ECLI:NL:RBNNE:2020:2633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
18/730291-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige brandstichting in Leeuwarden met aanzienlijke schade en gevaar voor omwonenden

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zes gevallen van brandstichting in december 2019. De verdachte heeft op verschillende nachten containers, schuttingen en de gevels van woningen in brand gestoken, wat leidde tot grote angst en onrust onder de buurtbewoners. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist die gelijk was aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. De rechtbank oordeelde echter dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van het voorarrest. Ook werden twee vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat de brandstichtingen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebrachten, en dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, ondanks de psychologische rapportages die een beperkte neurocognitieve stoornis aangaven. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de impact op de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730291-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
thans wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.L. van Onna, advocaat te Franeker. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een schutting(deel) behorende bij een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die/dat schutting(deel) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (een) ander(e) schutting(en)/schuttingde(e)l(en) en/of die woning en/of (een) ander(e) belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s)/aanwezige(n) in die woning en/of die/dat belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een schutting(deel) behorende bij een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningcorporatie [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2. primair
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (de inhoud van) een vuilniscontainer, althans met brandbare (afval)materialen en/of met een schutting(deel) van een steeg achter (onder meer) een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die vuilniscontainer en/of die afvalmaterialen en/of die/dat schutting(deel) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (een) ander(e) schutting(en)/schuttingde(e)l(en) en/of die woning en/of (een) ander(e) belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s)/aanwezige(n) in die woning en/of die/dat belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een schutting(deel) van een steeg gelegen achter (een) woning(en) gelegen aan de [straatnaam] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningcorporatie [benadeelde partij] en/of een vuilniscontainer, geheel of ten dele toebehorende aan een omwonende, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. primair
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 7 en 8 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (personen)auto (een grijze Peugeot 307 met het kenteken [kenteken] en toebehorende aan [slachtoffer 1] ), welke auto geparkeerd stond op de [straatnaam] , aldaar, met dat opzet een ruit van die auto heeft ingeslagen en/of (vervolgens) een brandend bekertje of een bekertje met brandend materiaal of een brandende stof) (op een stoel) in die auto heeft geplaatst, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die auto zelf en/of goederen in die auto, en/of (een) dicht naast die auto geparkeerd staand busje en/of
een of meer ander(e) aldaar geparkeerd staand(e) voertuig(en), te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 7 en 8 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (een grijze Peugeot 307 met het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4. primair
hij op of omstreeks 13 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk brand heeft gesticht aan/nabij de voorgevel/voorzijde en/of (vervolgens) aan/nabij de achtergevel/achterzijde van een woning (perceel [straatnaam] , aldaar)
(telkens) door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof (telkens) ten gevolge waarvan een deel van die voorgevel en/of die achtergevel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval (telkens) brand is ontstaan, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor (de rest van) die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of voor een of meer belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval (telkens) gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of
meer bewoner(s)/aanwezige(n) in die woning en/of die/dat belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval (telkens) levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningcorporatie [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5. primair
hij op of omstreeks 1 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
(meermalen) opzettelijk brand heeft gesticht door (telkens) open vuur in aanraking te brengen met
-een schutting(deel) (behorende bij een woning in gebruik bij [slachtoffer 2] , perceel [straatnaam] , aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die/dat schutting(deel) en/of een groene container en/of een grijze container en/of een fiets geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of
-een schutting(deel) (behorende bij een woning in gebruik bij [slachtoffer 3] , perceel [straatnaam] , aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die/dat schutting(deel) geheel of gedeeltelijk is verbrand en/of
-een schutting(deel) (behorende bij een woning, perceel [straatnaam] , aldaar), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die/dat schutting(deel) geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval (telkens) brand is ontstaan en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor (een) ander(e) schutting(en)/schuttingde(e)l(en) en/of die woning en/of (een) ander(e) belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s)/aanwezige(n) in die woning en/of die/dat belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk
-een schutting(deel) behorende bij een woning, perceel [straatnaam] en/of een schutting(deel) en/of een regenpijp behorende bij een woning, perceel [straatnaam] en/of een schutting(deel) behorende bij een woning [straatnaam] , (telkens) toebehorende aan woningcorporatie [benadeelde partij]
en/of
-een groene container en/of een grijze container en/of een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of haar dochter,
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig zijn schriftelijke requisitoir veroordeling gevorderd voor de feiten 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair. Hij heeft hiertoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
Er is rechtstreeks en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de brandstichtingen op 21 december 2019 (feiten 1. en 2.) Verdachte wordt op de camerabeelden waargenomen en een verbalisant herkent verdachte als degene die rondom 01.50 uur zijn woning ingaat. Voorts heeft verdachtes stappenteller zijn bewegingen rondom het tijdstip van de brandstichtingen geregistreerd.
Ten tijde van de tweede brandstichting (feit 1.) wordt verdachte door een buurvrouw herkend. Camerabeelden registreren dat het licht in de hal van de woning van verdachte om 03.00 uur aan gaat en daarna weer snel dooft. Ook nu geeft de stappenteller aan dat verdachte rond de tijd van de brandstichting in beweging is.
Met betrekking tot de poging brandstichting van de auto (feit 3.) is de officier van justitie van oordeel dat verdachte deze brand heeft proberen te stichten. Ook hier kan met de feiten 1 en 2 geschakeld worden voor het bewijs gelet op de plaats delict, het tijdstip en de stappenteller die die nacht aan slaat op het moment dat een getuige verdachte bezig ziet bij de bewuste auto. Ook ten aanzien van de branden op respectievelijk 1 december 2019 (feit 5.) en 13 december 2019 (feit 4.) heeft de stappenteller op de telefoon van verdachte geregistreerd dat verdachte actief is rondom de tijdstippen van de branden. Gelet op deze omstandigheden in combinatie geschakeld met de feiten 1. en 2. kan volgens de officier van justitie bewezen worden dat verdachte degene is geweest die deze branden heeft gesticht. Het betreft ook nu branden in de nachtelijke uren, in dezelfde straat, met dezelfde objecten en ook hier is te zien dat verdachte in beweging komt ten tijde van de branden, zoals dat ook telkens bij de andere branden is waar te nemen.
Bij de feiten 1., 2., 4. en 5. is sprake geweest van gemeen gevaar voor personen en goederen. Bij feit 3 was gemeen gevaar voor goederen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitnota en haar aanvulling ter zitting betoogd dat ten aanzien van de feiten 1., 3., 4. en 5. -zowel in de primaire als subsidiaire varianten- vrijspraak dient te volgen. Zij heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1.
Verdachte ontkent de brand te hebben gesticht. De enkele verklaring van de getuige [getuige 2] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Haar verklaringen zijn wisselend en innerlijk tegenstrijdig. De informatie uit de stappenteller kan niet dienen tot bewijs, nu hieruit alleen maar blijkt wanneer verdachtes telefoon heeft bewogen. Ook is het, aldus de raadsvrouw, onaannemelijk dat verdachte de brand heeft gesticht omdat verdachte daarmee de kans zou hebben aanvaard dat zijn eigen schutting ook zou worden vernield. Tot slot heeft de raadsvrouw gemotiveerd aangevoerd dat er geen sprake is geweest van levensgevaar.
Ten aanzien van feit 2.
Verdachte heeft bekend deze brand te hebben gesticht, maar heeft dit niet welbewust gedaan. Daarnaast is bij deze brand geen gemeen gevaar voor personen geweest, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3.
Wettig bewijs dat verdachte bij de auto heeft gestaan, de ruit heeft ingegooid en brand heeft gesticht is er niet. Verdachte heeft ontkend dat hij bij de auto aanwezig is geweest. De stappenteller geeft geen relevante informatie en de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en de getuige [getuige 1] zijn ingekleurd.
Ten aanzien van feit 4.
Zowel de aangifte als het rapport van [benadeelde partij] zijn doorspekt van vermoedens en aannames. Wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen gevaar voor personen is geweest omdat niemand zich in het pand bevond.
Ten aanzien van feit 5.
Bij gebrek aan wettig bewijs in combinatie met de ontkenning van verdachte dient ook ten aanzien van dit feit een algehele vrijspraak te volgen. De verdenking berust louter op verdenkingen die zijn gevoed door gevoel. Uit de stappenteller blijkt niet dat verdachte de branden kan hebben aangestoken. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de brandweer niets heeft geconstateerd over de mogelijke kans op letsel.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat tussen 7 december 2019 15.00 uur en 8 december 2019 rond 08.15 uur geprobeerd is brand te stichten in haar grijze Peugeot 307. De auto stond geparkeerd in de [straatnaam] .
De getuige [getuige 1] stelt op 8 december 2019 omstreeks 01.15 uur à 01.45 uur op het parkeerterrein in de [straatnaam] bij een grijze auto en een witte bus verdachte te hebben gezien. Wanneer de getuige vervolgens bij de auto's kijkt, ziet hij geen schade. De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde aangifte en getuigenverklaring vast dat de poging tot brandstichting danwel vernieling heeft plaatsgevonden op 8 december 2019 na 01.15 uur.
Verdachte heeft ontkend dat hij dit feit heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij op 7 december 2019 rond half 12 's avonds bij zijn ouders, die op loopafstand wonen, een slaappil heeft gehaald. Verdachte stelt daarna naar huis te zijn gegaan om te gaan slapen.
De rechtbank overweegt dat uit het overzicht van de stappenteller (p. 96 e.v.) kan worden afgeleid dat de telefoon van verdachte op 7 december 2019 om 22.49 uur in beweging is geweest (185 stappen). Dit zou overeen kunnen komen met verdachtes verklaring dat hij bij zijn ouders is geweest. De volgende beweging die de stappenteller geregistreerd heeft is op 8 december 2019 om 01.34 uur, er zijn dan 21 stappen gezet, wat volgens de stappenteller in dit geval correspondeert met 0,07 meter. Daarna registreert de stappenteller pas weer bewegingen op 8 december 2019 om 10.59 uur.
De rechtbank overweegt dat enig direct bewijs dat verdachte bij het plegen van dit strafbare feit betrokken is geweest, ontbreekt. Van een zodanig specifieke modus operandi dat daarmee door middel van schakelbewijs tot een bewezenverklaring van dit feit gekomen kan worden is de rechtbank evenmin gebleken. Verdachte zal daarom van zowel het onder 3. primair als subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Algemene overwegingen met betrekking tot de feiten 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair
In de periode van 1 december 2019 tot en met 21 december 2019 wordt diverse keren brand gesticht gedaan aan de voor- en achterzijde van percelen aan de [straatnaam] .
Verdachte heeft ter zitting de als feit 2. ten laste gelegde brandstichting erkend. Deze in de nacht van 21 december 2019 om 01.50 uur gemelde brand heeft hij volgens zijn verklaring gesticht door inhoud van een vuilniscontainer met zijn aansteker in brand te steken. De container stond in de steeg achter de woning [straatnaam] . De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door (onder meer) camerabeelden en de informatie van de stappenteller op zijn telefoon.
Iets later in diezelfde nacht wordt de schutting van de buren van verdachte in brand gestoken (feit 1. primair). De melding van deze brand komt om 03:30 uur bij de hulpdiensten binnen.
Verdachte is om ongeveer 03:15 uur door een achterbuurvrouw, [getuige 2] , gezien terwijl hij met het vuur bezig was op de plaats van brandstichting. De stappenteller van de telefoon van verdachte was direct voorafgaande aan de melding van de brand actief, namelijk tussen 03:09 uur en 03:33 uur. Verder blijkt uit de timeline op verdachtes telefoon dat hij op 21 december 2019 tussen 04:01:53 uur en 04:02:21 uur naar de website alarmeringen.nl is gegaan en dat hij het bericht 'brand op [straatnaam] in Leeuwarden' heeft bekeken.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [getuige 2] te twijfelen. De getuige heeft duidelijk omschreven dat zij vanuit een slaapkamerraam zag dat de schutting van de achterbuurman in brand stond. Zij zag haar achterbuurman, welke direct achter haar woning woont in de [straatnaam] , bij de schutting staan en zij zag dat hij met het vuur bezig was. Zij herkende hem voor de volle 100% en zij zag hem even later zijn eigen woning binnengaan. Verdachte heeft verklaard dat er niet iemand anders die nacht vanuit zijn achtertuin zijn woning is ingegaan. Dat de twee getuigenverklaringen van [getuige 2] niet exact gelijkluidend zijn doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de betrouwbaarheid. Anders dan de verdediging stelt, acht de rechtbank het ook niet fysiek onmogelijk dat verdachte in zijn eigen achtertuin op een tafel tegen de schutting heeft gestaan en, hangend over deze schutting, de schutting van de buren in brand heeft gestoken door daar iets brandbaars tussen te steken.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank stelt vast dat tussen de brandstichtingen genoemd in feiten 1. en 2. en de brandstichtingen genoemd in feiten 4. en 5. de volgende overeenkomsten bestaan:
De branden vinden alle plaats in de [straatnaam] in Leeuwarden.
Daarbij worden diverse schuttingen en een vuilniscontainer die tegen een schutting wordt geplaatst, in brand gestoken. Van een woning worden de voor- en achtergevel in brand gestoken, waarbij (aan de voorzijde van de woning) eveneens een vuilniscontainer in brand is geraakt dan wel gestoken.
De brandstichtingen vinden plaats tijdens de nachtelijke uren.
Uit de locatiegegevens van de telefoon van verdachte en uit de verklaringen van verdachte kan worden afgeleid dat (de telefoon van) verdachte zich in de nachtelijke uren van 1, 7, 8, 13 en 21 december 2019 in (de buurt van) zijn eigen woning aan de [straatnaam] bevond.
Uit de informatie van de stappenteller op verdachtes telefoon kan worden afgeleid dat de telefoon iedere keer direct voorafgaand aan de respectievelijke brandmeldingen bewegingen heeft gesignaleerd over een afstanden die passen bij het door verdachte verlaten van zijn woning, het stichten van een brand en het weer terugkeren naar zijn woning.
De rechtbank acht op grond van de genoemde overeenkomsten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, ondanks zijn ontkennende verklaring, eveneens de onder 4. en 5. primaire ten laste gelegde feiten heeft begaan. De overeenkomsten tussen de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde kunnen dus dienen als schakelbewijs voor het onder 4. primair en 5. primair ten laste gelegde.
Gevaarzetting
De rechtbank is van oordeel dat van de onder 1., 2., 4. en 5. genoemde brandstichtingen gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, te weten meerdere bewoners van de [straatnaam] te duchten was. Van zodanig te duchten gevaar is sprake als naar algemene ervaringsregels ten tijde van het brandstichten voorzienbaar is geweest dat goederen beschadigd kunnen raken en mensen door de brand zouden kunnen omkomen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Dat dit het geval is geweest, leidt de rechtbank voor wat betreft onder 1. en 2. en 5. genoemde brandstichtingen af uit de verklaring van de brandweer dat de kans op uitbreiding van de branden groot was. Voor de onder 4. genoemde brandstichtingen volgt dat uit de verklaring van de brandweer dat voor beide gevelbranden een kans was op doorslag naar binnen. Het gaat om geschakelde woningen met een kleine achtertuin. De schuttingbranden en de gevelbranden vonden 's nachts plaats op een moment waarop de meeste mensen sliepen. Uit het voorgaande volgt dat het aannemelijk is dat de brand zich had kunnen ontwikkelen tot een uitslaande brand naar de aangrenzende woningen.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde

1. De door verdachte ter zitting van 26 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de nacht van 21 december 2019 is er niet iemand anders vanuit de achtertuin mijn woning binnengegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2019, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020003909 Z d.d. 18 januari 2020, inhoudend als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij] :
Ik doe aangifte van brandstichting, gepleegd op 21 december 2019. Ik ben als opzichter werkzaam bij de woningstichting [benadeelde partij] en zodoende ben ik bevoegd om namens hen aangifte te doen. Van de politie heb ik begrepen dat deze brandstichting op zaterdag 21 december 2019 omstreeks 03:15 uur was gepleegd.
Ik zag dat de schutting van de [straatnaam] te Leeuwarden in brand was gestoken. Ik zag dat een deel van de schutting vlam had gevat en dat dat ongeveer op een hoogte was van 1.70 m. De schutting behoort bij de woning van de [straatnaam] te Leeuwarden en deze woning is eigendom van [benadeelde partij] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 december 2019, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Vanochtend, 21 december 2019 omstreeks 03.15 uur werd ik wakker. Ik rook een brandlucht. Ik ben vervolgens uit bed gegaan en ben naar het achterraam gelopen. Ik heb het rolgordijn welke voor het raam hangt omhoog getrokken. Ik zag direct dat de schutting van de achterbuurman in brand stond. Ik zag mijn buurman welke direct achter mijn woning woont in de [straatnaam] , bij de schutting staan. Ik zag dat mijn buurman met het vuur bezig was. Ik zag dat hij ongeveer 10 seconden bezig was. Ik zag dat hij vervolgens zijn eigen woning naar binnen liep. Ik zag dat de achterdeur op een kier stond. Ik kon de brandlucht goed ruiken omdat ik mijn slaapkamerraam op een kier heb. Ik rook de brandlucht al een minuut of 5 à 10 voordat ik mijn bed uitstapte om te gaan kijken. Ik weet zeker dat het mijn achterbuurman betrof. Ik ken hem goed. Ik heb hem voor 100 procent herkend en twijfel geen seconde. Ik herkende hem aan zijn postuur. Ik kon zijn gezicht goed zien omdat hij dicht bij het vuur stond en zijn gezicht daardoor oplichtte van het vuur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik stond in de slaapkamer op de eerste verdieping aan de achterkant van onze woning. Vanuit dat raam heb ik zicht op schutting van de achterbuurman. Ik kon praktisch alles zien. Ik had dat raam volledig open en hing half uit dat raam.
Ik zag dat de buurman brand aan het stichten was. De brand was al bezig, ik rook al 10 minuten rook. Ik zag ook al vuur, de schutting stond in brand. Hij stond om dat vuurtje met zijn handen heen of bij. Toen ik keek was het een klein vuurtje. Het is de schutting van zijn buren. Het is geen gezamenlijke schutting. De bovenste plank van de schutting stond in brand. De achterbuurman stond tegen de schutting aan, in de hoek van zijn eigen tuin. Ik vermoed dat hij op een verhoging stond. Hij kwam in ieder geval wel boven de schutting uit.
Er is geen twijfel over mogelijk dat het mijn achterbuurman was. Ik weet echt zeker dat hij het was. Ik herken hem echt voor 100%.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 21 december 2019, opgenomen op pagina 66 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 21 december 2019 omstreeks 10:20 uur ben ik ter plaatse geweest bij deze brand. Ik zag dat de schutting aan de achterzijde van de woning [straatnaam] te Leeuwarden in brand was gestoken. Ik zag namelijk een gat en zwart hout was kennelijk in brand was gestoken. Ik zag dat dit op ongeveer een hoogte was gedaan van 1.70 m en het vermoeden is dat dit is gepleegd door iets tussen de schutting planken te stoppen en in brand te steken.
De schutting ligt in het verlengde van de woning van het perceel 84 en staat ongeveer 3 meter vanaf de woning. Op deze schutting staat dwars een andere schutting tussen de percelen 84 en 82 in. Wanneer deze ook in brand was gegaan had de brand tot de woning
kunnen komen en op de [straatnaam] lag de vriendin van de verdachte te
slapen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 december 2019 onderzocht ik de digitale kopie van de inhoud van de telefoon van
verdachte [verdachte] . Ik bekeek de stappenteller in de telefoon. Ik bekeek deze stappenteller per incident.
-2019337810 Brandstichting schutting achterzijde woning [straatnaam] te
Leeuwarden, 21 december 2019.Melding/incident tijdstip 03:30 uur.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de
gebruiker hiermee bewoog tussen 03:00 en 08:07 uur. De teller was kort voor het incident actief tussen 03:09 en 03:33 uur. Er werden 82 stappen danwel 27.18 meters afgelegd.
Voorts onderzocht ik de timeline op de telefoon.
Ik zag dat er op 21-12-2019 tussen 04:01:53 en 04:02:21 uur werd gegaan naar alarmeringen.nl en dat er werd bekeken: brand op [straatnaam] straat in Leeuwarden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 december 2019 heb ik de brandweer te Leeuwarden verzocht om de branden die zich vanaf 10 november 2019 op en rondom de [straatnaam] hebben voorgedaan en waar de brandweer ter plaatse is geweest, de gevaarzetting te omschrijven.
Hierop kreeg ik onderstaand antwoord op 24 december 2019:
Incidentnummer GMS i/458218
adresgegevens: [straatnaam] hoek [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding: 21 dec 2019 03.30.19
Gevaar zetting: schutting in de brand met grote kans op uitbreiding.

Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde

1. De door verdachte ter zitting van 26 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 21 december 2019 heb ik goederen in een vuilniscontainer met een aansteker in brand gestoken. De container stond in de steeg achter [straatnaam] te Leeuwarden. Ik droeg een zwarte jas met bontkraag, een joggingbroek en sportschoenen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2019, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij] :
Ik doe aangifte van brandstichting. Ik ben als opzichter werkzaam bij de woningstichting [benadeelde partij] en zodoende ben ik bevoegd om namens hen aangifte te doen. Van de politie heb ik begrepen dat deze brandstichting op 21 december 2019 omstreeks 01:50 uur was gepleegd.
Ik zag dat de schutting tussen beide stegen achter de woningen van de [straatnaam] en de [straatnaam] te Leeuwarden ter hoogte van perceel [straatnaam] in brand was gestoken. Ik zag voor de schutting allemaal vuilnis liggen en een paar wielen van een vuilcontainer. Ik vermoed dat de vuilcontainer in brand is gestoken en dat deze tegen de schutting stond. Doordat de container in brand stond heeft de schutting ook brand gevat. De schutting was van hout en ik zag een groot zwart vlak. De schutting is eigendom van [benadeelde partij] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 232 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Camerabeelden:
De camerabeelden zijn afkomstig van drie camera's die zijn bevestigd aan de gevel van de hoekwoning aan de Jacob [straatnaam] te Leeuwarden.
Vaststellen werkelijke tijdstip:
Het tijdstip, afkomstig van de camerabeelden van de Jacob [straatnaam] , klopt niet met het werkelijke tijdstip. In de processen verbaal van bevindingen onder 2019337864-5 en 2019337864-6 wordt na onderzoek gesteld dat dit tijdstip ongeveer 20 minuten voorloopt met het werkelijke tijdstip. Na onderzoek blijkt dat deze stelling niet juist is. Na nader onderzoek blijkt dat het tijdstip op genoemde camerabeelden ongeveer 52 minuten voorloopt met het werkelijke tijdstip. Dit is vastgesteld aan de hand van camerabeelden van [benadeelde partij] , vastgelegd onder BVH-nr: 2019337864-7. Hiervan is bekend dat deze 15 minuten achterlopen met het werkelijke tijdstip.
Omschrijving camerabeelden:
Alle hieronder beschreven camerabeelden zijn afkomstig van camera 3, welke gericht is op de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] .
Deze camerabeelden zijn van zeer goede kwaliteit en door de nachtelijke tijdstippen in infrarood zwart/wit-kleur.
In dit proces-verbaal van bevindingen schrijf ik "verdachte" en daarmee bedoel ik [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]. Dit is degene die enkele uren later wordt aangehouden terzake brandstichting en waarvan de kleding overeen komt met degene op deze camerabeelden, als omschreven in 2019337864-3.
21/12/2019 02:17:10 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.25 uur:
Ik zie dat de verdachte de [straatnaam] schuin oversteekt, uit beeld loopt en enkele seconden later via het trottoir de [straatnaam] inloopt. Bij de linkerhand van de verdachte zie ik een rood gloeiend puntje die hij af en toe naar zijn gezicht brengt. Ik zie dat de verdachte dicht bij de gevel van de [straatnaam] (zijde [straatnaam] ) staat. Ik zie dat de verdachte voorover bukt en iets vastpakt. Hierna zie ik dat verdachte een, paar meter lange tak met bladen, tot op schouderhoogte tilt.
21/12/2019 02:20:39 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.28 uur:
Ik zie dat de verdachte, met de tak in zijn hand, schuin de [straatnaam] oversteekt en in de steeg achter de woningen aan de [straatnaam] de duisternis in verdwijnt. Voor dit moment woedde daar kort een kleine brand en ongeveer vijftien minuten na dit moment zal er een grote brand woeden.
21/12/2019 02:22:35 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.30 uur:
Ik zie dat de verdachte uit de, hierboven omschreven, steeg loopt en binnendoor het perceel van de [straatnaam] 46 oploopt. Ik zie dat deze camerabeelden slechts enkele seconden duren.
21/12/2019 02:24:57 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.32 uur:
Ik zie dat de verdachte vanuit de [straatnaam] de [straatnaam] oversteekt. Ik zie dat de verdachte tientallen seconden op het hoekje [straatnaam] / [straatnaam] staat. Ik zie dat de verdachte zijn beide handen op heughoogte voor zich houdt. Ik zie dat de verdachte wederom via het trottoir naar de gevel van de [straatnaam] (zijde [straatnaam] ) loopt en uit beeld verdwijnt.
21/12/2019 02:33:59 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.41 uur:
Ik zie dat de verdachte wederom via het trottoir naar de gevel van de [straatnaam] (zijde [straatnaam] ) loopt en uit beeld verdwijnt. Dit is recht tegenover de steeg achter de woningen aan de [straatnaam] straat. Ik zie daar achter een schutting een klein flikkerend lichtpunt verschijnen. Direct hierna, om 02:34:47 (ca. 01:42 uur), zie ik dat de verdachte vanuit voornoemde plek richting de [straatnaam] loopt en om 02:35:04 (ca. 01:43 uur) rechtsaf de [straatnaam] uit beeld loopt.
Rechtsboven in beeld zie ik dat het flikkerende lichtpunt achter de schutting steeds groter wordt en ik zie dat hier rook vanaf komt. Om 02:37:15 (ca. 01:45 uur) zie ik dat er metershoge vlammen vanachter de schutting vandaan komen en dat hier vonken van af komen. Gedurende de verstrijkende minuten zie ik dat de vlammen en de rookontwikkeling steeds heviger worden.
21/12/2019 02:49:20 SAT / werkelijke tijdstip ca. 01.57 uur:
Ik zie dat er een politievoertuig ter plaatse komt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 234 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 21 december 2019 werden diverse kledingstukken in beslag genomen onder verdachte [verdachte] , waaronder een zwarte jas met capuchon, een donkere trainingsbroek van het merk Lonsdale en sportschoenen van het merk Nike.
Op 21 december 2019 omstreeks 01.34 uur is een persoon te zien op de [straatnaam] die later een vuilcontainer in de steeg rolt en even daarna in brand wordt gestoken.
Op 21 december 2019 omstreeks 19.18 uur is een politiefunctionaris met de kleding van [verdachte] over straat gelopen met als doel de kleding te vergelijken met de beelden van de verdachte. De politiefunctionaris liep op dezelfde manier midden op straat. Dit is gedaan omdat door de infraroodcamera de beelden in zwart wit werden weergegeven en kleuren op een specifieke manier worden weergegeven op de camera.
De beelden zijn door mij vergeleken en ik zag dat de kleding exact overeen kwam. Ik zag dat de jas in dezelfde kleur werd weergegeven en de capuchon met bontkraag goed zichtbaar was. Ik zag dat de broek eveneens in dezelfde kleur werd weergegeven en beide strepen ook zichtbaar waren aan de zijkant van de broek. Verder zag ik dat de schoenen ook dezelfde waren. Ik zag op de schoenen specifieke vlakjes die zwart wit werden weergegeven door de camera en ik zag dat deze dezelfde waren met de schoenen waarin de politiefunctionaris liep.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 december 2019 onderzocht ik de digitale kopie van de inhoud van de telefoon van
verdachte [verdachte] . Ik bekeek de stappenteller in de telefoon. Ik bekeek deze stappenteller per incident.
-2019337864 Brandstichting in steeg achter de woning van de [straatnaam] , 21 december 2019. Melding/incident tijdstip 01:50 uur.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de
gebruiker hiermee bewoog tussen 00:18 en 01:48 uur. De teller was actief kort voor het incident tussen 01:38 en 01:48 uur. Er werden 579 stappen danwel 436.76 meters afgelegd.
Voorts onderzocht ik de timeline op de telefoon. Ik zag dat er op de timeline van 21-12-2019 tussen 02:22:49 uur en 02: 23:58 uur op internet werd gegaan naar websites: alarmeringen.nl en dat hier werd gekeken naar: Buitenbrand [straatnaam] in Leeuwarden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 december 2019 heb ik de brandweer te Leeuwarden verzocht om de branden die zich vanaf 10 november 2019 op en rondom de [straatnaam] hebben voorgedaan en waar de brandweer ter plaatse is geweest, de gevaarzetting te omschrijven.
Hierop kreeg ik onderstaand antwoord op 24 december 2019:
Incidentnummer GMS: i/458132
adresgegevens: [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding: 21 dec 2019 01.49.55
Gevaar zetting: brand tegen schutting met grote kans op uitbreiding

Ten aanzien van het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde

7. Een afzonderlijk naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 10 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Omschrijving onderzoekslocatie
Er werden twee brandhaarden geconstateerd, namelijk één brandhaard betrof de schutting van de achtertuin van de [straatnaam] te Leeuwarden en de tweede brandhaard betrof de schutting van de steeg, gelegen tussen de achtertuin van de woning, gelegen op de [straatnaam] en de [straatnaam] 94 te Leeuwarden.
Bevindingen
Brandhaard l:
Wij zagen dat de houten schutting van de tuin van de [straatnaam] , door de brand was aangetast. Gezien het brandpatroon, is het goed mogelijk dat er iets tussen de planken van de schutting is gestoken en dit vervolgens in brand is gestoken. Onder de brandhaard werden door ons een aantal papieren snippers, enkele met zwarte randjes, aangetroffen. Door de brand was er schade aan het object (opstal) ontstaan. Het object (schutting) was het eigendom van een derde partij (namelijk de woningbouw).
Op grond van bovenstaande was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
Brandhaard 2:
In de linker steeg, de steeg van de woning [straatnaam] en [straatnaam] te Leeuwarden, zagen wij dat de houten schutting door brand was aangetast. Op de grond, onder deze door brand aangetaste schutting, lag een gesmolten grijze container. Wij zagen dat de inhoud van deze container, deels door de brand was aangetast. Door de brand was er schade aan het object (opstal) en container ontstaan. Het object (schutting) was het eigendom van een derde partij (namelijk de woningbouw), de container was van de bewoner/gebruiker.
Op grond van bovenstaande was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest
Samenvatting
Gelet op het bovenstaande concludeerden wij het volgende;
Dat het vuur op twee verschillende plaatsen in ontstaan,
Dat er gemeengevaar voor goederen te duchten was geweest,
Dat er geen technische voorzieningen werden aangetroffen die het ontstaan van de brand zouden kunnen veroorzaken,
Dat er geen andere ontstekingsbronnen werden aangetroffen,
Dat de brand op de verschillende schuttingdelen was ontstaan door brandstichting.

Ten aanzien van het onder 4. primair ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2019, opgenomen op pagina 279 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij] :
Ik ben namens de slachtoffers en de benadeelde partij gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen 13 december 2019 01:00 uur en 13 december 2019 03:30 uur is er een brandstichting aan de achterzijde en voorzijde woning [straatnaam] te Leeuwarden geweest.
De woning is eigendom van benadeelde [benadeelde partij] en wordt verhuurd. Door de brandstichtingen is er grote schade ontstaan aan de voor- en achterzijde van de woning [straatnaam] te Leeuwarden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 december 2019 onderzocht ik de digitale kopie van de inhoud van de telefoon van
verdachte [verdachte] . Ik bekeek de stappenteller in de telefoon. Ik bekeek deze stappenteller per incident.
-2019330124 Brandstichting kliko, voorzijde woning [straatnaam] , 13 december 2019. Melding/tijdstip incident 01:23 uur.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de
gebruiker hiermee bewoog tussen 01:10 en 01:29. Er werden 274 stappen afgelegd danwel
125.28 meter. Dit is kort voor en tijdens het incident.
-2019330152 Brandstichting kliko, achterzijde, woning [straatnaam] , 13
december 2019. Melding/incident tijdstip 03:23 uur.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de
gebruiker hiermee bewoog tussen 02:57 en 03:12 uur. Er werden 91 stappen afgelegd
danwel 28,91 meter. Dit is kort voor het incident.
Ik zag tevens op de telefoon van de verdachte dat hij meerdere malen op deze website
alarmeringen.nl kijkt. Te weten op 15/12/2019, 14/12/2019 en 13/12/2019.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 december 2019 heb ik de brandweer te Leeuwarden verzocht om de branden die zich vanaf 10 november 2019 op en rondom de [straatnaam] hebben voorgedaan en waar de brandweer ter plaatse is geweest, de gevaarzetting te omschrijven.
Hierop kreeg ik onderstaand antwoord op 24 december 2019:
Incidentnummer GMS i/447490
adresgegevens [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding 13 dec 2019 01.23.19
Incident 2019330124
Gevaarzetting: vlammen tegen de woning aan met kans op doorslag naar binnen, de spouwmuur is beschadigd.
Incidentnummer GMS i/447526
adresgegevens [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding 13 dec 2019 03.23.04
Incident 2019330152
Gevaarzetting: vlammen tegen de woning aan met kans op doorslag naar binnen, de spouwmuur is beschadigd evenals een barst in de ramen. Dit had weinig gescheeld of de vlammen waren in de woning.

Ten aanzien van het onder 5. primair ten laste gelegde.

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 1 december 2019, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Adres: [straatnaam] . Ik doe aangifte van brandstichting. In de vroege morgen van l december 2019, lag ik te slapen en werd ik wakker van een knetterend geluid. Ik keek uit het raam van mijn badkamer en ik zag dat de schutting van mijn buren in de brand stond. Ik heb toen gelijk 112 gebeld. Ik heb om 04:25 uur gebeld. Nadat de brand geblust is, ben ik weer mijn bed in gekropen.
Vervolgens lag ik nog wakker in mijn bed, toen ik weer een knetterend geluid hoorde. Ik keek uit het raam vanuit mijn badkamer en ik zag, dat nu mijn eigen schutting in de brand stond. Ik heb toen weer 112 gebeld. Dat was om 05:43 uur.
Mijn schutting bevindt zich achter mijn woning. Tussen mijn schutting en de steeg bevind zich nog een schutting, deze schutting is niet van mij maar is ook in de brand gevlogen. Ik weet dan ook niet bij welke schutting de brand is aangestoken. Naast mijn schutting is ook mijn regenpijp gesmolten. Dit is de regenpijp die zit gevestigd aan mijn woning.
De schutting is eigendom van de woningstichting. Voor de schade die er is ontstaan, doe ik ook namens woningstichting [benadeelde partij] aangifte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2019, opgenomen op pagina 308 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij] :
Ik doe aangifte. Ik ben werkzaam bij [benadeelde partij] in de functie van opzichter en ben gemachtigd tot het doen van aangifte. In de periode 29 november tot en met l december 2019 is er brand gesticht achter een van de woning van [benadeelde partij] . Dit betreft de woning gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden. De schutting is door [benadeelde partij] geplaatst en grotendeels verwoest door de brand. De vervangingswaarde van de schutting betreft een bedrag van euro vijfduizend euro inclusief BTW.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2019, opgenomen op pagina 310 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Adres: [straatnaam] . Ik doe aangifte van brandstichting. Afgelopen l december 2019 omstreeks 04.30 uur lag ik thuis op bed. Ik werd door een luid geklop op de ramen en deuren wakker. Ik zag meteen allerlei flitsen. De agent voor de deur vertelde mij dat er een brand was aan de achterzijde van mijn woning. Ik heb mijn dochter wakker gemaakt waarna we warm aangekleed naar buiten zijn gegaan. Voordat ik samen met mijn dochter naar buiten ben gegaan heb ik via het achterraam nog naar buiten gekeken. Ik zag metershoge vlammen komende vanaf de schutting en de vuilnisbak. De brandweer heeft de brand geblust. Nadat alles geblust was ben ik samen met mijn dochter gaan kijken wat de schade was. Ik zag dat de schutting volledig was afgebrand. Naast de schutting waren ook beide groene en grijze containers afgebrand even als de fiets van mijn dochter. Onze woning betreft een huurwoning van huurvereniging [benadeelde partij] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 december 2019 onderzocht ik de digitale kopie van de inhoud van de telefoon van
verdachte [verdachte] . Ik bekeek de stappenteller in de telefoon. Ik bekeek deze stappenteller per incident.
-2019319036 Brandstichting kliko's / schutting / fiets op l december 2019. Melding/incident tijdstip 04:27 uur.
Aangever [slachtoffer 2] deed aangifte van brandstichting van een fiets, schutting en een kliko die in de achtertuin stonden van de [straatnaam] te Leeuwarden.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de gebruiker hiermee bewoog tussen 02:21 en 06:15. Er werden in totaal ongeveer 710 meters afgelegd. Tussen 04:13 en 04:23 uur werden 140 stappen danwel 54.9 meters afgelegd. Dit is zeer kort voor het incident.
-2019319132 Brandstichting regenpijp / schutting op 1 december 2019. Melding/incident
tijdstip 05:45 uur. Aangever [slachtoffer 3] deed aangifte van brandstichting schutting en regenpijp op de [straatnaam] te Leeuwarden.
Onderzoek: De stappenteller liet zien dat de telefoon van verdachte actief was en de gebruiker hiermee bewoog tussen 02:21 en 06:15. Er werden in totaal ongeveer 710 meters afgelegd. Tussen 05:33 en 05:43 uur werden er 118 stappen danwel 35.61 meter afgelegd. Dit is wederom zeer kort voor het incident.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 december 2019 heb ik de brandweer te Leeuwarden verzocht om de branden die zich vanaf 10 november 2019 op en rondom de [straatnaam] hebben voorgedaan en waar de brandweer ter plaatse is geweest, de gevaarzetting te omschrijven.
Hierop kreeg ik onderstaand antwoord op 24 december 2019:
Incidentnummer GMS i/433127
adresgegevens [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding 1 dec 2019 04.27.24
Incident 2019319036
Gevaarzetting: grote vuurbelasting, meters hoge vlammen, Reële kans op doorslag naar binnen, door het knappen van ramen.
Incidentnummer GMS i/433171
adresgegevens [straatnaam] , Leeuwarden
datum/tijd melding 1 dec 2019 05.45.16
Incident 2019319132
Gevaarzetting: grote vuurbelasting, meters hoge vlammen, Reële kans op doorslag naar binnen, door het knappen van ramen evenals vuur via het dak naar binnen zou slaan met als gevolg woningbrand.
6. Een afzonderlijk naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 10 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Omschrijving onderzoekslocatie
De diverse brandhaarden waren geconstateerd bij verschillende percelen aan de [straatnaam] te 86, 90 en 92 te Leeuwarden. Deze woningen betreffen zogenaamde tussenwoningen. Deze woningen waren pas gerenoveerd en voorzien van kunststof steen strips en isolatie. Aan de achterzijde van elke woning lag een tuin. Deze tuinen waren van elkaar gescheiden middels houten schuttingen met schuttingdeur. Deze tuinen waren bereikbaar via een steeg.
Bevindingen
[straatnaam]
Wij zagen dat de schuttingdelen van de tuin van perceel 92 door de brand waren verwoest. In de tuin waren de goederen die dicht bij de schutting hadden gestaan, door de brand en hitte inwerking aangetast. Ook de schuttingdelen aan de linkerzijde van de steeg waren door de brand aangetast.
[straatnaam]
Wij zagen dat het schuttingdeel van de tuin van perceel 90, door brand aangetast. Wij zagen dat er tussen de planken van de schutting, een zwart geblakerde prop papier zat. Met de PID meter werd bij deze prop papier een meting gedaan van 20ppm.
[straatnaam]
Wij zagen dat de buitenzijde schuttingdeur van perceel [nummer], deels door de brand was aangetast. Ook het schuttingdeel, aan de linkerzijde van de genoemde steeg, tegenover de schuttingdeur was door de brand aangetast.
Door de brand was er schade aan het object (opstal) en inboedel ontstaan, (het object was het eigendom van een derde partij, de inboedel was van de bewoner/gebruiker). Daarnaast was er brandschade ontstaan aan het aan de linkerzijde van het object grenzende pand.
Op grond van bovenstaande was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
Samenvatting
Gelet op het bovenstaande concludeerden wij verbalisanten, het volgende:
Dat het vuur drie verschillende plaatsen is ontstaan,
Dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten was geweest,
Dat er geen technische voorzieningen werden aangetroffen die het ontstaan van de brand zouden kunnen veroorzaken,
Dat er geen andere ontstekingsbronnen werden aangetroffen,
Dat de brand op de verschillende schuttingdelen was ontstaan door brandstichting.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1. primair, feit 2. primair, feit 4. primair en feit 5. primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 21 december 2019 te Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een schutting behorende bij een woning aan de [straatnaam] , aldaar, ten gevolge waarvan die schutting gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2. primair
hij op 21 december 2019 te Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met de inhoud van een vuilniscontainer en met een schutting van een steeg achter (onder meer) een woning aan de [straatnaam] , aldaar, ten gevolge waarvan die vuilniscontainer en die afvalmaterialen geheel en die schutting gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4. primair
hij op 13 december 2019 te Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht aan de voorgevel en vervolgens aan de achtergevel van een woning aan de [straatnaam] , aldaar, telkens door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof ten gevolge waarvan een deel van die voorgevel en die achtergevel van die woning zijn verbrand, en daarvan telkens gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5. primair
hij op 1 december 2019 te Leeuwarden, meermalen opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met
-een schutting behorende bij een woning in gebruik bij [slachtoffer 2] , perceel [straatnaam] , aldaar, ten gevolge waarvan die schutting en een groene container en een grijze container en een fiets gedeeltelijk zijn verbrand en
-een schutting behorende bij een woning in gebruik bij [slachtoffer 3] , perceel [straatnaam] , aldaar, ten gevolge waarvan die schutting gedeeltelijk is verbrand en
-een schutting behorende bij een woning, perceel [straatnaam] , aldaar, ten gevolge waarvan die schutting gedeeltelijk is verbrand,
en daarvan telkens gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brandstichten terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
2. primair
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brandstichten terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
4. primair
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brandstichten terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5. primair
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
en
opzettelijk brandstichten terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 530 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder aftrek van het voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Bij de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de bijzondere voorwaarden zoals deze gelden bij het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Voorts heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 30 april 2020, de psychologische rapportage van drs. J.A.M. Gresnigt d.d. 30 april 2020, de psychiatrische rapportage van C.J.F. Kemperman d.d. 19 mei 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes gevallen van brandstichting in december 2019. Hij heeft op verschillende data ‘s nachts een container bij een schutting, de voor- en achtergevel van een woning en schuttingen in brand gestoken vlakbij rijtjeswoningen in de [straatnaam] in Leeuwarden. Deze branden hebben voor veel angst en onrust gezorgd bij de buurtbewoners. De reeks brandstichtingen heeft de veiligheidsgevoelens van de buurtbewoners ernstig aangetast. Zij durfden niet te gaan slapen en gingen een ronde door de buurt houden omdat ze bang waren dat er weer brand zou worden gesticht. Naast de aanzienlijke materiële schade die als direct gevolg van de branden is ontstaan en in nog grotere omvang had kunnen ontstaan, ging van de brandstichtingen een aanzienlijk gevaar uit dat buren van verdachte om het leven zouden komen of ernstig gewond zouden raken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer nu hij slechts in zeer beperkte mate verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag.
Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie voor soortgelijke feiten.
Hij is onderzocht door een psychiater die geen uitspraak heeft kunnen doen over het toerekenen van de feiten aan verdachte. Naast een randbegaafd intellectueel functioneren, heeft hij geen psychiatrische stoornis kunnen vaststellen.
De psycholoog die verdachte onderzocht heeft, rapporteert dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, zijnde een beperkte neurocognitieve stoornis door een somatische aandoening (ziekte van Klinefelter). Daarnaast is er sprake van een enigszins gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Er zijn geen aanwijzingen voor pyromanie. Als gevolg van de ontkenning is het voor de psycholoog niet mogelijk om vast te stellen of er sprake is van een eventuele doorwerking van de stoornis/gebrekkige ontwikkeling in de feiten en in hoeverre deze aan verdachte zijn toe te rekenen.
Nu de rechtbank op basis van deze deskundigenrapportages niet kan vaststellen of de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, gaat de rechtbank uit van volledige toerekeningsvatbaarheid.
De reclassering heeft een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. Daarbij merkt de reclassering op dat vanwege de ontkenning het niet goed mogelijk is om gesignaleerde problemen op het gebied van psychosociaal functioneren in verband te brengen met de feiten. Ook dat het niet mogelijk is om te beoordelen in hoeverre sprake is van een (gevaars)risico en een kans op herhaling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat naast de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de hoeveelheid en de ernst van de feiten zwaar meegewogen. Daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met straffen die doorgaans worden opgelegd voor brandstichtingen. De rechtbank kan zich niet verenigen met de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een werkstraf. Daarvoor acht de rechtbank de feiten te ernstig. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van aanzienlijk langere duur, passend bij straffen die rechtbanken doorgaans opleggen bij brandstichtingen. Er zal geen voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden worden opgelegd, omdat nog niet duidelijk is welke voorwaarden na het uitzitten van de gevangenisstraf noodzakelijk zullen zijn. In het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen voorwaarden, die passen bij dat moment, worden geformuleerd.
Gelet op de hoogte van de vrijheidsstraf is de rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
- [naam 2] namens [benadeelde partij] , tot een bedrag van € 16.804,63 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
- [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 224,61 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
- [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 391,90 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de officier van justitie toewijzing tot een bedrag van € 11.610,00 gevorderd, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dat deel van de schade is voldoende onderbouwd met een afschrift van de reparatiekosten. Het overige deel van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze feiten niet zijn ten laste gelegd.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen beide worden toegewezen, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vorderingen van alle benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard danwel afgewezen, zulks gelet op de door haar bepleite vrijspraken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] moet niet ontvankelijk worden verklaard nu de schade niet kan worden vastgesteld en aanhouding van de zaak een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij] blijkt niet dat dhr. [naam 2] gemachtigd is de vordering in te dienen. Reeds om die reden moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard danwel moet de vordering worden afgewezen.
Voor wat betreft het schadedeel voor vernielde ramen en een schuttingbrand, waarvoor verdachte nu niet terecht staat, dient te worden afgewezen.
Het bedrag van € 11.610,00 is slechts een offerte. Nu niet blijkt wat de daadwerkelijke schade is geweest en of dat bedrag wordt gedekt door de verzekering en aanhouding van de zaak een onevenredige belast van het strafproces zou opleveren, dient ook deze vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit bij een eventuele toewijzing van een vordering van een benadeelde partij de vervangende hechtenis op één dag te bepalen omdat verdachte niet in staat is de eventuele schade te betalen, hij daardoor terug zou moeten naar de gevangenis en daardoor zijn woning zou verliezen.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
ten aanzien van de [benadeelde partij]
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is ingediend door [naam 2] . De rechtbank stelt vast dat uit pagina 279 e.v. van het procesdossier blijkt dat hij bij [benadeelde partij] werkzaam is en gerechtigd is aangifte te doen namens de slachtoffers en de benadeelde partij. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat hij gemachtigd was om deze vordering in te dienen.
Voornoemde vordering behelst in totaal een bedrag van € 16.804,63 en is uitgeschreven in vijf posten. Zowel de schade ontstaan door een schuttingbrand op 30 november 2019 als de schades ontstaan door het vernielen van ramen, zijn niet ten laste gelegd. Dat deel van de vordering zal de rechtbank niet ontvankelijk verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade tot een bedrag van € 11.610,00 heeft geleden. Dat de omvang van de vordering lager is dan het bedrag dat kan worden afgeleid uit de offerte, is gesteld noch gebleken. De schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4. primair bewezen verklaarde en zal in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
ten aanzien van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 5. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 december 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en 3. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
feit 3.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
feit 4. primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 11.610,00 (zegge: elfduizend zeshonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 11.610,00 (zegge: elfduizend zeshonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2019, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal ten hoogste gijzeling voor de duur van 93 dagen zal worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
feit 5. primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 391,90 (zegge: driehonderd eenennegentig euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 391,90 (zegge: driehonderd eenennegentig euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2019, met de bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal ten hoogste gijzeling voor de duur van 7 dagen zal worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2020.
Mr. De Vries en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.