Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een synthetisch drugslaboratorium en het telen van hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het drugslaboratorium, dat op 11 december 2019 in Leeuwarden was aangetroffen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 3 maart 2020 in Winsum hennep had geteeld. De verdachte had bekend dat hij zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, wat leidde tot de bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank besloot om de verdachte een taakstraf van 120 uren op te leggen, zonder een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat hij een first offender was en al langere tijd in voorarrest had gezeten. De rechtbank hield rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS en de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de aard van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.