ECLI:NL:RBNNE:2020:2953

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
C/19/127600 / HA ZA 19-137
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van persoonsgebonden budget door zorgverzekeraar Zilveren Kruis

In deze zaak vorderde Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. een bedrag van € 105.327,21 van T., die al jarenlang een persoonsgebonden budget (PGB) ontving. Zilveren Kruis stelde dat T. onvoldoende verantwoording had afgelegd over het gebruik van het PGB voor de jaren 2012 tot en met 2014. De rechtbank oordeelde echter dat Zilveren Kruis niet tot terugvordering mocht overgaan. De rechtbank kwam tot de conclusie dat T. gedurende de gehele periode dezelfde zorg had ontvangen, die ook in andere jaren vergoed werd. Bovendien was vastgesteld dat T. niet in staat was om zelf verantwoording af te leggen, aangezien er bewind en mentorschap was ingesteld. De rechtbank vond het onaanvaardbaar dat Zilveren Kruis tot terugvordering overging, vooral omdat T. geen misbruik werd verweten. De rechtbank wees de vorderingen van Zilveren Kruis af en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/127600 / HA ZA 19-137
Vonnis van 16 september 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. R.J. Hoogeveen te Almelo,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2] ,
in hun hoedanigheid als bewindvoerders over de goederen van [naam] , wonende te [plaats]
beiden wonende te [plaats]
toegevoegd advocaat mr. G.J. van Kammen te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Zilveren Kruis, [gedaagden] en de bewindvoerders genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 november 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2020;
  • het B16 formulier van Zilveren Kruis van 22 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zilveren Kruis is op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangewezen als zorgkantoor. Zilveren Kruis voert subsidieregelingen uit, waaronder het Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB). In elke regio wordt de regeling PGB uitgevoerd door een zorgverzekeraar. Het zorgkantoor regelt de toekenning van de budgetten.
2.2.
Een PGB is een alternatief voor zorg in natura.
Het PGB is een geldbedrag waarmee iemand die zorg nodig heeft en daarvoor is geïndiceerd zelf hulp en begeleiding kan inkopen. Iedereen die een PGB krijgt, een zogenoemde budgethouder, moet verantwoording afleggen over zijn/haar uitgaven voor zorg, hulp en begeleiding. De hoogte van het PGB is afhankelijk van de persoonlijke situatie.
2.3.
Aan de hand van het indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg (hierna: CIZ) berekent het zorgkantoor de hoogte van het budget. Daarbij hanteert het zorgkantoor een lijst met door de overheid vastgestelde tarieven. Van het bruto PGB-budget gaat eerst een eigen bijdrage af, waarvan de hoogte afhankelijk is van het soort hulp en zorg. Het resterende bedrag - het netto budget - wordt door het zorgkantoor aan de budgethouder voldaan, in de vorm van voorschotten.
2.4.
Het budget en de duur voor welke periode het PGB is toegekend, is vastgelegd in een Toekenningsbeschikking. Op basis van die beschikking dient de budgethouder binnen zes weken na iedere voorschotperiode verantwoording af te leggen aan het zorgkantoor, via een verantwoordingsformulier. Budget dat niet aan de in de beschikking opgenomen zorg wordt besteed, moet na afloop worden terugbetaald aan het zorgkantoor. Dat geldt ook als de budgethouder nalaat om (voldoende) verantwoording af te leggen. Het terug te vorderen bedrag wordt vastgelegd in een zogenoemde Definitieve Afrekening PGB.
2.5.
Aan [gedaagden] als budgethouder is op zijn verzoek over de jaren 2012 tot en met 2014 een PGB toegekend en zijn periodiek bedragen aan hem ter beschikking gesteld.
2.6.
Omdat [gedaagden] over de jaren 2012 tot en met 2014 geen of onvoldoende verantwoording heeft afgelegd, heeft Zilveren Kruis het PGB van [gedaagden] met terugwerkende kracht beëindigd en de reeds betaalde voorschotten, dan wel reeds verrekende bedragen teruggevorderd. Hiervoor heeft het Zilveren Kruis een drietal (voor bezwaar vatbare) beschikkingen afgegeven, gedateerd op 2 mei 2014 (met betrekking tot het PGB voor het jaar 2012), 5 november 2014 (met betrekking tot het PGB voor het jaar 2013) en 2 december 2015 (met betrekking tot het PGB voor het jaar 2014).
2.7.
Volgens de beschikking van 2 mei 2014 heeft [gedaagden] over het jaar 2012 een bedrag van € 12.671,66 aan ontvangen PGB niet verantwoord.
2.8.
Tegen de beschikking van 5 november 2014 is door of namens [gedaagden] bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is bij beschikking op bezwaar van 30 juni 2015 (deels) gegrond verklaard. Tegen de andere beschikkingen is geen bezwaar ingesteld.
2.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2016 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan [gedaagden] en is er een mentorschap over hem ingesteld.
2.10.
Naar aanleiding van de beschikking op bezwaar van 30 juni 2015 heeft Zilveren Kruis op 24 januari 2018 twee nieuwe beschikkingen afgegeven. Volgens die beide beschikkingen is er over het jaar 2013 een bedrag van € 49.572,06 aan ontvangen PGB niet verantwoord en over het jaar 2014 een bedrag van € 59.089,83.
2.11.
Bij brief van 2 mei 2019 heeft de incassogemachtigde van Zilveren Kruis [gedaagden] - vergeefs - aangemaand tot betaling van een bedrag van € 105.327,21, vermeerderd met een bedrag van € 24.353,69 aan wettelijke rente.

3.Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis vordert samengevat - de veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 105.327,21 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Aan haar vorderingen legt Zilveren Kruis, verkort weergegeven, ten grondslag dat aan [gedaagden] over de jaren 2012 tot en met 2014 een PGB is toegekend en hiervoor periodiek bijdragen heeft ontvangen. Voor het door [gedaagden] ontvangen PGB gedurende deze jaren is geen of onvoldoende verantwoording afgelegd. Zilveren Kruis is als gevolg hiervan tot terugvordering overgegaan, op basis van onverschuldigde betaling. De terugvordering is vastgelegd in voor bezwaar vatbare beslissingen en deze hebben inmiddels alle formele rechtskracht. Aldus heeft Zilveren Kruis van [gedaagden] te vorderen gekregen een bedrag van in totaal € 105.327,2 (het niet verantwoorde PGB over de jaren 2012 tot en met 2014). Zilveren Kruis heeft zich door de wanbetaling van [gedaagden] genoodzaakt gezien haar vordering uit handen te geven en lijdt hierdoor vermogensschade. Deze schade bestaat uit wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagden] voert de volgende verweren. Zilveren Kruis heeft [gedaagden] gedagvaard, hoewel er sprake is van bewind en Zilveren Kruis en haar raadsman hiervan op de hoogte waren. Zilveren Kruis dient derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vorderingen. Voor het geval Zilveren Kruis wél ontvankelijk mocht worden verklaard in haar vorderingen, dienen deze afgewezen te worden. [gedaagden] is verzorgingsbehoeftig en zal dat altijd blijven. In zoverre maakt [gedaagden] terecht aanspraak op een PGB. De voorschotbetalingen voor de jaren tot 2012 en vanaf 2015 zijn volledig besteed aan zorg ten behoeve van [gedaagden] . De verantwoording over de jaren 2012 tot en met 2014 is niet volledig geweest, maar dat vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat [gedaagden] , hoewel hij daar absoluut niet toe in staat is, dit zelf heeft gedaan. Volgens [gedaagden] is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar dat Zilveren Kruis tot terugvordering overgaat. In die beoordeling dient, wat [gedaagden] betreft, eveneens de Richtlijn Terugvorderen Betalingen Trekkingsrecht PGB, opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten betrokken te worden. Zilveren Kruis verwijt [gedaagden] geen misbruik en er is wel degelijk zorg ingekocht (en verleend), maar niet voldoende verantwoord. Ook heeft het Zilveren Kruis aan bereidheid ontbroken om met [gedaagden] naar een oplossing te zoeken.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagden] is gedagvaard, hoewel hij door het bewind niet meer bevoegd is om in rechte op te treden (artikel 1:441 van het Burgerlijk Wetboek en Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:2014:525).
Omdat [gedaagden] zich heeft laten bijstaan door een advocaat, de bewindvoerders ter gelegenheid van de mondelinge behandeling - vrijwillig - zijn verschenen en het de rechtbank verder voldoende is gebleken dat zij zogezegd van alle 'ins en outs' op de hoogte zijn, zal de rechtbank de bewindvoerders als formele procespartij zal aanmerken.
4.2.
De bewindvoerders hebben geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het teruggevorderde bedrag. Dit bedrag staat derhalve vast. Tussen partijen is ook niet in geschil dat de van belang zijnde beschikkingen van Zilveren Kruis van 2 mei 2014 en 24 januari 2018 formele rechtskracht hebben, zodat de rechtbank er van heeft uit te gaan dat deze beschikkingen zowel voor wat betreft de totstandkoming als de inhoud ervan juist zijn. Dit beginsel van de formele rechtskracht staat er echter niet aan in de weg dat de bewindvoerders aan de orde kunnen stellen, zoals zij gedaan hebben, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het zorgkantoor tot invordering overgaat. Als dat het geval is kan Zilveren Kruis geen gebruik maken van haar invorderingsbevoegdheid (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1028). Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer van de bewindvoerders.
4.3.
Zilveren Kruis heeft namelijk niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [gedaagden] tot 2012 en vanaf 2015 dezelfde zorg heeft genoten als de hier in geschil zijnde periode, alsmede dat diezelfde zorg nu (nog steeds) wordt vergoed. De rechtbank leidt hieruit af dat [gedaagden] voor wat betreft de jaren 2012 tot en met 2014 op goede gronden aanspraak heeft gemaakt op een PGB. Dat hiervoor geen of onvoldoende verantwoording is afgelegd - het enige verwijt van Zilveren Kruis aan [gedaagden] - wordt door of namens hem erkend. Namens [gedaagden] is evenwel aangevoerd dat dit komt doordat hij dat zelf heeft gedaan, alhoewel hij daartoe absoluut niet in staat was. Ook dat heeft Zilveren Kruis niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, evenmin als de omstandigheid dat [gedaagden] juist om die reden onder bewind is gesteld en er mentoren zijn benoemd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [gedaagden] ook eerder, buiten de hier aan de orde zijnde periode, niet in staat is geweest om verantwoording af te leggen. Bij een dergelijke stand van zaken acht de rechtbank het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Zilveren Kruis tot terugvordering overgaat, temeer nu [gedaagden] geen misbruik wordt verweten.
4.4.
Op grond van het bovenstaande komt Zilveren Kruis naar het oordeel van de rechtbank geen invorderingsbevoegdheid toe. Gelet hierop, wordt - ook - niet meer toegekomen aan de vraag of de door of namens [gedaagden] aangehaalde Richtlijn van toepassing zou moeten zijn en/of er gronden zijn voor matiging. Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van Zilveren Kruis zal afwijzen. De rechtbank acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van Zilveren Kruis af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: