ECLI:NL:RBNNE:2020:2577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
17/880334-08 Verl. TBS
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met één jaar na een vordering van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, die in 2009 ter beschikking was gesteld wegens ernstige misdrijven, waaronder brandstichting en ontucht. De officier van justitie had op 9 juni 2020 verzocht om verlenging van de tbs-termijn met één jaar. Tijdens de zitting op 30 juni 2020 waren de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen aanwezig. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder adviezen van deskundigen en reclassering, in overweging genomen.

De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat de tbs-maatregel wordt verlengd. De veroordeelde had in het verleden informatie achtergehouden over een relatie, wat de behandeling vertraagde. Ondanks positieve ontwikkelingen in zijn behandeling en proefverlof, was er een risico op terugval in gewelddadig gedrag zonder de tbs-maatregel. De rechtbank benadrukte dat de verlenging van de tbs-maatregel noodzakelijk was om de stabiliteit van de veroordeelde te waarborgen en om te voorkomen dat hij opnieuw in de problemen zou komen.

De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, met de voorwaarde dat de positieve ontwikkelingen bestendigd worden en er geen terugval of incidenten plaatsvinden. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er in de toekomst een maatregelenrapport moet worden opgesteld om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel te onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 17/880334-08
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2020 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 9 juni 2020 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van veroordeelde zal verlengen met één jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020, waarbij aanwezig waren veroordeelde, diens raadsman mr. S. Smeets, de officier van justitie mr. P. van der Vliet, en de deskundigen: mevrouw E.W.M. van den Broek, GZ-psycholoog/klinisch psycholoog i.o., hoofd behandeling, en mevrouw [naam 1], reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder het door het (plaatsvervangend) hoofd van de [instelling] ondertekende verlengingsadvies d.d. 26 mei 2020, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde en het reclasseringsadvies d.d. 11 mei 2020.

Motivering

De terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 2 juli 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden veroordeelde ter beschikking gesteld met voorwaarden wegens onder andere brandstichting met gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen, meermalen gepleegd, en het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
De terbeschikkingstelling met voorwaarden is aangevangen op 17 juli 2009. Op 4 februari 2011 is deze omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 28 juli 2015 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 8 september 2016 is de terbeschikkingstelling verlengd met twee jaren en zijn de voorwaarden gewijzigd, zoals door de reclassering geadviseerd. Op 15 februari 2017 heeft de rechtbank gelast de verpleging van overheidswege te hervatten. De terbeschikkingstelling is op 25 juli 2018 en 26 juli 2019 telkens met één jaar verlengd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. In het verlengingsadvies is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangegeven.
Veroordeelde is een thans 45-jarige man, bij wie een combinatie van ADHD en ongunstige opvoedingsfactoren heeft geleid tot een scheefgroei in zijn persoonlijkheid. Binnen de persoonlijkheidsproblematiek staan borderline en antisociale trekken op de voorgrond; hij is in de basis een onzekere, wantrouwende en impulsieve man die bij het ontbreken van structuur onvoldoende in staat is richting en structuur aan te brengen in zijn leven. Op volwassen leeftijd raakt hij verslaafd aan diverse middelen en pleegt hij een verscheidenheid aan delicten.
Vanaf januari 2019 heeft veroordeelde transmuraal verlof. Hij verblijft in zijn eigen woning in Utrecht onder begeleiding van het behandelingsteam ‘[naam 2]’. Het transmurale verlof verloopt overwegend goed, maar niet zonder (begeleidings)problemen. Positief is dat veroordeelde de beschermende structuren die hij tijdens onbegeleid verlof heeft opgebouwd – werk, vrijetijdsbesteding, netwerk en omgang met financiën – weet te bestendigen en uit te breiden. Tevens positief is dat hij zijn behandelprogramma (psychotherapie) trouw volgt en hiermee zijn probleemoplossende vaardigheden en zelfregulatie versterkt. Ook weet hij – ondanks de verruiming van zijn vrijheden – de abstinentie van middelen te handhaven.
Een aandachtspunt is de wijze waarop veroordeelde zich verhoudt tot zijn directe begeleiders. Eind juli 2019 blijkt dat hij informatie achterhoudt over een zich ontwikkelende relatie met een vrouw die hij via zijn danslessen heeft leren kennen. Niet alleen schaadt hij hiermee de werkrelatie, dit is vooral een probleem in het licht van zijn (relationele) problematiek en delictgeschiedenis. Hiermee geconfronteerd erkent hij dit. Hij houdt desondanks moeite met het geven van volledige openheid, wat het toewerken naar het beoogde proefverlof bemoeilijkt. Juist omdat bij proefverlof minder strikt extern toezicht wordt geboden, moet veroordeelde meer verantwoordelijkheid nemen voor een open en betrouwbare communicatie. Dit thema krijgt ook in de gesprekken met de reclassering – die met het oog op het voorgenomen traject weer bij de behandeling is betrokken – veel aandacht. Begin februari 2020 wordt in het multidisciplinaire stafberaad van de kliniek geconcludeerd dat veroordeelde aan alle benodigde voorwaarden heeft voldaan om een proefverlof te kunnen starten. Nadat de daartoe verkregen machtiging is verkregen, is het proefverlof op 17 april 2020 daadwerkelijk gestart.
Het risico van terugval in gewelddadig gedrag wordt binnen de context van een proefverlof ingeschat als laag tot matig en de kans op seksueel delictgedrag als laag. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico op gewelddadig gedrag ingeschat als matig tot hoog. Bij het ontbreken van hulpverlening en toezicht wordt de kans nog groot geacht dat veroordeelde onvoldoende in staat is bij middelengebruik een eventueel afglijdend proces te doorbreken. Hierbij wordt eerst een terugval in algemeen crimineel gedrag verwacht, doch geleidelijk neemt het risico toe dat dit gepaard gaat met geweld. Het proefverlof biedt voldoende waarborg om dit te signaleren en in te grijpen. In geval van een relatie is er zonder het kader van de tbs-maatregel een verhoogd risico op terugval in partnergeweld en wordt de kans op terugval in seksueel gewelddadig gedrag als matig ingeschat. Met name valt te denken aan seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een partner op het moment dat zijn seksuele behoefte door langdurig intensief cocaïnegebruik buitensporig verhoogd raakt.
Geadviseerd is om de maatregel met één jaar te verlengen, vanwege de eerdere problemen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, en omdat opnieuw is gebleken dat veroordeelde de neiging heeft om relevante aspecten van zijn leven toe te dekken of te verbergen. Middels het huidige proefverlof kan solide getoetst worden of veroordeelde in staat is met minder ondersteuning en toezicht de bereikte stabiliteit te handhaven, zijn behandelaren en toezichthouders te betrekken bij zijn leven en waar nodig hulp te vragen. Een proefverlof biedt de mogelijkheid tot (tijdelijke) terugplaatsing in de kliniek, zonder dat dit direct de verstrekkende gevolgen heeft die zouden optreden bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Met voldoende controle en begeleiding kan zo stapsgewijs worden toegewerkt naar meer autonomie en op termijn een verantwoorde overgang naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De deskundige, mevrouw E.W.M. van den Broek, GZ-psycholoog/klinisch psycholoog i.o., hoofd behandeling, heeft ter zitting van 30 juni 2020 het advies bevestigd en nader toegelicht.
Het advies is na zorgvuldig overleg met de reclassering tot stand gekomen. Het feitelijke verschil tussen het kader van de huidige tbs-maatregel en de voorwaardelijke beëindiging lijkt niet groot. Bij een voorwaardelijke beëindiging is het sinds enkele jaren niet meer mogelijk om verlof te verlenen bij een time-out fase. Verlof moet dan opnieuw worden aangevraagd, wat onder meer betekent dat veroordeelde dan niet meer kan werken.
Zorgvuldiger voor veroordeelde is het om nog een jaar de tbs-maatregel te verlengen en het proefverlof te laten voortduren. Het vangnet bij een terugval is dan groter; bij een terugval ontstaat minder schade aan het traject dat moet leiden tot terugkeer in de maatschappij.
De deskundige benadrukt dat veroordeelde eind juli 2019 informatie heeft achtergehouden over een zich ontwikkelende relatie. Dit heeft geleid tot vertraging. Niet alleen is hiermee de werkrelatie geschaad, dit is vooral een probleem in het licht van zijn (relationele) problematiek en delictgeschiedenis. Dit is een kritisch en zeer relevant onderdeel van de behandeling.
Het reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies d.d. 11 mei 2020, opgesteld door mevrouw [naam 3], reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Utrecht, blijkt het navolgende.
Sinds 17 april 2020 is het proefverlof gestart. Veroordeelde functioneert ondertussen al geruime tijd stabiel. Hij behoudt zijn werk, is abstinent van middelen, is goed in contact en houdt randcriminele figuren op afstand. Daarnaast is in de tweede behandelpoging de persoonlijkheidsproblematiek verder bewerkt en is veroordeelde behandeling – waaronder EMDR en schematherapie – aangegaan voor zijn trauma’s uit het verleden. Uit de gesprekken tussen de reclassering en veroordeelde blijkt dat zijn motivatie om abstinent te blijven meer voortkomt uit innerlijke motivatie dan eerder. Dit is gunstig voor de toekomst. De weg van geleidelijkheid wordt door zowel de reclassering als de kliniek onderschreven.
Er is overeenstemming over het terugvalpreventieplan en dat middelengebruik en gebrekkige probleemoplossingsvaardigheden (vermijding) de voornaamste valkuilen zijn. Binnen de ambulante behandeling bij [naam 4] zijn deze thema’s onder de aandacht en blijft veroordeelde stappen zetten. Veroordeelde is aan het toewerken naar uitstroom. Binnen het recent gestarte proefverlof krijgt hij de ruimte om op eigen kracht stabiel te blijven functioneren zonder actieve ondersteuning van de kliniek en om hulp te vragen waar nodig. De reclassering wil binnen dit proefverlof de begeleiding en de controles stapsgewijs afbouwen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Dit heeft te maken met het delictverleden en het indexdelict, de aanwezigheid van een psychische stoornis en eerdere middelenafhankelijkheid. De verwachting is dat er sprake moet zijn van langdurig afglijden of ontregeling voordat veroordeelde tot delictpleging zal komen. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld, omdat veroordeelde zich eerder heeft onttrokken aan zijn toezicht. Ook hier speelt dat de kans op onttrekking vooral aanwezig is wanneer veroordeelde opnieuw in middelengebruik zou vervallen.
Geadviseerd is om de dwangverpleging niet te beëindigen en het huidige kader waarbinnen het proefverlof loopt met één jaar voort te zetten.
Subsidiair heeft de reclassering geadviseerd om de dwangverpleging te beëindigen onder de door hen geadviseerde voorwaarden.
De deskundige mevrouw [naam 1], reclasseringswerker, heeft tijdens de zitting van 30 juni 2020 het advies bevestigd en nader toegelicht. De deskundige heeft benadrukt dat de begeleiding pas twee en een halve maand loopt. De begeleiding is maximaal, dus tweemaal per week vinden urinecontroles plaats en eenmaal per week een gesprek. Gedurende het komende jaar zal de intensiteit van de begeleiding afgebouwd worden, zodat veroordeelde daarna zelfstandig functioneert.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd in haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman is van mening dat deze zaak zich leent voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, aangezien veroordeelde afgelopen jaar geen fouten heeft gemaakt en hem de voorwaardelijke beëindiging (min of meer) is toegezegd. Veroordeelde heeft moeite met het predicaat ‘TBS met dwangverpleging’. Alle waarborgen zijn aanwezig en de feitelijke voorwaarden zijn in geval van voorwaardelijke beëindiging niet anders dan bij verlenging van de tbs-maatregel. Daarbij is er vanuit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij geen verschil.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderliggende vonnis is evident dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten brandstichting met levensgevaar voor een ander en ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundigen gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met één jaar verlengen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde eind juli 2019 voor zijn behandeling relevante informatie heeft achtergehouden over een zich ontwikkelende relatie. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het moedwillig achterhouden van deze informatie, gegeven het (delict)verleden van veroordeelde, een probleem is nu relatievorming een centraal aandachtsgebied is in de behandeling. Anders dan de raadsman stelt, is het directe gevolg hiervan geweest dat de behandeling is vertraagd en het proefverlof pas in april 2020 is gestart. De periode van het proefverlof heeft dus nog maar kort geduurd. Door de deskundigen is een substantiële periode proefverlof aangewezen geacht, temeer nu een terugval gedurende een voorwaardelijke beëindiging de benodigde risico’s en stagnatie in het terugkeertraject zou betekenen. De rechtbank onderschrijft deze conclusies, temeer nu uit het verloop van de tbs-maatregel blijkt dat er in het verleden meermalen sprake was van terugval en daardoor meerdere keren de dwangverpleging is gelast.
De rechtbank benadrukt dat in de uitspraak van 26 juli 2019 een geclausuleerde opdracht was gegeven tot het opstellen van een maatregelrapport: dat hoefde alleen te gebeuren indien er geen sprake was van een terugval of incidenten. Het verzwijgen van de relatie beschouwt ook de rechtbank als een vertrouwensbreuk die in de weg stond aan het opmaken van een maatregelrapport.
De rechtbank ziet desondanks in de huidige positieve ontwikkelingen opnieuw aanleiding om de officier van justitie te verzoeken om tijdig voor een eventuele volgende verlengingszitting een maatregelenrapport op te laten stellen omtrent de mogelijkheden tot voorwaardelijke beëindiging. Opnieuw verbindt de rechtbank hieraan de voorwaarde dat de positieve ontwikkeling bestendig is en dat er geen sprake is van een terugval of incidenten. Veroordeelde heeft dat dus zelf in de hand.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. K. Post en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2020.
Mr. R.B. Maring is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.