ECLI:NL:RBNNE:2020:3029

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
18/284814-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid in winkel door verdachte aan minderjarige

Op 2 oktober 2019 heeft de verdachte in de Big Bazar in Bolsward zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zijn penis te tonen aan een vijfjarig meisje. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 4 september 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door mr. G.A. Pots en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E.R. Jepkema. Tijdens de zitting op 21 augustus 2020 heeft de rechtbank het bewijs beoordeeld. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was.

De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte op een niet voor het openbaar verkeer bestemde plaats zijn ontblote penis aan het minderjarige slachtoffer heeft getoond, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden die de interactie tussen de verdachte en het slachtoffer bevestigden.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en behandeling bij Trajectum. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het jonge slachtoffer, en nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak werd gedaan met inachtneming van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/284814-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [postcode] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 augustus 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Bolsward, in het winkelpand van de [benadeelde partij] (gelegen aan of bij de [adres] , aldaar), in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013, van wie verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, te weten het tonen van verdachtes ontblote penis, immers heeft/is hij, verdachte, in dat winkelpand die [slachtoffer] opgezocht en/of achter die [slachtoffer] aangelopen (op een moment dat zij uit het zicht was van haar meerderjarige begeleider) en/of (vervolgens) de aandacht getrokken van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) voornoemde seksuele handelingen heeft verricht in het bijzijn van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Bolsward, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het winkelpand van de [benadeelde partij] (gelegen aan of bij de [adres] , aldaar), door in dat winkelpand verdachtes ontblote penis te tonen aan de minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit en heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs zo mager is, dat er geen wettig en overtuigend bewijs is om ten aanzien van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde tot een bewezenverklaring te komen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 21 augustus 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 2 oktober 2019 was ik in de [benadeelde partij] in Bolsward. In het gangpad heb ik het meisje gezien. Ik weet nog dat wij daar samen waren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 4 oktober 2019, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019-263296 van 13 november 2019, inhoudend als verklaring van [verbalisant] :
V: Wat is de volledig naam en geboorte datum van uw kind?
A: [slachtoffer] , zij is geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013.
V: Op welke dag of in welke periode heeft dat plaatsgevonden?
A: Op 2 oktober 2019 in de [benadeelde partij] in Bolsward. Oma, mijn moeder, kwam naar mij toe. Ze vertelde dat [slachtoffer] een cadeautje uit mocht zoeken. De jongen liep richting [slachtoffer] . Oma liep richting [slachtoffer] . Die keek haar aan met grote ogen. Oma vroeg wat er was gebeurd. Toen zei [slachtoffer] dat de meneer zijn piemel had laten zien. Ze herhaalde dat die meneer zijn piemel liet zien.
V: Je hebt nog die avond met [slachtoffer] gesproken?
A: Ja. Toen zei ze dat er een meneer was die zijn piemel liet zien.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 oktober 2019, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
A: Mijn kleinkind had een zwemdiploma gehaald. We kwamen bij de [benadeelde partij] . Ik zag dat een man het pad van [slachtoffer] in liep. Ik zag die man achter [slachtoffer] aanlopen. Ik ben toen weer naar voren gelopen en ik ben het pad van [slachtoffer] ingelopen. Ik zie die man het hoekje omgaan en zie hem weggaan. Ze kijkt mij verbouwereerd aan en ze zegt: “oma hij laat zijn piemel zien”
V: Welke [benadeelde partij] was het?
A: In Bolsward. Ik zag aan haar gezicht dat er iets gebeurd was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 oktober 2019 ging ik verbalisant naar de [benadeelde partij] op de [adres] te Bolsward om daar camerabeelden op te halen.
5. Een schriftelijk stuk, te weten fotobladen, inhoudende schermafbeeldingen van camerabeelden van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb van het verhoor van [verdachte] een samenvatting gemaakt.
Verhoorder laat verdachte foto’s zien die gemaakt zijn van de beelden uit de [benadeelde partij] . Hij zegt dat hij dat is. Hij ziet het ook aan het vest en de tas die hij bij zich heeft. Hij zegt ook dat hij de vrouw ziet die hem aangesproken heeft en hij ziet ook het meisje.
Bewijsoverweging rechtbank
Verdachte ontkent dat hij op 2 oktober 2019 in de winkel van de [benadeelde partij] in Bolsward zijn penis aan de destijds vijfjarige [slachtoffer] heeft laten zien. Hij erkent wel dat hij in de winkel is geweest, alsook dat hij met het meisje in een gangpad heeft gestaan.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring en overweegt daartoe als volgt. Het slachtoffer heeft aan zowel haar moeder als oma verteld dat verdachte zijn penis aan haar heeft laten zien in de [benadeelde partij] . Verdachte heeft erkend dat hij met het meisje in het gangpad in de [benadeelde partij] heeft gestaan. Dit is tevens te zien op de schermafbeeldingen van de camerabeelden van de winkel. Getuige [getuige] heeft verdachte uit het gangpad zien weglopen en zag aan het gezicht van haar kleindochter dat er iets was gebeurd. Zodra het slachtoffer haar oma in het gangpad ziet, zegt zij spontaan dat de man zijn piemel heeft laten zien. Uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer ’s avonds uit zichzelf, zonder dat daar expliciet naar gevraagd werd, tegen haar moeder zegt dat een meneer zijn piemel liet zien.
Verdachte heeft ontkend dat hij contact heeft gehad met het meisje, maar uit de schermafbeeldingen kan worden afgeleid dat er interactie is geweest. Als verdachte vlakbij het slachtoffer komt staan, is een verandering in de houding van het slachtoffer zichtbaar. Eerst staat zij aan de rechter kant van het gangpad met haar gezicht naar het rechter schap. Zij staat vlak bij het schap en dan, als verdachte dichter bij komt, draait zij zich naar verdachte toe die aan de linker kant van het gangpad staat (foto 10). Daarna is te zien dat verdachte is verplaatst naar de rechter kant van het gangpad en het meisje zich naar achteren heeft bewogen en aan de linker kant van het gangpad staat, dichtbij het linker schap. Verdachte en het meisje staan met de gezichten naar elkaar toe. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de verandering in de houding van het slachtoffer op het moment dat verdachte in haar buurt komt en de daaropvolgende verandering van posities af te leiden dat er wel degelijk contact is geweest tussen verdachte en het slachtoffer. Daarna is te zien dat verdachte zich omdraait en het gangpad uit loopt. Terwijl verdachte wegloopt, is te zien dat hij met zijn handen bij zijn broek zit, ter hoogte van het kruis.
Het hiervoor overwogene in samenhang en onderling verband bezien, maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in de [benadeelde partij] zijn penis aan het minderjarige slachtoffer heeft laten zien.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 2 oktober 2019 te Bolsward, in de gemeente Súdwest-Fryslân, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het winkelpand van de [benadeelde partij] , gelegen aan de [adres] , door in dat winkelpand verdachtes ontblote penis te tonen aan de minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair Schennis van de eerbaarheid op een andere dan de in artikel 239 onderdeel 1° van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, (voortzetting van) een ambulante behandeling bij Trajectum, ook indien dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan het nemen van libido remmende medicatie, alsmede begeleid wonen bij Talant in Leeuwarden, of bij een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 2 oktober 2019 in de [benadeelde partij] in Bolsward schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door in deze winkel zijn penis te tonen aan het destijds vijfjarige slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor minderjarigen een zeer nare ervaring kan zijn wanneer zij met dergelijk handelen worden geconfronteerd. Verdachte heeft zich van de kwetsbaarheid van het jonge slachtoffer niets aangetrokken. Daarnaast wordt dergelijk gedrag in het algemeen als grensoverschrijdend en aanstootgevend beschouwd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke zaken. Ten aanzien van de meest recente veroordeling liep verdachte zelfs nog in de proeftijd. Het reclasseringsrapport van 22 april 2020 betreft een voortgangsverslag ten aanzien van dit toezicht. De reclassering stelt in dit rapport dat verdachte, gezien zijn verstandelijke beperking, gebaat is bij een gestructureerd bestaan, met name op de leefgebieden wonen, werk en bewegingsvrijheid. Behandeling bij Trajectum en medicatiegebruik zijn van belang om het recidivegevaar terug te dringen. De reclassering hecht er belang aan dat verdachte momenteel houdt wat hij heeft, zodat de behandeling bij Trajectum door kan blijven gaan. Daarnaast is het wenselijk dat verdachte wordt verplicht libido remmende medicatie in te nemen.
Ter bescherming van de maatschappij acht de rechtbank het belangrijk dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw aan dit soort misdrijven schuldig zal maken. In dat licht ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en begeleid wonen, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Trajectum op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zijn daar reeds lopende behandeling voort te zetten, voor zolang als de reclassering dat nodig acht, ook als dit inhoudt de inname van door de behandelaars in het kader van de behandeling voorgeschreven libido remmende medicatie op de voorgeschreven wijze en de controle hierop;
3. dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Talant in Leeuwarden, of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling door de reclassering, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de leiding van deze instelling zullen worden gegeven.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2020.