ECLI:NL:RBNNE:2020:2834

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
18-730468-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde met recidiverisico en noodzaak tot diagnostiek en behandeling

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen over de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1981, was onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 78 maanden en had eerder al te maken gehad met herroepingen van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling op 5 juli 2017 was, maar dat de veroordeelde feitelijk pas op 11 oktober 2017 in vrijheid was gesteld. Sindsdien zijn er meerdere herroepingen geweest, waarbij de laatste herroeping op 16 april 2020 plaatsvond, met een verlenging van 180 dagen.

De officier van justitie heeft op 9 juli 2020 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling opnieuw zou worden uitgesteld, ditmaal voor 180 dagen, omdat het recidiverisico onvoldoende kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Tijdens de openbare terechtzitting op 4 augustus 2020 is de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en de reclassering een deskundige getuige heeft geleverd. De reclassering heeft in rapporten aangegeven dat er een hoge kans op recidive is en dat er noodzaak is voor diagnostiek en behandeling in een forensische setting.

De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en de voorwaardelijke invrijheidsstelling uitgesteld voor de duur van 60 dagen, of tot de datum van opname in de FPK te Assen, indien dit eerder kan plaatsvinden. De rechtbank heeft benadrukt dat het recidiverisico niet kan worden ingeperkt zonder de noodzakelijke diagnostiek en behandeling, en heeft de reclassering aangespoord om een tussenvoorziening te realiseren voor de veroordeelde in afwachting van de diagnostiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
v.i.-zaaknummer: 99-000200-34
parketnummers: 24-000994-10, 24-000997-11 en 18-730468-13
Beslissing van de meervoudige kamer van 18 augustus 2020 op een vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
in de zaak tegen veroordeelde

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
thans verblijven in de [instelling],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

Veroordeelde is onherroepelijk veroordeeld door respectievelijk het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en de rechtbank Noord-Nederland op18 november 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen.
De oorspronkelijke datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling was 5 juli 2017. Veroordeelde werd feitelijk in vrijheid gesteld op 11 oktober 2017.
Bij beslissing van deze rechtbank van 20 april 2018 is besloten tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 52 dagen.
Bij beslissing van deze rechtbank van 27 februari 2019 is wederom besloten tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 90 dagen.
Bij beslissing van deze rechtbank van 16 april 2020 is laatstelijk besloten tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 180 dagen.
De voorlopige datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling is thans vastgesteld op 22 augustus 2020.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 9 juli 2020 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden uitgesteld voor de duur van 180 dagen of zoveel korter indien eerder een passende plek wordt gevonden, omdat het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor het plegen van misdrijven onvoldoende kan inperken.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2020. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Kampen, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek. Tevens is verschenen de getuige-deskundige [naam 1], reclasseringswerker.

Beoordeling

Het rapport van 31 maart 2020
Uit het rapport van de Reclassering Nederland van 31 maart 2020, opgesteld door [naam 2], reclasseringswerker, blijkt onder meer dat de kans van slagen van een vervolg van het reclasseringstoezicht niet aanwezig wordt geacht . Een klinische behandeling in een FPA, FPK of soortgelijke instelling is noodzakelijk. Om een duidelijk psychiatrisch beeld te krijgen zou ook gedacht kunnen worden aan het opmaken van een PJ rapportage. Vanuit de klinische setting zal er met een juiste behandeling en begeleiding sprake kunnen zijn van een zorgvuldige resocialisatie in de maatschappij, waardoor de kans groot is dat het recidiverisico in de toekomst zal afnemen.
Het rapport van 23 juni 2020
Uit het rapport van de Reclassering Nederland van 23 juni 2020, opgesteld door M. [naam 1], reclasseringswerker te Leeuwarden, blijkt onder meer het volgende.
Veroordeelde verblijft thans in de [instelling] na (een drietal) gedeeltelijke herroepingen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, vanwege overtreding van de bijzondere en algemene voorwaarden. De reclassering is opnieuw verzocht in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling te adviseren betreffende de mogelijkheden en te stellen voorwaarden.
Het is eerder onvoldoende haalbaar gebleken om vanuit een ambulante setting de juiste hulpverlening en ondersteuning in te zetten. De aanmelding bij de forensische GGZ in verband met diagnostiek en behandeling voor agressieproblematiek heeft niet geleid tot behandeling. Ook de behandeling binnen de FPA in het verleden is voortijdig gestopt wegens incidenten. De geïndiceerde diagnostiek en behandeling blijft daarmee steeds opnieuw uit.
In het verleden is veroordeelde gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis in combinatie met agressieregulatie problematiek. Deze diagnose is ouder dan twee jaar en daarom niet meer valide. Inmiddels zijn daarbij vragen over de mogelijkheid van overvraging op het cognitieve vermogen van veroordeelde, zodat ook IQ bepalingsonderzoek wenselijk is en de juiste ondersteunende trajecten ingezet kunnen worden.
In de afgelopen jaren ziet de reclassering dat veroordeelde zich binnen de gestructureerde beveiligde omgeving van de P.I. goed staande kan houden. Echter, binnen de maatschappij lukt het hem onvoldoende om de geboden stabiliteit vast te houden. Hierdoor kan veroordeelde zich niet houden aan de opgelegde voorwaarden, zijn er agressie incidenten en is er een aanhouding geweest wegens verdenking van een winkeldiefstal.
De reclassering acht een volledig persoonlijkheidsonderzoek middels diagnostiek en behandeling noodzakelijk. Eerdere ambulante behandeling en FPA plaatsing hebben niet het gewenste resultaat geleverd, zodat de reclassering stelt dat een forensische behandelsetting in een FPK geïndiceerd is. Eerst zal diagnostiek moeten plaatsvinden om een passend en op maat gemaakt behandel- en ondersteuningsplan te maken. Om de kans op recidive te beperken is daarnaast ook een passend aanbod voor de juiste woonvorm, dagbesteding, professionele financiële- en reguliere ondersteuning noodzakelijk.
Er is thans een IFZO-indicatie voor plaatsing binnen de FPK afgegeven voor de duur van 3 maanden voor onderzoek en diagnostiek. Echter, er is nog geen indicatie voor een aansluitende behandeling, omdat niet voldaan is aan het wettelijke criterium dat diagnostiek niet meer dan één jaar oud mag zijn. Hierdoor ontstaat er een overbruggingsperiode tussen diagnostiek en behandeling, die volgens de reclassering nog nader ingevuld moet worden. Zij zullen daarvoor in de komende periode diverse aanmeldingen doen bij (tijdelijke) woonvoorzieningen, zodat veroordeelde na diagnostiek niet dakloos is. Het hebben van een stabiele woon- of verblijfplaats is cruciaal bij het opbouwen van een justitievrij leven. Wanneer hij dit niet heeft, of opnieuw geen passende plek wordt gevonden, is de kans op recidive hoog. Er zijn eerder diverse woonvormen geprobeerd, maar niet met het gewenste resultaat. Verder heeft de reclassering tijd nodig om overige voorwaarden te stellen, die elkaar mogelijk overlappen, waardoor op alle mogelijke scenario’s kan worden ingezet qua afgifte van indicaties.
De reclassering schat het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Zonder diagnostiek en behandeling in een FPK setting zien zij geen mogelijkheden om het recidiverisico te kunnen beperken.
Geadviseerd is om de voorwaardelijke invrijheidsstelling uit te stellen voor een periode van 6 maanden, dan wel zoveel korter dan de reclassering aangeeft in verband met de nog niet vast te stellen opnamedatum binnen de FPK te Assen.
De getuige-deskundige [naam 1] heeft ter terechtzitting de inhoud en het advies van het rapport van 23 juni 2020 bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Veroordeelde heeft telkens voor aanvang van ambulante behandelingen voorwaarden overtreden, waardoor terugplaatsing in detentie volgde.
Er is een IFZO indicatie voor diagnostiek in de FPK Assen, maar er is geen opnamedatum. Ook een termijn voor opname is er niet. Nieuwe diagnostiek in de FPK Assen is nodig, omdat de voorhanden zijnde diagnostiek ouder is dan één jaar en daarmee niet voldoet aan de wettelijke eisen voor afgifte van een indicatie voor behandeling in een FPK. Na diagnostiek ontstaat een tussenperiode voorafgaand aan behandeling. Voor die tussenperiode moeten voldoende voorwaarden worden gesteld om het recidiverisico te beperken, zoals een passende woonvoorziening. Diagnostiek is ook noodzakelijk voor het opstellen van voorwaarden voor (ambulante) behandeling op alle leefgebieden.
Subsidiair heeft de reclassering afstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling geadviseerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering mondeling gewijzigd in die zin dat is gevorderd tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de duur van 90 dagen of zoveel korter indien veroordeelde eerder kan worden opgenomen voor diagnostiek in de FPK te Assen. Diagnostiek is noodzakelijk en veroordeelde is gemotiveerd om mee te werken aan de te stellen voorwaarden van voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Het standpunt van de verdediging
Veroordeelde heeft ter terechtzitting aangegeven dat er niets is gebeurd sinds de vorige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 180 dagen, waardoor zijn tijd in detentie is verspild. Veroordeelde heeft ontkend dat er sprake is van enig recidiverisico. Voorts heeft hij gesteld dat hij begeleid wonen niet ziet zitten en eerdere ambulante behandeling nooit is aangevangen. Evenwel heeft hij gesteld zijn medewerking te zullen verlenen aan alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting de volgende verweren gevoerd.
Primair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen. Langere tijd is verzuimd om uitvoering te geven aan de geadviseerde benodigde diagnostiek, terwijl veroordeelde daartoe wel gemotiveerd is. Bij afwijzing heeft de reclassering alsnog de tijd om een passende woonvoorziening voor veroordeelde te vinden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de behandeling voor onbepaalde tijd doch maximaal anderhalve maand aan te houden, zodat de reclassering in de gelegenheid kan worden gesteld een concrete opnamedatum te benoemen. De datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling moet immers bepaald zijn en de geadviseerde formulering van ‘zoveel korter’ is daarvoor onvoldoende.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de voorwaardelijke invrijheidsstelling uit te stellen voor maximaal één maand.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de voorwaarden tot het uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is voldaan. Uit de rapporten blijkt immers dat door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt (artikel 6:2:12 onder d Wetboek van Strafvordering, hierna: Sv). Afwijzing van de vordering is dan ook niet aangewezen.
De rechtbank ziet – gelet op het voorgaande – aanleiding de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
Uit voornoemd rapport van 31 maart 2020 blijkt dat de reclassering heeft geadviseerd om te komen tot het stellen van een diagnose (eventueel door een Pro Justitia rapportage) en tot een klinische behandeling in FPA, FPK of een soortelijke instelling, omdat daardoor het recidiverisico mogelijk wel voldoende kon worden ingeperkt.
Bij beslissing van deze rechtbank van 16 april 2020 heeft de rechtbank besloten tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor 180 dagen. Daarbij heeft de rechtbank het belang van een passende hulpverlening zoals in casu is geadviseerd onderschreven met de overweging dat de komende periode moet worden benut om diagnostiek te laten plaatsvinden en eventueel te kijken naar een klinische opname.
Uit het rapport van 23 juni 2020 blijkt dat er geen recente en valide diagnostiek beschikbaar is, terwijl er wel duidelijke signalen zijn van persoonlijkheidsproblematiek, agressieregulatie problematiek en een vermoeden van cognitieve beperkingen. Tot op heden heeft er geen behandeling plaatsgevonden en kan er ook geen passend plan van aanpak worden gemaakt om veroordeelde goed te laten resocialiseren binnen de maatschappij en daarmee het recidiverisico te verlagen. Nu ambulante behandeling en FPA plaatsing niet tot het gewenste resultaat hebben geleid is plaatsing binnen een FPK te Assen de geëigende plek.
Geadviseerd is uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de duur van 6 maanden voor diagnostiek bij de FPK te Assen, daarna een tussenvoorziening en daarna eventuele behandeling binnen een FPK. Tijdens de terechtzitting is gebleken dat nog steeds onduidelijk is wanneer er plek zal zijn in de FPK te Assen voor de benodigde diagnostiek.
De rechtbank overweegt dat uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 180 dagen, maar ook de door de officier van justitie gevorderde 90 dagen, een lange periode betreft, omdat al uit het rapport van 31 maart 2020 blijkt dat diagnostiek noodzakelijk is en eventueel een klinische behandeling moet volgen, hetgeen is onderschreven door de rechtbank bij beslissing van 16 april 2020.
Anderzijds is een voorwaardelijke invrijheidsstelling van veroordeelde op 22 augustus 2020 maatschappelijk onverantwoord, gelet op het hoge recidiverisico voor misdrijven als veroordeelde zonder voorwaarden detentie verlaat.
De rechtbank is van oordeel dat, zolang er geen opnamedatum voor diagnostiek in de FPK te Assen beschikbaar is, het recidiverisico voor het plegen van misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt. De rechtbank gaat ervan uit dat de reclassering de komende periode voortvarend te werk gaat, zodat de veroordeelde zo spoedig mogelijk op een voor hem geschikte plek in de FPK te Assen, of een soortgelijke instelling, terecht kan. De rechtbank adviseert de reclassering, voor het geval er niet tijdig een opnamedatum beschikbaar is voor diagnostiek, een tussenvoorziening voor wonen te realiseren. . waar veroordeelde in afwachting van diagnostiek kan verblijven.
Voor een aanhouding van de behandeling, zoals door de verdediging is bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Gelet op vorenstaande zal de vordering worden toegewezen voor de duur van 60 dagen, of tot de datum van opname als de veroordeelde binnen deze periode kan worden opgenomen voor diagnostiek in de FPK te Assen of soortgelijke instelling.

Beslissing

De rechtbank:

Wijst de vordering toe.
Stelt de voorwaardelijke invrijheidsstelling uit voor de duur van 60 dagen, of tot de datum van opname als de veroordeelde binnen deze periode kan worden opgenomen voor diagnostiek in de FPK te Assen of soortgelijke instelling.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2020.