Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verdachte tijdens de terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 27 augustus 2020. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M. van Capelle, de oudste rechter van de meervoudige strafkamer. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A. Speksnijder, stelde dat mr. Van Capelle zich vooringenomen had getoond tijdens de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de terechtzitting bestudeerd en vastgesteld dat mr. Van Capelle de zelfkwalificatie van de verzoeker, die zich als 'geen mongool' had gekwalificeerd, herhaaldelijk had genoemd in zijn vragen. De rechtbank concludeerde dat de verbale en non-verbale uitingen van mr. Van Capelle in de context van het onderzoek ter zitting niet anders konden worden geïnterpreteerd dan als een blijk van vooringenomenheid. Daarom werd het wrakingsverzoek toegewezen.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. In dit geval was de vrees van de verzoeker voor een onbevooroordeelde beoordeling objectief gerechtvaardigd, wat leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek.