ECLI:NL:RBNNE:2020:3125

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
18/730253-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toets ISD maatregel en afwijzing verzoek beëindiging raadsman

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) die aan de veroordeelde was opgelegd. De ISD-maatregel was eerder opgelegd op 24 november 2017 voor de duur van twee jaren, en was ingegaan op 2 maart 2018. De veroordeelde, geboren in 1996, verblijft thans in een inrichting en heeft een verzoek ingediend via zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, om de noodzaak van de voortzetting van de maatregel tussentijds te beoordelen. Dit verzoek werd gedaan op basis van de stelling dat er geen behandeling meer plaatsvond en dat de einddatum van de maatregel op 3 december 2020 was vastgesteld.

Tijdens de zitting op 28 augustus 2020, die openbaar plaatsvond, waren de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige aanwezig via videoverbinding. De officier van justitie, mr. R. Janssens, pleitte voor voortzetting van de ISD-maatregel, verwijzend naar het gedrag van de veroordeelde, die zich meermalen had onttrokken aan de maatregel en tijdens deze onttrekkingen strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder rapporten van de inrichting en de verklaring van de deskundige.

De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive. Ondanks het feit dat de behandeling niet of niet volledig van de grond was gekomen, was de veiligheid van de maatschappij nog steeds in het geding. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen, en heeft bepaald dat de maatregel voortgezet dient te worden. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730253-17
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 11 september 2020 naar aanleiding van een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [instelling] , [adres] te [plaats] ,
hierna: veroordeelde.

Procesverloop

Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden heeft bij vonnis van 24 november 2017 aan veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren (hierna: de ISD-maatregel). De ISD-maatregel is aangevangen op 2 maart 2018.
Bij brief van 13 juli 2020 heeft de raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, namens veroordeelde de rechtbank verzocht de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel tussentijds te beoordelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zich in het dossier van veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- de verklaring omtrent de stand van uitvoering van het plan van aanpak van de veroordeelde tot de ISD maatregel (art. 38s Sr) inclusief bijlagen, van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, DJI d.d. 24 augustus 2020, opgemaakt en ondertekend door rapporteur [naam 1] en directeur ISD [naam 2] ;
- het rapport 'Afronding ISD-traject Hoogvliet de heer [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1996'.
De behandeling heeft in het openbaar plaatsgevonden op 28 augustus 2020, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. S.B.J. Hiemstra en de deskundige [naam 1] aanwezig waren via een videoverbinding.
Ter zitting werd het openbaar ministerie vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Beoordeling

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het verzoekschrift.
Het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel komt met name doordat tegen veroordeelde is gezegd 'we kunnen niets meer voor je betekenen'. De einddatum van de maatregel is 3 december 2020 en met deze mededeling is de vraag waar de maatregel nog voor dient, omdat er geen behandeling meer plaats zal vinden. Het enkele doel is nog de veiligheid van de maatschappij, maar dit belang weegt naar mate de maatregel langer duurt minder zwaar mee dan het belang van resocialisatie. De raadsman vraagt zich voorts af wat het verschil is voor de maatschappij als veroordeelde nu of in december 2020 wordt vrijgelaten als er geen behandeling meer plaatsvindt.
De raadsman heeft aldus verzocht de ISD-maatregel te beëindigen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel voortgezet dient te worden. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit het rapport en de voortgang van de ISD-maatregel duidelijk is gebleken dat voortzetting ervoor dient dat de maatschappij wordt beveiligd. Veroordeelde heeft zich meermalen onttrokken aan de maatregel, tijdens de onttrekkingen delicten gepleegd en zich tijdens de maatregel meerdere keren agressief gedragen. Het gedrag van veroordeelde is met name de reden dat er geen behandeling meer plaatsvindt. Maar hieruit blijkt wel dat de veiligheid van de maatschappij nog steeds gebaat is bij voortzetting van de ISD-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
Uit het rapport van P.I. Hoogvliet en de daarop gegeven toelichting ter zitting van de deskundige blijkt het volgende.
Veroordeelde heeft zich drie keer onttrokken aan de maatregel. Tijdens zijn 2e onttrekking heeft hij zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Hij is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden. Nadat hij deze gevangenisstraf heeft uitgezeten is hij geplaatst in P.I. Nieuwegein. Vanwege verbale en fysieke agressie richting het personeel op de afdeling heeft hij een disciplinaire maatregel ontvangen en is hij op 3 juni 2020 overgeplaatst naar P.I. Hoogvliet. In P.I. Hoogvliet is het traject dat eerder is gestart opgepakt. Uit de stukken blijkt dat veroordeelde weigert mee te werken aan begeleiding en behandeling. Hij wil (en eist op) dat er voor hem een dak boven zijn hoofd wordt geregeld voor als hij vrij komt. Dit blijkt echter om verschillende redenen lastig te zijn, maar de P.I. kijkt wel actief naar alle mogelijkheden. Op verzoek van veroordeelde wordt hij op maandag 31 augustus 2020 overgeplaatst naar Zaandstad. Binnen P.I. Hoogvliet laat veroordeelde ook agressief gedrag zien als hij spanningen ervaart.
Gelet op het verloop van de maatregel is het advies vanuit de P.I. om de ISD-maatregel voort te zetten ter beveiliging van de maatschappij.
De rechtbank overweegt dat de hoofddoelstelling van de ISD-maatregel bescherming van de maatschappij en beëindiging van recidive is. Nevendoelstelling is om zo nodig middels behandeling te komen tot oplossing van problematiek.
Gelet op het rapport van P.I. Hoogvliet en het gedrag dat veroordeelde gedurende de ISD-maatregel heeft laten zien, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive. Dat behandeling, mede door toedoen van veroordeelde, niet of niet volledig van de grond is gekomen kan daaraan niet afdoen.
Het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel zal daarom worden afgewezen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist;
- wijst het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2020.
Mr. Hammerle en Van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.