ECLI:NL:RBNNE:2020:2815

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
18/750003-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor betrokkenheid bij synthetisch drugslaboratorium, wel veroordeling voor telen van hennep

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een synthetisch drugslaboratorium en het telen van hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het drugslaboratorium, dat op 11 december 2019 in Leeuwarden was aangetroffen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 3 maart 2020 in Winsum hennep had geteeld. De verdachte had bekend dat hij zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, wat leidde tot de bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank besloot om de verdachte een taakstraf van 120 uren op te leggen, zonder een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat hij een first offender was en al langere tijd in voorarrest had gezeten. De rechtbank hield rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS en de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de aard van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750003-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 augustus 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 11 december 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal (telkens) bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 11 december 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, opzettelijk heeft/hebben vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal (telkens) bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 11 december 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden en/of te Hurdegaryp, in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijke behulpzaam is geweest,
door voor (onder meer) die [medeverdachte] via Internet op diverse websites (te weten: [website] en/of [website]/ Alibaba.com/ Marktplaats.nl/ [website]/ [website]) te zoeken naar (een) goed(eren) en/of materia(a)l(en) geschikt voor de productie van amfetamine (te weten: (onder meer) chemieslang(en) en/of pompen) en/of (vervolgens) door het aanschaffen van soortgelijke goederen en/of (vervolgens) beschikbaar stellen aan (onder meer) die [medeverdachte] en/of door het (via Telegram) aan die [medeverdachte] vragen – zakelijk weergegeven – wanneer hij de pomp moet hebben, in elk geval op enigerlei wijze opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
2.
hij op of omstreeks 3 maart 2020 te Winsum, in de gemeente Het Hogeland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [straatnaam], aldaar, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 420 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 31, vijfde lid, van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde, zowel in de primaire als de subsidiaire variant, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde, gelet op het aantreffen van de hennepkwekerij op het adres [straatnaam] te Winsum en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de eventuele bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1.
De rechtbank acht het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 2.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [2] en de bekennende verklaring van verdachte [3] blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 maart 2020 te Winsum, in de gemeente Het Hogeland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [straatnaam], aldaar, een hoeveelheid van in totaal 420 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit ter zake van feit 2 een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 weken.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep, waardoor hij de maatschappij schade heeft berokkend. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de teelt en handel van hennep criminaliteit en overlast met zich brengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS. Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde een werkstraf voor de duur van 120 uren alsmede een maand gevangenisstraf voorwaardelijk vastgesteld. Daarbij gaat het om het kweken van tussen de honderd en vijfhonderd hennepplanten. Het aantal planten dat verdachte heeft geteeld ligt net onder de bovengrens van deze bandbreedte. De rechtbank houdt voorts rekening met de (zekere) professionaliteit van de ingerichte hennepkwekerij.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 30 juli 2020 opgesteld door [naam], reclasseringswerker van Reclassering Nederland. Hieruit blijkt onder meer dat er een aantal criminogene factoren naar voren zijn gekomen, te weten financiën, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding. Er zijn geen financiële problemen, maar wel hebben financieel gewin en een zekere zucht naar spanning bijgedragen aan de door verdachte gemaakte keuzes. Hij heeft geen afstand genomen van criminaliteit. Verdachte heeft verder een stabiele leefsituatie. Er zijn geen aanwijzingen voor psychosociale kwetsbaarheid, waardoor de reclassering het handelen van verdachte beoordeelt als een bewuste keuze. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte geeft aan afstand te hebben genomen van criminaliteit en werkt actief aan maatschappelijk geaccepteerde doelen. Er is hiervoor geen ondersteuning vanuit de reclassering nodig.
De rechtbank heeft geen redenen om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS en zal volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren. Oplegging daarnaast van een voorwaardelijke (gevangenis)straf acht de rechtbank niet aangewezen, mede omdat door de reclassering geen bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd, de bewezenverklaring slechts ziet op één dag telen van hennep, verdachte first offender is en hij langere tijd in voorarrest heeft doorgebracht wegens de verdenkingen ten aanzien van feit 1, terwijl de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken. Feitelijk is een (voorwaardelijke) straf langer dan het voorarrest niet passend.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen jammer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerp, te weten een dataschijf (gegevensdrager jammer), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Dit aan verdachte toebehorende voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, welk voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht is aangetroffen, en het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen dataschijf (gegevensdrager jammer).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van ambtsedige processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer NN1R019115-GLUCK, opgemaakt door Districtsrecherche Fryslân, waarvan de ordners als volgt zijn onderverdeeld en genummerd. Algemeen dossier en persoonsdossier zijn doorgenummerd 1 tot en met 741. Methodieken dossier is doorgenummerd 1 tot en met 51. Beslag dossier is doorgenummerd 1 tot en met 227.
2.Algemeen dossier pagina’s 562, 563, 564 en 565.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2020.