Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 5 juli 2018 te Groningen werd aangehouden met een aanzienlijk contant geldbedrag van € 266.720,50. De verdachte, die geen vaste woonplaats had en niet ingeschreven stond in de basisadministratie, gaf geen concrete verklaring voor de herkomst van het geld. Tijdens de aanhouding werden ook twee wapens aangetroffen, een pepperspray en een stroomstootwapen, die de verdachte claimde te hebben voor zelfverdediging in zijn pizzeria. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een verifieerbare verklaring te geven voor de herkomst van het geld, en dat het vermoeden bestond dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de wapens, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze als wapens in de zin van de wet konden worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en het in beslag genomen geldbedrag werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de proceshouding van de verdachte.