In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de omgevingsvergunning voor de oprichting van een industriële vergistingsinstallatie door RIKA Greenpark Wijster b.v. De vergunning werd verleend door het college van Gedeputeerde Staten van Drenthe op 11 oktober 2018. Eisers, die in de nabijheid van de beoogde installatie wonen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor geuroverlast en menen dat er een milieueffectrapport (mer) opgesteld had moeten worden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2020, waarbij eisers niet verschenen, maar de verweerder en belanghebbende wel vertegenwoordigd waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een installatie wil oprichten voor de verwerking van meststoffen, waarbij jaarlijks aanzienlijke hoeveelheden mest en co-producten worden vergist tot biogas. De rechtbank heeft de argumenten van eisers over de noodzaak van een mer beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom een mer niet nodig is. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de cumulatieve effecten van geurhinder en de reeds aanwezige geurbelasting in het gebied. De rechtbank oordeelt dat de bijdrage van de nieuwe installatie aan de geurbelasting marginaal is en dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.