ECLI:NL:RBNNE:2020:258
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet in behandeling nemen aanvraag om WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had op 3 december 2018 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen door het Uwv. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser geen aanvullende informatie had overgelegd die nodig was voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had zich per 25 januari 2016 ziek gemeld en had diverse klachten, waaronder schouder- en knieklachten en burn-outklachten. Na een bezwaarprocedure, waarin het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaarde, werd de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Echter, eiser was van mening dat het Uwv eerder had moeten reageren op zijn aanvraag en dat er misbruik van recht was gepleegd.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond was, maar dat de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag aan het Uwv was. De rechtbank kon zich niet uitspreken over de inhoud van de aanvraag, maar beperkte zich tot de vraag of het Uwv een dwangsom moest betalen of de kosten van bezwaar moest vergoeden. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat het Uwv gebruik had gemaakt van de wettelijke mogelijkheden om de beslistermijnen te verlengen. De rechtbank stelde vast dat het bestreden besluit binnen de wettelijk gestelde termijn was genomen en dat er geen recht op een dwangsom bestond. Eiser had bovendien geen objectieve stukken overgelegd die zijn kosten in bezwaar onderbouwden.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.W. de Jonge, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.