ECLI:NL:RBNNE:2020:284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
18/830014-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige pupil door kickbokstrainer

Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een kickbokstrainer, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige pupil. De verdachte, geboren in 1960, heeft zich gedurende een periode van bijna 16 maanden schuldig gemaakt aan het veelvuldig plegen van ontuchtige handelingen met een 14- tot 15-jarig meisje, dat onder zijn begeleiding trainde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van verregaande seksuele handelingen, waaronder onbeschermde seks, en dat deze handelingen plaatsvonden in een vertrouwensrelatie, waarbij de verdachte als trainer een belangrijke rol speelde in het leven van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer heeft gedetailleerd verklaard over de seksuele relatie die begon toen zij 14 jaar oud was, terwijl de verdachte volhield dat de relatie pas begon toen het slachtoffer 16 jaar was. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als geloofwaardiger beoordeeld, mede op basis van ondersteunend bewijs zoals sms-berichten en de context van hun relatie. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een verbod op lesgeven aan minderjarigen.

Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een schadevergoeding van € 5.000,- geëist, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft in haar oordeel ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de rol van de verdachte als trainer. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen dergelijke misstanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830014-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 augustus 2014 in de (toenmalige) gemeente Eemsmond, en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het zoenen en/of strelen van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer], en/of
- het likken van de vagina, althans het brengen van zijn tong in de vagina van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen en/of op en neer bewegen van zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 augustus 2016 in
de (toenmalige) gemeente Eemsmond en/of (elders) in Nederland - als kickbokstrainer/leraar - meermalen, althans eenmaal, (telkens), ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1998, door (telkens)
- die [slachtoffer] te zoenen en/of te strelen, en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] te duwen/brengen, en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te duwen/brengen, en/of
- het likken van de vagina, althans het brengen van zijn tong in de vagina van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen en/of op en neer bewegen van zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
De officier van justitie acht het feit te bewijzen op grond van de aangifte, de inhoud van de sms-berichten die aangeefster aan verdachte heeft gestuurd en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. Deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien maken de verklaring van verdachte dat hij geen seks met aangeefster heeft gehad voordat zij de leeftijd van 16 jaar had bereikt ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe samengevat aangevoerd dat de aangifte niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2], zijnde respectievelijk de moeder en halfzus van aangeefster, hebben slechts verklaard over gedachten en vermoedens die zij ten aanzien van de relatie tussen aangeefster en verdachte hebben gehad. Niet kan worden bewezen dat er seksueel contact is geweest tussen aangeefster en verdachte, voordat zij de leeftijd van 16 jaar had bereikt. Aangeefster is pas overgegaan tot het doen van aangifte nadat verdachte had gekozen voor zijn gezin. Dat maakt dat met enige terughoudendheid naar de aangifte moet worden gekeken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2017, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017104643, d.d. 26 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer], (geboren op [geboortedatum] 1998):
(p. 45) V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte].
(p. 46) A: In januari 2013 ben ik bij hem gaan trainen. Het begon een beetje met er als vaderfiguur voor mijn zijn, omdat ik nooit een vaderfiguur heb gehad. Dat begon met bijvoorbeeld mijn had vasthouden of zijn hand op mijn been leggen als ik het moeilijk had. Het handje vasthouden werd op een duur, knuffelen en neusje neusje geven. En van neusje neusje geven werd het een kus. En van een gewone kus werd het tongzoenen. Hij begon mij toen ook te zoenen en toen heeft hij seks met mij gehad. Dat is tot afgelopen februari zo geweest.
(p. 52) V: Wanneer is de allereerste keer dat er iets tussen jou en [verdachte] gebeurde?
A: Het was in ieder geval tussen 5 mei en 18 mei.
(p. 53) V: Hoe ging dat de eerste keer precies?
A: Volgens mij was ik aan het praten over hoe het thuis was en had ik het daar erg moeilijk mee. Ik heb het daar ook erg moeilijk mee gehad. En het was gewoon als steun, een hand op mijn been.
(p. 56) V: Wanneer gebeurde het voor het eerst dat [verdachte] je op de mond kuste?
A: Nou ja waarschijnlijk 2 of 3 dagen daarna.
A: Dat was op dezelfde plek. Vlakbij mijn huis, bij die afslag.
(p. 57) V: Wat ging er aan vooraf?
A: Precies hetzelfde. Zijn hand op mijn hand, precies hetzelfde. Van neusje neusje over in een kus.
V: Wat voor kus was het?
A: Zijn lippen op die van mij.
A: Ik denk dat neusje neusje, de kus en een tongzoen allemaal in dezelfde week waren. De tongzoen was voor het weekend of op zaterdag.
(p. 58) V: Hoe vaak is het voorgekomen dat [verdachte] je op deze manier tongzoende?
A: Sowieso op de dag van mijn wedstrijd nog. Mijn wedstrijd was op 18 mei.
(p. 59) V: Wat versta jij onder seks?
A: Dat de piemel in de vagina gaat.
V: Wanneer was de eerste keer seks met [verdachte]?
A: Of het is voor mijn eerste wedstrijd geweest op 18 mei 2013 of daarna. In ieder geval rond die tijd.
(p. 60) A: Hij is boven op mij geklommen. Hij heeft mijn broek naar beneden gedaan en die van hemzelf. En hij is in mij gegaan.
A: Voordat hij boven op mij klom heeft hij mij getongzoend.
(p. 62) V: Zijn piemel zit in jouw vagina. Wat doet hij dan?
A: Dan gaat hij gewoon heen en weer.
(p. 63) V: Hoe vaak is er in het totaal seks geweest tussen jou en [verdachte]?
A: In 4 jaar, echt heel vaak. In het begin bijna elke dag. Uiteindelijk 3 à 4 keer per week.
V: In wat voor tijdsbestek?
A: Van rond 18 mei 2013 tot februari 2017.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 mei 2017, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
(p. 73) V: Er is zo'n 4 jaar lang sprake geweest van een seksuele relatie tussen [verdachte] en jou. Welke seksuele handelingen heeft [verdachte] in al die tijd bij jou gedaan?
(p. 74) A: Zoenen, tongzoenen, seks, gevingerd, gebeft.
V: Welke seksuele handelingen heb jij in die periode bij hem gedaan?
A: Ik heb hem ook oraal bevredigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 7 december 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 november 2018 deed ik, verbalisant [verbalisant], onderzoek aan data op de mobile telefoon, Samsung Galaxy S4 mini, van [slachtoffer]. Daarbij zijn de volgende, door aangeefster aan verdachte verzonden sms-berichten, aangetroffen, van 25 augustus 2014 (p. 137) teruglopend in tijd naar 13 mei 2014 (p. 140):
20 augustus 2014 : Heeei lieverdje ik red het toch wel kan ik je nog even knuffelen
xxxxxx
20 augustus 2014 Ik zit al in het lokaal poepie love you so much xx
5 juli 2014 : Van harte gefeliciteerd schatje. Hoop dat ik bij de rest van al je
verjaardagen mag zijn <3 Hou erg veel van jou mijn snoepie xxxxxxxxxxx
12 juni 2014 : Schatje ben zo super trots op jou he!! Mijn hartje, mijn allesje
en mijn mannetje xxxxx
30 maart 2014 : Stommerd waarom ben je niet gewoon bij mij Denk alleen
maar aan jou, mis je zo ontzettend erg xxxxxxx
28 maart 2014 Schatje ik denk en hoop dat je al aan het slapen bent. Ik heb zin in morgen zie ik je gelukkig weer, ik mis je ... slaaplekker lieverd hou erg veel van je xxxxxx
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 november 2016, opgenomen op pagina 87 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016269470, d.d. 1 december 2016, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 96) Graag je aandacht voor het volgende:
Op 22 augustus 2016, omstreeks 21:21 uur, schrijf jij het volgende aan [slachtoffer]:
"Maar even wat anders, heb je aan [naam] verteld dat het al v.a. je 14de was".
[slachtoffer] schrijft: "We hebben het hier al over gehad?".
Jij schrijft: "Nee dat niet zou kunnen dat je hebt gezegd dat we sinds kort wat hadden".
[slachtoffer] schrijft: "ik ben niet in details getreden".
Jij schrijft: "voel me er niet lekker onder", "hoop dat je me begrijpt".
[slachtoffer] schrijft: "jawel".
Jij schrijft: "had liever gehad dat je zei dat we iets hadden, maar niet op je 14de".
[slachtoffer] schrijft: "ik ga niet liegen, dat weet je".
Jij schrijft: "ik ben zo strafbaar als maar kan".
V: Je schrijft dat je liever niet wilt dat [slachtoffer] tegen [naam] zegt dat 'het al vanaf
haar 14de was'. Wat bedoel je met 'het'?
A: Dat waren de dreigementen. Dat ze het openbaar zou maken.
5. De door verdachte ter zitting van 13 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik bracht [slachtoffer] vanaf het begin dat ze bij mij trainde, 's avonds na de training regelmatig met de auto naar huis. Tijdens een toernooi in Duitsland, na de zomervakantie in 2013, heb ik alleen met [slachtoffer] in een hotelkamer geslapen. U vraagt naar de sms-berichtjes die [slachtoffer] mij vanaf 28 maart 2014 stuurde. Het kan zijn dan we aan het flirten waren, er was namelijk wel een klik tussen ons. U vraagt waarom ik toen het contact tussen ons niet heb beëindigd. Ik was verliefd op haar. U houdt mij een hele reeks berichten voor die ik volgens de politie aan [slachtoffer] zou hebben verzonden. Ik ben inderdaad de afzender van die berichten.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat aangeefster in januari 2013 bij verdachte is gaan trainen en dat er al snel een affectieve relatie tussen hen beiden is ontstaan.
Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat er aanvankelijk sprake was van een 'vader-dochter-relatie ' waar aangeefster mede gelet op haar belaste verleden van seksueel misbruik door haar vader behoefte aan had. Hun affectieve relatie, waarin sprake was van veelvuldige intensieve contacten tijdens sporttrainingen en waarin verdachte uiteindelijk verliefd op aangeefster is geworden, ging over in een seksuele relatie nadat aangeefster 16 jaar was geworden, zo heeft verdachte verklaard.
Aangeefster heeft daarentegen verklaard dat de seksuele relatie tussen haar en verdachte is aangevangen in mei 2013, toen zij 14 jaar was.
Dat sprake is geweest van een seksuele relatie, zoals zowel aangeefster als verdachte verklaren, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door zich in het dossier bevindende WhatsAppberichten, foto's en filmpjes die aangeefster en verdachte elkaar vanaf 2015 over en weer hebben toegestuurd.
De rechtbank overweegt dat zij, voor wat betreft de periode waarin de seksuele relatie tussen aangeefster en verdachte is aangevangen, meer geloof hecht aan de verklaring van aangeefster, dan aan die van verdachte. Haar verklaring wordt allereerst ondersteund door de inhoud van de sms-berichten die aangeefster aan verdachte heeft gestuurd met ingang van 28 maart 2014. De toon van deze berichten is naar het oordeel van de rechtbank overduidelijk van iemand die haar verliefdheid uitspreekt en zeker niet van iemand die in het licht van een vader-dochter-relatie aan haar vader berichten stuurt.
Tevens wordt haar verklaring bevestigd door de verklaring van verdachte zelf, die door hem is afgelegd bij de politie op 11 november 2016. Op pagina 96 van het betreffende dossier wordt verdachte een berichtenwisseling tussen hem en aangeefster voorgehouden, waarbij verdachte onder meer tegen Aangeefster zegt: “had liever gehad dat je zei dat we iets hadden, maar niet op je 14de (..) ik ben zo strafbaar als maar kan". Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij dit bericht heeft gestuurd.
Ook kent de rechtbank betekenis toe aan de verklaring van aangeefster dat er seksuele handelingen met verdachte hebben plaatsgevonden op hun hotelkamer tijdens toernooien in het buitenland. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij tijdens een buitenlands toernooi met aangeefster alleen op een hotelkamer heeft verbleven toen zij nog geen 16 was.
De rechtbank gaat gelet op het voorgaande voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat ziet op geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster. Bovendien wijst de rechtbank er op dat verdachte in 2016 nog stelde dat hij helemaal geen seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht, maar dat hij daar in 2019, nadat aangeefster aangifte had gedaan, op is teruggekomen en het bestaan van een seksuele relatie tussen hen heeft erkend. Verdachte heeft dus aantoonbaar gelogen over het bestaan van de seksuele handelingen. Toen hij deze erkende heeft hij daaraan toegevoegd dat hij er zeker van is dat ze pas plaats vonden vanaf het moment dat aangeefster 16 was geworden. Nu verdachte echter eerder aantoonbaar heeft gelogen en aangeefster een gedetailleerde beschrijving geeft van hetgeen volgens haar op seksueel gebied is voorgevallen en waar en wanneer dat was, gaat de rechtbank uit van de juistheid van haar verklaring.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande het primair ten laste gelegde bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 augustus 2014 in de (toenmalige) gemeente Eemsmond, meermalen, telkens met [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]) (geboren op [geboortedatum] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]), te weten:
- het zoenen en strelen van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]), en
- het duwen/brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]), en
- het duwen/brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]), en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]), en
- het duwen/brengen en op en neer bewegen van zijn penis in de vagina en de mond van die [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, verplicht meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling, hetzij door zijn eigen behandelaar dan wel een door de reclassering aangewezen behandelaar, en het verbod om voor de duur van de proeftijd les te geven aan personen onder de leeftijd van 18 jaar.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit te volstaan met een taakstraf en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Volgens de reclassering is het recidiverisico laag en zijn bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd. Verdachte heeft hulpverlening en ondergaat al een behandeling. Deze behandeling zal in het gedrang raken met de oplegging van een gevangenisstraf. Verder is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn en is met het ondergaan van de inverzekeringstelling voldaan aan het vereiste van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 16 maanden schuldig gemaakt aan het veelvuldig plegen van ontuchtige handelingen met een 14- dan wel 15-jarig meisje, [slachtoffer]. Daarbij was sprake van verregaande seksuele handelingen en heeft er vele malen onbeschermde seks plaatsgevonden. Deze ontucht vond plaats in een situatie waarin het slachtoffer, als talentvolle kickbokster, één van de pupillen van verdachte was. Het slachtoffer won onder leiding van verdachte veel wedstrijden en had alles voor haar sportcarrière over, wat maakte dat verdachte als haar trainer een zeer belangrijke persoon voor haar was. Daarnaast was het slachtoffer een kwetsbaar meisje dat in haar jonge jeugd seksueel door haar vader was misbruikt en dat al eerder een relatie had gehad met een voor haar te oude vriend. Verdachte was van die omstandigheden op de hoogte en gelet op zijn leeftijd (als 52-, 53-jarige) en levenservaring (als vader) en zijn rol als haar trainer mocht van hem worden verwacht dat hij haar de benodigde begeleiding zou geven. In plaats daarvan is hij een seksuele relatie met haar aangegaan. Hij heeft daarmee het vertrouwen dat zij in hem had ernstig beschaamd en hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De relatie is na het bereiken van de 16-jarige leeftijd, terwijl verdachte nog steeds een trainer-pupil-relatie met aangeefster had, doorgegaan.
De wetgever heeft met de strafbaarstelling van het gedrag dat is omschreven in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogd om de jeugdige te beschermen tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen waarvan de gevolgen op een normale (seksuele) ontwikkeling van de jeugdige ingrijpend kunnen zijn. Ook in deze zaak heeft het handelen van verdachte grote negatieve gevolgen voor het slachtoffer gehad, zowel voor haar persoonlijke leven, als voor haar sport- en schoolcarrière, zoals is gebleken uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Het feit dat verdachte erkent dat hij wel een seksuele relatie met het slachtoffer heeft onderhouden tussen haar 16de en 18de jaar, terwijl hij haar trainer was, en aan wiens zorg het slachtoffer, zeker tijdens buitenlandse toernooien, was toevertrouwd, maakt dat hij erkent dat hij door de seksuele relatie gedrag heeft vertoond dat strafbaar is volgens het Wetboek van Strafrecht. Ondanks het feit de rechtbank niet toekomt aan bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, weegt de rechtbank dit strafwaardige gedrag wel mee bij de hoogte van de op te leggen straf.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
De rechtbank acht gelet op deze combinatie van feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in ieder geval passend en geboden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport van 19 december 2019. In dit rapport staat beschreven dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag en dat zij geen reden ziet voor het aanbieden van reclasseringsinterventies, onder meer nu verdachte zelf al via zijn huisarts hulp heeft gezocht.
De rechtbank leidt uit het rapport af dat verdachte deze hulp heeft gezocht nadat hij een suïcidepoging had ondernomen. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat de negatieve gevolgen die hij en zijn gezin hebben ondervonden, nadat het feit bekend was geworden en er vanuit het slachtoffer en haar moeder een hetze via de sociale media tegen hem is gevoerd, hem te veel zijn geworden.
De rechtbank acht het evenwel van belang dat diagnostiek en behandeling van verdachte plaats gaan vinden, mede gericht op het delict dat hij heeft begaan. Verdachte is als volwassen man en sporttrainer een seksuele relatie aangegaan met een 14-jarige pupil en heeft deze relatie vier jaren lang onderhouden waarbij hij het slachtoffer in de loop der tijd als een gelijkwaardige partner is gaan zien. Ten aanzien van de eerste jaren van die seksuele relatie heeft verdachte geen verantwoordelijkheid willen nemen. Ten aanzien van de periode erna heeft verdachte erkend dat hij met het aangaan van een seksuele relatie met het slachtoffer een grote fout heeft gemaakt, maar hij heeft er daarbij geen blijk van gegeven dat hij daarmee als 38 jaar oudere man de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer ernstig heeft verstoord. Integendeel, hij ervaart de gevolgen die hij er zelf van heeft ondervonden zo zwaar, dat hij zichzelf daarmee genoeg vindt gestraft.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De strafzaak is aangevangen op 9 november 2016, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent een overschrijding van ruim 14 maanden hetgeen naar het oordeel van de rechtbank tot een strafvermindering met minimaal 10% dient te leiden.
Al het bovenstaande in aanmerking nemend, is de rechtbank -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden is. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn komt de rechtbank uit op de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden. Die straf is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden. Omdat verdachte als sportinstructeur in contact staat met minderjarige pupillen ziet de rechtbank reden om de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering bij wijze van voorschot op eventuele schade die in de toekomst door het feit nog kan ontstaan, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering, nu niet is gebleken dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde feit. Niet valt uit te sluiten dat de diagnose PTSS het gevolg is van het seksueel misbruik dat de benadeelde partij in haar jeugd heeft ondergaan of van een eerdere relatie die zij met een andere kickbokstrainer heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden (en met stukken is onderbouwd) dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De omstandigheid dat de benadeelde partij eerder in haar leven, voorafgaand aan het bewezen verklaarde, traumatische ervaringen heeft meegemaakt, maakt niet dat verdere schade door het huidige feit niet meer veroorzaakt kan worden. De rechtbank acht de vordering in zoverre onvoldoende betwist en zal deze toewijzen voor het bedrag van
€ 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 augustus 2014.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
16 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 5 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, wanneer hij door de reclassering daartoe wordt uitgenodigd. Hierna zal hij zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling door zijn eigen - dan wel een door de reclassering aangewezen - behandelaar, zulks te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen training zal geven aan personen jonger dan 18 jaar.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer](voorheen [slachtoffer]) toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]) te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (voorheen [slachtoffer]) daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2020.