Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis d.d. 17 juli 2020
PROCESGANG
RECHTSOVERWEGINGEN
(1) indien de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som aanmerkelijk te boven gaan;
(2) indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;
(3) indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van een of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen is tot stand gekomen, onverschillig of de gefailleerde dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt;
(4) indien de curator in een hoofdprocedure als bedoeld in artikel 6, eerste lid, derde zin, zijn instemming aan het akkoord heeft onthouden, tenzij de rechtbank van oordeel is dat het akkoord de financiële belangen van de schuldeisers van de hoofdprocedure niet aantast.
- de procedure over de homologatie van een akkoord niet moet worden gezien als een procedure op tegenspraak tussen partijen maar als een op een spoedige beslissing over het akkoord gerichte procedure;
- de rechter daarin naar eigen inzicht zijn goedkeuring van het akkoord verleent of weigert zonder daarbij in enig opzicht gebonden te zijn aan hetgeen door de curator, de schuldeisers en de schuldenaar als hun standpunt naar voren is gebracht; en
- zodoende ook de gewone regels van stelplicht en bewijslast niet van toepassing zijn.