzijde van zijn voertuig het wegdek (aangetroffen kras), waardoor de
stabiliteit van zijn voertuig werd beïnvloed. Hij verloor vervolgens de controle over zijn voertuig en botste tegen de aan de linker zijde van de rijbaan geparkeerd staande Renault.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994 d.d. 14 oktober 2018, opgenomen op pagina 8 van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018271505 d.d. 1 november 2018, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Datum feit: 14-10-2018
Plaats: De Wilp
Aanleiding onderzoek: ongeval
Eerste directe contact om: 20:41 uur
Vordering voorlopig ademonderzoek om: 20:42 uur
Aanvang ademanalyse om: 21:30 uur
Voldaan aan 20 minutencriterium: ja
Medewerking aan voltooid ademonderzoek: ja
Uitslag: 245 ug/l
Beginnend bestuurder: ja, T-rijbewijs is afgegeven op 19 juli 2017
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
30 oktober 2018, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op zondag 14 oktober 2018 ben ik samen met [verdachte] en [slachtoffer 2] naar een autocross in Ter Apel geweest. Rond 20 uur zijn wij in de MMBS van [verdachte] naar De Wilp gereden. Ik ben achter in de laadruimte gestapt. Op de route vanaf Jonkersvaart naar De Wilp liggen een aantal drempels in de weg. Ik merkte dat [verdachte] veel te snel over de eerste drempel reed. Ik heb toen ook naar [verdachte] geroepen dat hij rustiger moest rijden. Maar daar reageerde [verdachte] niet op en hij reed dus met onverminderde snelheid door. Vervolgens voelde ik dat de MMBS met een harde klap over de volgende drempel reed. Even later merkte ik dat wij ergens tegenaan waren gereden. Ik ben toen met de ambulance naar het UMCG in Groningen vervoerd. Daar bleek dat ik in ieder geval beide bovenarmen heb gebroken. Ik ben daaraan ook geopereerd.
4. Een geneeskundige verklaring, op 31 oktober 2018 opgemaakt en ondertekend door E.F.M. Veldhuis, chirurg, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornaam : [slachtoffer 1]
Geboren : [geboortedatum] 2001
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 14 oktober 2018
Uitwendig waargenomen letsel: midschacht bovenarm fractuur links en distale bovenarmfractuur rechts
Geschatte duur van de genezing: weken/ maanden
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 oktober 2018, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op zondag 14 oktober 2018 ben ik samen met [verdachte], [slachtoffer 1] en nog twee andere personen naar een autocross in Ter Apel geweest. Ik heb gezien dat [verdachte] ook bier heeft gedronken. Omdat ik dacht dat [verdachte] nog wel kon rijden ben ik naast hem in de MMBS gestapt. [slachtoffer 1] is toen achter in de laadruimte gaan zitten. [verdachte] is toen gaan rijden. De afstand vanaf zijn woning naar het eetcafé in De Wilp is zeker niet meer dan drie kilometer. In deze weg zitten ook een aantal drempels. Ik merkte al bij de eerste drempel dat [verdachte] daar veel te snel over heen reed. Ik heb toen ook tegen hem gezegd dat hij rustiger moest rijden. Echter reageerde [verdachte] daar niet op. Bij de tweede drempel ging het dus ook mis. De auto begon te slingeren en [verdachte] raakte de macht over het stuur kwijt. Ik zag dat hij tegen een aan de linkerkant geparkeerd staande auto botste. (...) Omdat ik de daarop volgende dagen erg last van mijn linkerbeen/heup bleef houden heeft mijn moeder een verwijzing naar het Wilhelmina Ziekenhuis geregeld. Uit de CT scan en de röntgenfoto's bleek dat mijn bekken aan de linkerzijde verbrijzeld is.
6. Een geneeskundige verklaring, op 15 november 2018 opgemaakt en ondertekend door G.T. Ensing, orthopedisch chirurg, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornaam : [slachtoffer 2]
Geboren : [geboortedatum] 2000
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 26 oktober 2018
Overig van belang zijnde informatie: communitieve acetabulumfractuur heup links
Geschatte duur van de genezing: 3 maanden of langer. Kans op blijvende restklachten.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 oktober 2018, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik bezit alleen het T- rijbewijs. Dit rijbewijs is voldoende om een MMBS te mogen besturen. Ik was de eigenaar van deze MMBS. De MMBS was begrensd tot de 5e versnelling. Hij kon dan in de 4e 100. In een MMBS mag je alleen een passagier vervoeren op de passagiersstoel. Dat was mij bekend. Ik heb echter toegestaan dat een vriend van mij genaamd [slachtoffer 1] wel achterin de laadbak heeft plaats genomen.
Op zondag 14 oktober 2018 heb ik tussen 12.00 uur en 14.00 uur denk ik vier flessen bier gedronken. Ik reed op een gegeven moment als bestuurder van mijn MMBS De Wilp binnen.
Ik merkte dat ik over een verkeersdrempel reed. Ik wist dat deze drempels daar lagen. Het zijn vrij forse drempels. Toen ik echter de drempel op reed, verloor ik de macht over het stuur van mijn MMBS. Ik hoorde en voelde vervolgens een klap en merkte dat ik tegen een geparkeerd staande auto was gereden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft op 14 oktober 2018 gereden als bestuurder van een motorrijtuig terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol van negatieve invloed is op het vermogen tot besturen van voertuigen.
Uit de berekening zoals opgenomen in de VOA van de politie volgt dat verdachte met een veel hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan. Ook de passagiers
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat verdachte veel te snel over de verkeersdrempels reed en dat zij dit tegen verdachte hebben gezegd. Verdachte heeft echter bij het naderen van de eerste verkeersdrempel zijn snelheid onvoldoende geminderd, waardoor het voertuig zodanig beschadigd is geraakt dat het niet of verminderd bestuurbaar is geraakt. Verdachte is vervolgens ter hoogte van de volgende verkeersdrempel de controle over het stuur verloren en is met de auto tegen een geparkeerde auto gebotst. Ten gevolge van het ongeval hebben de twee passagiers, waarvan één in de laadruimte van de auto zat, zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Gelet op de feitelijke toedracht van het ongeval is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de te hoge snelheid waarmee verdachte heeft gereden heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, maar ook het alcoholgebruik van verdachte. De rechtbank ziet niet in hoe het één volledig zou kunnen worden gescheiden van het ander. Het geheel van gedragingen leidt tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en oplettend heeft gereden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 14 oktober 2018 te De Wilp als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de Oosterweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank en
- terwijl hij een passagier vervoerde in de laadruimte van het door hem bestuurde
motorvoertuig bij een in de weg gelegen verkeersdrempel de snelheid van het door hem,
verdachte, bestuurde motorvoertuig onvoldoende heeft verminderd en daardoor de controle over het voertuig heeft verloren en van de weg is geraakt en tegen een geparkeerde auto is gebotst, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken armen werd toegebracht en waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde heup en bekken werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 14 oktober 2018 te De Wilp als bestuurder van een motorrijtuig, een MMBS, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie T is afgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair en 2 de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a van deze wet
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 .
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en
2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie naast de toepassing van het jeugdrecht en het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, meegewogen dat uit het rapport van de Raad van 25 augustus 2020 volgt dat er geen zorgen zijn omtrent de persoon van verdachte. Daarnaast heeft verdachte zelf de schade vergoed. Verdachte is na het ongeval niet meer met de politie in aanraking gekomen en er is sprake van tijdsverloop. Op grond hiervan is de oplegging van een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid niet aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de slachtoffers welbewust een risico hebben genomen door bij verdachte in de auto te stappen omdat zij wisten dat verdachte gedronken had. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij wist dat hij niet in de laadruimte moest gaan zitten. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het voorgaande in de strafmaat tot uiting te laten komen. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door zijn excuses aan te bieden en de schade te vergoeden. Voorts is de redelijke termijn met 7 maanden overschreden. Verdachte heeft na het ongeval geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie om geen (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op te leggen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een werkstraf een passende reactie is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich als bestuurder van een motorrijtuig schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en rijdend met een veel hogere snelheid dan met het door hem bestuurde voertuig was toegestaan en met een veel hogere snelheid dan ter plekke was toegestaan en feitelijk mogelijk was de controle over het motorrijtuig verloren ten gevolge waarvan verdachte met het motorrijtuig tegen een andere auto is gebotst waardoor de 2 passagiers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 juli 2020, waaruit volgt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
25 augustus 2020 en de toelichting ter zitting volgt dat er geen zorgen naar voren zijn gekomen die verdere actie vragen vanuit de Raad dan wel andere hulpverleningsinstanties. De kans op recidive wordt laag ingeschat. Er wordt geadviseerd om aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf overweegt de rechtbank als volgt. Nu verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten 17 jaar was, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank is van oordeel dat er een aantal strafmatigende omstandigheden aan de orde zijn. Zo is verdachte sinds 14 oktober 2018 niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen, heeft hij zijn excuses aangeboden aan de slachtoffers en heeft hij de schade vergoed. Uit het onderzoek van de Raad zijn geen zorgen naar voren gekomen. Daarnaast is het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing en is er sprake van fors tijdsverloop tussen de pleegdatum en de inhoudelijke behandeling. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde werkstraf passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 55, 63, 77a, 77g, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 60 uren.

De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. T.M.L. Veen en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2020.