Ten aanzien van voorschrift 1.8.1
Het voorschrift luidt:
De geuremissie uit het biofilter mag niet meer bedragen dan:
-tijdens openingstijden: 45x10⁶ ou per uur;
-buiten openingstijden: 19x10⁶ ou per uur.
Het geurverwijderingsrendement van het biofilter, inclusief de voorgeschakelde chemische wasser, dient te allen tijde 70% of meer te bedragen.
5.1.1.Eiseres heeft bezwaren tegen het opleggen van emissie-eisen. Dit is niet nodig en onnodig belastend aangezien immissiewaarden in de vergunning zijn vastgelegd. Voorts stelt eiseres dat het opleggen van een geurverwijderingsrendement voor de chemische wasser onnodig belastend is: van belang is uiteindelijk de geuremissie.
5.1.2.Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Richtlijn IPPC zich richt op een minimalisatie van de milieubelasting door toepassing van best beschikbare technieken (BBT). Het voor een IPPC-bedrijf in voorschriften vastleggen van een minimum-eis voor het verwijderingsrendement past daarbij. Het vastleggen van een maximum geuremissie voor deze en andere bepalende bronnen is de manier om de aangevraagde geursituatie, waarmee hinder wordt voorkomen, vast te leggen en daar zo nodig op te kunnen handhaven en controleren.
5.1.3.De StAB stelt dat het stellen van emissie- en immissie-eisen aansluit bij de methodiek die is gebruikt bij het geuronderzoek van [bedrijf 1]. Na het bepalen van de geuremissies bij maatgevende bronnen kunnen de geurvrachten worden ingevoerd in de verspreidingsberekening waarna de immissie bij de woningen in de omgeving kan worden bepaald. Ook vanuit toezicht en naleving zijn emissies te prevaleren.
Het opleggen van een rendementseis voor het biofilter is volgens de StAB niet per se nodig in het belang van het milieu en voor eiseres onnodig bezwarend. Voor zover verweerder van mening is dat per activiteit BBT moet worden toegepast en dat daarom deze eis wordt opgelegd meent de StAB dat door het enkel opnemen van de emissie-eis al wordt voldaan aan het BBT-vereiste. Strikt genomen heeft het voorschrijven van een geurverwijderingsrendement van het biofilter (vrijwel) geen toegevoegde waarde.
5.1.4.Ingevolge artikel 2.14, eerste lid onder c, 1 neemt het bevoegd gezag bij een beslissing om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, in ieder geval in acht dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast.
Op grond van artikel 5.4., eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht houdt het bevoegd gezag bij de bepaling van de voor een inrichting of met betrekking tot een lozing in aanmerking komende beste beschikbare technieken rekening met BBT-conclusies en bij ministeriële regeling aangewezen informatiedocumenten over beste beschikbare technieken.
Op eiseres is het BREF afvalbehandeling van toepassing. In dit BREF zijn diverse BBT-conclusies omtrent geur opgenomen. Hier is relevant BBT 34. De BBT om geleide emissies van stof, organische verbindingen en geurende stoffen, met inbegrip van H2S en NH3, naar lucht te verminderen, is om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
Techniek
Beschrijving
a.
Adsorptie
Zie punt 6.1.
b.
Biofilter
Zie punt 6.1.
Bij een hoog NH3-gehalte (bv. 5-40 mg/Nm3) kan een voorbehandeling van het afgas vóór de biofilter (bv. met een natte of zure gaswasser) nodig zijn om de pH van de media te regelen en de vorming van N2O in de biofilter te beperken.
Sommige andere geurende stoffen (bv. mercaptanen, H2S) kunnen verzuring van de biofiltermedia veroorzaken en vereisen het gebruik van een water- of basische gaswasser voor de voorbehandeling van het afgas vóór de biofilter.
c.
Doekenfilter
Zie punt 6.1. Bij mechanische biologische afvalbehandeling wordt een doekenfilter gebruikt.
d.
Thermische oxidatie
Zie punt 6.1.
e.
Natte gaswassing
Zie punt 6.1. Water-, zure of basische gaswassers worden gebruikt in combinatie met een biofilter, thermische oxidatie of adsorptie op actieve kool.
5.1.5.1. De rechtbank overweegt dat verweerder voor de omgeving een aanvaardbaar niveau van geurhinder heeft bepaald. Om binnen de toegestane geurcontouren te blijven, is eiseres een bepaalde emissie vergund. Zoals ook uit de beoordeling van de StAB blijkt is het, naast het voorschrijven van immissie, uit het oogpunt van handhaafbaarheid van de opgelegde normen, wenselijk om emissie-eisen voor te schrijven. Naar het oordeel van de rechtbank is dit, gelet op het doel wat hiermee worden gediend, niet onnodig belastend.
5.1.5.2. Ten aanzien van de rendementseis van het biofilter overweegt de rechtbank dat verweerder niet gevolgd kan worden in diens betoog dat minimalisatie van de milieubelasting in dit geval grond kan vormen voor het voorschrijven van deze eis. Voor zover al een dergelijke algemene regel uit het BREF zou volgen, is in dit geval specifiek het gebruik van het biofilter als BBT geduid. Hierbij is geen voorschrift ten aanzien van het rendement opgenomen. Eiseres moet met onder andere gebruikmaking van het biofilter voldoen aan de emissie-eis om te voldoen aan de geurnorm. Met de StAB is de rechtbank van oordeel dat het van geen toegevoegde waarde heeft en voor eiseres onnodig belastend is.