ECLI:NL:RBNNE:2020:2623

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
18/254742-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige en oplegging van straf

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2003. De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van het slachtoffer, die op dat moment 14 jaar oud was. De verdachte heeft bekend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar betwistte dat deze als ontuchtig gekwalificeerd konden worden, omdat er volgens hem sprake was van een affectieve relatie en instemming van het slachtoffer. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat bescherming biedt aan minderjarigen tegen seksuele uitbuiting.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, waarbij de ongelijkwaardigheid in leeftijd tussen de verdachte en het slachtoffer van belang was. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, door zijn handelen, een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 31 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een training gericht op het (h)erkennen van grenzen en het melden bij de reclassering.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer, niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen schade was aangetoond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/254742-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Suurmeijer, advocaat te Stadskanaal.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks 10 april 2018
tot 2 september 2018 te Emmen en/of [pleegplaats 1] , gemeente Emmen, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen, duwen en/of houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen, duwen en/of houden van een of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten vastpakken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of (vervolgens)met de hand van die [slachtoffer] over zijn penis te wrijven en/of aftrekkende bewegingen te maken en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks 10 april 2018
tot 2 september 2018 te Emmen en/of [pleegplaats 1] , gemeente Emmen, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het duwen van zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten vastpakken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of (vervolgens)met de hand van die [slachtoffer] over zijn penis te wrijven en/of aftrekkende bewegingen te maken en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht gelet op de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van ontuchtige handelingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Daarbij neemt de officier van justitie in aanmerking dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde 19 jaar was en aangeefster 14 jaar.
Er was qua leeftijd geen sprake van gelijkwaardigheid nu een 19-jarige verder in ontwikkeling is dan een 14-jarige. Dat aangeefster zelf mogelijkerwijs ook seks met verdachte wilde doet aldus de officier van justitie niets af aan een bewezenverklaring, nu het tenlastegelegde wetsartikel artikel 245 Wetboek van Strafrecht (Sr) juist strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Verdachte bekent dat de in de tenlastelegging omschreven seksuele gedragingen hebben plaatsgevonden. Er is echter geen sprake van ontuchtige handelingen, nu er tussen verdachte en aangeefster sprake was van een affectieve relatie. Daar komt bij dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster beperkt was en aangeefster heeft ingestemd met de seksuele handelingen. Gelet op voornoemde omstandigheden is geen sprake van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Het klopt dat ik seks heb gehad met [slachtoffer] . Ik wist dat zij op dat moment 14 jaar was.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2018230944 d.d. 10 januari 2019 inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

[slachtoffer] vertelt ons dat zij een soort aan en uit relatie heeft gehad met [verdachte] .
In de [pleegplaats 2] te Emmen, in mei 2018, heeft hij het "gedaan" met [slachtoffer] tegen haar wil. Met "gedaan” bedoelt zij de piemel bij haar daar beneden. Zij wilde niet, maar hij deed iedere keer de rits van haar broek naar beneden terwijl zij deze weer omhoog trok. Zij zegt dat zij het niet duidelijk heeft gezegd dat zij niet wilde. Zij is wel bang voor hem omdat hij snel boos kan worden. Dit zou twee keer gebeurd zijn. Ook een keer in het kleedhokje van het zwembad. Verder zou hij een aantal keren haar hebben "gevingerd".

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :

A: Op de dag voor mijn verjaardag heb ik aan mijn ouders verteld dat ik een relatie had met [verdachte] . Op mijn verjaardag, [geboortedatum] 2018, heb ik mijn ouders verteld dat ik het heb gedaan met hem.
V: Wanneer is de relatie begonnen? A: In april 2018. Het ging steeds aan en uit.
V: Waar zagen jullie elkaar?
A: In het [pleegplaats 2]. Dan zoeken we een plekje uit waar we kunnen chillen. Op een gegeven moment gingen we zoenen op de lippen. Later probeerde hij mijn zijn hand naar mij onderste deel te komen.
V: Wanneer later is dit? Dezelfde dag nog? A:nee een tijdje later.
V: Hebben jullie vaak gezoend? A: Ja. We hebben nooit de tong gebruikt.
V. Later probeerde hij met zijn hand bij jouw onderste deel te komen. Wat bedoel je daarmee?
A: Hij wilde mij gaan vingeren. Maar dat wilde ik niet. Hij deed mijn broek steeds los. Ik deed hem dicht. Op een gegeven moment deed hij zijn vinger erin.
V: Wat is vingeren? A: Met je vinger er in. In de onderste deel. Ik bedoel mijn kut.
V: Wat vond je ervan dat dit gebeurde?
A: Ik vond het niet zo leuk. Omdat ik nog niet zo ver wilde gaan.
V: Hoe kon hij weten dat je niet wilde?
A: Dat heb ik al een paar keer tegen hem gezegd via de app. In het begin van de relatie.
V: Toen jullie bij elkaar in de [pleegplaats 2] zaten, probeerde hij jouw rits naar beneden te krijgen. Jij deed de rits omhoog. Jullie gaan zoenen en daarna zit hij met zijn vinger in jouw kut en zit jij met jouw hand bij zijn lul. Hoe komt jouw hand bij zijn lul?
A: Dat deed hij.
V: Hoe kon hij weten dat jij dat niet wilde op dat moment? A: Dat weet ik niet.
V: Wat deed hij met zijn vinger toen hij in jouw kut zat? A: Heen en weer.
V: Hoe vaak deed hij dat? A: Een paar keer of zo met zijn vinger wel ja.
V: Wat heb jij met jouw hand bij zijn lul gedaan?
A: Hij deed mijn hand volgens mij wel af en toe heen en weer.
V: Hoe vaak is dit gebeurd?
A: Twee, drie of vier keer.
V: Allemaal in de [pleegplaats 2]?
A: Ja en in het zwembad in [pleegplaats 1] . In juni en juli 2018. In het kleedhokje stopte hij zijn lul in mijn kut. Hij ging mij optillen. Hij deed zijn broek naar beneden en stopte snel zijn ding erin.
V: Wat had jij op dat moment aan als kleding?
A: Een bikini. Hij deed mijn broekje naar beneden.
V: Wat deed hij met zijn lul toen hij die in jouw kut stopte?
A: Een soort van heen en weer. Hij is niet helemaal in mijn kut gegaan. Hij is er maar een stukje in geweest. Hij ging naar achteren en weer terug.
O. Aangeefster kan niet duidelijk maken wat ze bedoelt met de heen en weer gaande beweging van de verdachte.
V: Hoe wist hij dat jij dat niet wilde?
A: Omdat ik tegenstribbelde. Ik ging steeds zitten.
V: Je vertelde dat je het niet wilde dat er seks was in het kleedhokje je vertelde net dat je het eerst ook niet wilde.
A: Eerst wilde ik het niet. Later op een gegeven moment dan wel.
V: Wat maakt het dat je het dan wel wilt?
A: Het was wel fijn. Zijn lul ging over mijn vagina heen, dat gevoel. Dat hij zijn ding erin stopte. Dat was een beetje fijn.
V: Je zegt aan de ene kant dat je het niet leuk vind. Maar aan de andere kant vind je het ook wel leuk.
A: Ik vond het een klein beetje leuk. De rest vond ik niet leuk. (…)
Het vingeren in de diertuin is drie à vier keer gebeurd op verschillende dagen gebeurd.
V: Hoe is het die andere keren gebeurd?
A: Ik lag in zijn armen te slapen. Ik had een korte broek aan hij deed mijn knoop open zonder dat ik dat wist. Toen stopte hij zijn hand in mijn onderbroek en stopte zijn vinger in mijn kut. Toen ik wakker werd stopte hij zijn vinger eruit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 november 2018, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
A: In de [pleegplaats 2] in Emmen dat was eigenlijk alleen met de handen. In dat kleedhokje in het zwembad in Emmen was echt seks, dus met de lul in de kut.
V: Wat hield die seks in wat jullie in de [pleegplaats 2] hadden
A: Met de handen bij elkaars geslachtsdeel. Ik begon. We zaten eerst te zoenen en toen ging ik met mijn handen naar haar geslachtsdeel. Ik moest daarvoor eerst haar broek los maken en toen gingen we verder zoenen en toen ging ik met mijn hand op haar blote kut. Ik streek er met een vinger overheen.
V: [slachtoffer] zegt dat jij met een vinger in haar kut gaat
A: Als zij dat zegt dan zal het zo zijn. Dit gebeurde voor de maand augustus. De eerste keer streek ik er alleen maar over heen.
V: Hoe vaak heb je aan elkaars geslachtsdeel gezeten op verschillende momenten
A 4 of 5 keer
V: Bij een van die keren heb je toen met je vingers in haar blote kut gezeten
A: Ja en mijn vingers gingen toen heen en weer in haar blote kut.
V: Wat deed [slachtoffer] dan bij jou
A: Zij gaat als ik haar vinger met haar hand naar mijn lul uit vrije wil.
V: Weet je dat zeker dat ze zelf met dat idee kwam om met haar hand naar jou lul te gaan
A: Nee de eerste paar keer niet. Toen pakte ik haar hand en bracht die naar mijn blote lul. Zij moest dan met haar hand heen en weer over mijn lul gaan. (...)
V: Over dat aftrekken. Hoe kon zij bij jouw lul komen
A: Ik heb haar hand vast gepakt en naar mijn blote lul gebracht. Ik heb haar hand via de bovenkant van mijn broek naar beneden gedaan. Ik vertelde haar volgens mij wat ze verder met die hand bij mijn lul moest doen.
V: Van wie komt het initiatief tot het hebben van seks
A: Van mijn kant maar ik heb haar wel gevraagd of ze het wel wilde. We zoenen elkaar en onze handen gingen naar elkaars geslachtsdeel en toen ging mijn geslachtsdeel naar haar geslachtsdeel en toen hadden we seks. [slachtoffer] stribbelde niet tegen. Ik droeg een sportbroek en zij droeg een bikini. Onze broeken gingen uit en het bovenstukje van haar bikini bleef aan. Ik deed zelf mijn broek uit en ik deed haar broekje iets naar beneden, maar niet uit. Haar broekje bleef eerst bij haar knieën hangen en die heeft ze later zelf helemaal uit gedaan.
We stonden tegenover elkaar in dat badhokje. [slachtoffer] stond met haar benen wijd. Iprobeerde toen mijn lul in haar kut te stoppen. Ze ging wel met haar benen wijd staan en toen probeerde ik het nog een keer en toen lukte het wel om mijn lul in haar kut te stoppen.
V: We lezen in de aangifte dat er op pagina 35 van de aangifte wordt gesproken over het feit dat jij haar in haar slaap hebt gevingerd terwijl jullie in de [pleegplaats 2] in Emmen waren.
A: Dat klopt. Ze stribbelde niet tegen en daarom zat mijn vinger in haar kut.
V: Heeft [slachtoffer] altijd mee gewerkt aan de seksuele handelingen
A: Niet altijd. Drie keer niet en twee keer wel.
V: Hoe weet je dan dat ze niet mee werkte
A: Dat ze zelf niet heen en weer ging met haar handen over mijn lul. (…) Omdat ik niet goed wist wat ze wel of niet wilde twijfelde ik en daarom ging ik mijn zin doordrijven door wel seks met haar te hebben.
Verdachte heeft bekend dat de onder het primair ten laste gelegde omschreven seksuele gedragingen tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden.
Bij de beoordeling van het ten laste gelegde dient de vraag te worden beantwoord of deze seksuele handelingen ook kunnen worden aangemerkt als “ontuchtige handelingen” als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het gaat hierbij om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal- ethische norm.
Voorop staat, blijkens de daarop betrekking hebbende wetsgeschiedenis en jurisprudentie, dat artikel 245 Sr strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken (vgl. HR 24 juni 1997, NJ 1997/676). De vraag rijst of in het onderhavige geval sprake is van dergelijke omstandigheden, zoals door de raadsman is aangevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangeefster was ten tijde van het ten laste gelegde 14 jaar, dus jonger dan 16 kalenderjaren en geniet alleen al op grond daarvan, wat er verder zij van haar seksuele ontwikkeling, bescherming van de in artikel 245 Sr opgenomen bepaling. Verdachte was indertijd 19 jaren oud. Dat verdachte voor zijn leeftijd jonger wordt ingeschat, zoals door de raadsman gesteld, doet hier niet ter zake, nu de rechtbank van oordeel is dat in casu naar de objectieve leeftijd gekeken dient te worden en deze als uitgangspunt heeft te gelden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat met vijf jaar verschil in kalenderleeftijd tussen verdachte en aangeefster géén sprake is van een slechts gering verschil in leeftijd tussen hen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat iemand van 14 jaar zich over het algemeen in een andere levensfase bevindt dan iemand van 19 jaar. Voorts overweegt de rechtbank dat een verschil van vijf jaren, waarbij de betrokken personen 14 respectievelijk 19 jaar oud zijn, doorgaans aanmerkelijk meer zal betekenen als het gaat om verschil in reeds ontwikkelde mogelijkheden om de eigen seksuele integriteit te beschermen, dan wanneer die personen bijvoorbeeld respectievelijk
25 en 29 jaar oud zouden zijn, in welk laatste geval beiden eerder op gelijkwaardige manier geacht moeten worden in staat te zijn hun seksuele integriteit voldoende te kunnen bewaken. Er zijn op grond van het onderzoek ter terechtzitting de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan hierover in deze zaak anders geconcludeerd zou moeten worden.
De aldus door de rechtbank geconstateerde ongelijkwaardigheid tussen verdachte en aangeefster blijkt ook uit het navolgende. Uit de inhoud van het strafdossier en hetgeen is behandeld ter terechtzitting blijkt dat aangeefster op verzoek en na veel "gezeur" van verdachte naaktfoto's van haarzelf heeft opgestuurd naar hem. Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij bang voor verdachte was, omdat hij snel boos kon worden.
Ze hadden soms heftige ruzies. Dan werd verdachte boos en dreigde hij met het verspreiden van haar naaktfoto's op internet. Verdachte geeft toe dat hij aangeefster, maar ook diverse andere jonge meisjes, heeft gevraagd om naaktfoto's van zichzelf te maken en deze naar hem op te sturen. Verdachte beaamt dat aangeefster deze naaktfoto's, als hij hierom niet had gevraagd, waarschijnlijk niet uit zichzelf had gestuurd. Verder erkent verdachte dat hij een paar keer heeft gedreigd om de door hem ontvangen naaktfoto's van aangeefster op internet te zetten, maar hij dat hij dit nooit heeft gedaan. Ook verklaart hij bij de politie dat hij zijn zin doordreef om zo seks met aangeefster te hebben.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen die tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr moeten worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte, op verschillende tijdstippen, omstreeks 10 april 2018 tot 2 september 2018 te Emmen en [pleegplaats 1] , gemeente Emmen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen, duwen en houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen, duwen en houden van een vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het laten vastpakken van zijn penis door die [slachtoffer] en vervolgens met de hand van die [slachtoffer] aftrekkende bewegingen te maken en
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie ziet evenals de reclassering geen contra indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen- gepleit voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke taakstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte is bereid mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verzocht in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat op dit moment goed met verdachte.
Hij is teruggekeerd in zijn geloof en dat heeft meer rust gebracht. Hij volgt sinds september 2019 een werk-leer opleiding waar hij fulltime mee bezig is. Er zijn geen schulden en geen problemen met alcohol of drugs. Bovendien heeft verdachte geen strafblad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het advies van reclassering Nederland van 24 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte (destijds 19 jaar) heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder begrepen het seksueel binnendringen van het lichaam, met het slachtoffer van destijds 14 jaar. Het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar is strafbaar gesteld, omdat iemand op die leeftijd nog volop in ontwikkeling is, ook op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet een minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen, ook bij eventuele instemming door de minderjarige zelf. Minderjarigen bevinden zich namelijk in een kwetsbare ontwikkelingsfase en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
Zij dienen zowel tegen zichzelf te worden beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jeugdige slachtoffer.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Voorts heeft verdachte diverse jonge meisjes, waaronder het slachtoffer, verzocht om naaktfoto's van hunzelf te maken en deze naar hem op te sturen. Het slachtoffer heeft aan dit verzoek voldaan, waarop verdachte heeft gedreigd met het verspreiden van deze naaktfoto's op het internet. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2020 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van reclassering Nederland van
24 maart 2020. In dit advies is -onder meer- het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en training gericht op grenzen (h)erkennen mede op gebied van seksualiteit/seksuele voorlichting.
In voornoemd advies is aandacht besteed aan de mogelijke toepassing van het jeugdstrafrecht. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr. Uitgangspunt is dat ten aanzien van de groep van 18- tot 23-jarigen in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is. Toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van deze groep blijft een uitzondering, een uitzondering voor die gevallen waarbij de rechter in de persoonlijkheid van de adolescent of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe grond vindt.
De rechtbank is van oordeel dat er geen doorslaggevende reden is voor toepassing van het jeugdstrafrecht en zal verdachte als volwassene berechten. Zij overweegt hiertoe als volgt. Uit de inhoud van voornoemd advies van de reclassering is de noodzaak tot toepassing van het jeugdstrafrecht onvoldoende naar voren gekomen. Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 19 jaar en is inmiddels 21 jaar. Hij volgt een werk-leer opleiding en heeft een eigen inkomen. Er is niet gebleken dat zijn zelfredzaamheid en ontwikkeling naar volwassenheid niet van leeftijdsconform niveau zijn. Waarom het geadviseerde toezicht en de bijzondere voorwaarden, die als doel hebben het recidiverisico te verkleinen, beter door de jeugdreclassering zou kunnen worden uitgevoerd is niet aangegeven. De geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook onder het toezicht van de ‘volwassen’ reclassering het gewenste effect sorteren.
Er zijn aldus weliswaar geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht geconstateerd, maar er is ook geen doorslaggevende reden om wel toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 77c Sr.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering koppelen. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met die voorwaarden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

[naam] , optredend als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , heeft een formulier "Verzoek tot schadevergoeding" ingevuld. In het formulier wordt geen melding gemaakt van geleden schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn/haar vordering, nu het formulier "Verzoek tot schadevergoeding" behoudens de persoonlijke gegevens niet is ingevuld.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het door [naam] , optredend als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , ingebrachte formulier "Verzoek tot schadevergoeding" niet gebleken dat door het bewezen verklaarde rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk vijf dagen na het ingaan van de proeftijd op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen (telefoonnummer: [telefoonnummer] ) en veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren, waarbij de veroordeelde de aanwijzingen volgt die hem door of namens de reclassering gegeven worden;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd deelneemt aan een training inhoudelijk gericht op seksualiteit, het leren (h)erkennen van grenzen van anderen en zichzelf, te bepalen door de reclassering en zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Indien een training niet beschikbaar is, werkt de veroordeelde mee aan gesprekken met de reclassering inhoudelijk gericht op seksualiteit, het leren (h)erkennen van grenzen van anderen en zichzelf, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat de benadeelde
partij [naam] , optredend als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer], in zijn/haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2020.