Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1. primair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/730084-19, en voor beide feiten ten laste gelegd onder de parketnummers 18/730170-19 en 18/263049-18. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot de tenlastegelegde poging tot doodslag kan op basis van de aangifte, getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de camerabeelden wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte een mes bij zich droeg waarmee hij slaande en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van aangever. Dit gedrag was gericht op het toebrengen van fataal letsel. Op basis van deze bewijsmiddelen kan ook de vernieling van de scooterband wettig en overtuigend worden bewezen. Zowel de mishandeling onder parketnummer 18/730084-19, als de belediging van verbalisant [slachtoffer 2] onder parketnummer 18/730170-19 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de verklaring van verdachte, de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 3] . Het uitgeven van vals geld kan worden bewezen op basis van de aangifte, de beschrijving van de videobeelden en het onderzoek door de forensische opsporing. Verdachte is herkend op de camerabeelden en is degene geweest die met vals geld heeft betaald in Club Sky. Van het medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 18/730084-19 en 18/263049-18. Het beledigen van de verbalisant, onder parketnummer 18/730170-19 ten laste gelegd, kan bewezen worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de poging doodslag dan wel poging zware mishandeling bevat het dossier geen overtuigend bewijs voor de stelling dat verdachte een mes bij zich droeg en hiermee heeft uitgehaald. Hierover wordt door getuigen wisselend verklaard. Het onderzoek aan een mes dat in de gracht is gevonden, heeft niets opgeleverd. Dit maakt dat ook de vernieling van de scooterband niet bewezen kan worden. Ook is niet uitgesloten dat de band al kapot was. Met betrekking tot de mishandeling van verbalisant [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet ontbrak. Verdachte heeft zich fysiek verzet waardoor zijn lichaam onder spanning stond. Vervolgens is zijn knie uitgeschoten waarbij de verbalisant is geraakt. Met betrekking tot het betalen met vals geld ontbrak eveneens het opzet. Verdachte wist niet dat het biljet vals was, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/263049-18
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/263049-18 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar een vals geldbiljet heeft uitgegeven in een uitgaansgelegenheid, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt niet dat verdachte bekend was met de valsheid van dat geld. Nu er geen omstandigheden zijn gebleken waaruit de wetenschap dat het vals geld betrof wel kan worden afgeleid, kan het opzet van verdachte om vals geld uit te geven niet worden bewezen. Derhalve zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Parketnummer 18/730170-19
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 18/730170-19 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2019, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 3] .
Parketnummer 18/730084-19
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 1. primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. De door verdachte ter zitting van 7 juli 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had in de nacht van 5 op 6 mei 2019 in Leeuwarden ruzie met [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was in de avond van zondag 5 mei 2019 in Leeuwarden. Toen kwam de mij bekende [verdachte] (hierna: [verdachte] ) naar mij toe. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij de voorkant van mijn jas vastpakte, ter hoogte van mijn hals. Ik hoorde dat [verdachte] daarbij tegen mij zei: "Ik steek je neer". Ik zag dat [verdachte] uit een van zijn jaszakken een broodmes tevoorschijn haalde. Ik kon zien dat dit mes ongeveer 30 centimeter lang was, met een zwart heft. Ik zag dat hij daarna een stekende beweging maakte in mijn richting. Om te zorgen dat hij mij niet raakte met dit mes, deed ik een stap naar achteren. Ik zag en voelde echter dat hij mij met het mes licht raakte. Ik zag dat hij met het mes een snee veroorzaakte in mijn jas. Daarna zag ik dat [verdachte] zich weer tot mij richtte met het mes. Ik zag dat hij meerdere malen in mijn richting weer stekende bewegingen maakte met het mes. Ik werd daarbij bijna in mijn gezicht geraakt, maar ik kon iedere keer gelukkig nog enigszins aan de kant springen. Ik was op dat moment mijn leven niet meer zeker. Ik had echt de angst dat hij mij ging steken met het broodmes. Ik zag ook een agressieve blik in zijn ogen. Ik werd daar ook erg angstig van. Ik dacht op dat moment dus ook echt dat [verdachte] mij neer ging steken met het mes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
Op 5 mei 2019 was ik aanwezig in Leeuwarden op de Nieuwstad. Ik zag dat er twee jongens ruzie hadden met elkaar. Ik zag op een gegeven moment dat een van hen een mes bij zich droeg en dit mes ook trok. Op een gegeven moment schoot er een langs mij, en die duwde de andere op de grond. De man die het mes droeg had een donkere huidskleur en was overwegend donker gekleed. Naar mijn idee was het mes een keukenmes. Hij heeft met dat mes ook naar die andere jongen gezwaaid. Hij zwaaide een paar keer met het mes richting de andere jongen, over mijn schouder heen. De man was duidelijk agressief.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 mei 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] :
Ik was in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Leeuwarden. Toen wij uit de richting van de Waag aankwamen zagen wij dat er twee heren ruzie hadden. Toen die vriend van mij ongeveer een halve minuut tot een minuut tussen hen in stond zag ik een mes in de handen van één van de ruziënde heren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] :
Op maandag 6 mei 2019 werd door de dienst Stadstoezicht van de gemeente Leeuwarden beelden verstrekt. Deze beelden waren afkomstig van het camerabeveiligingssysteem van de gemeente Leeuwarden. Deze camera's hangen in het centrum van Leeuwarden en hadden zicht op het Waagplein. Ik heb deze beelden onderzocht. Ik zag dat de opgenomen periode was vanaf 5 mei 2019, 23.59 uur.
Op het tijdstip 00:01.13 is het volgende te zien:
Verdachte maakt een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer 1] . Verdachte slaat met zijn
rechter hand, met het mes, naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ontwijkt door zijn lichaam en hoofd naar links te bewegen.
Op het tijdstip 00:01.16 is het volgende te zien:
Verdachte maakt weer een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer 1] . Verdachte slaat met zijn rechterhand, met het mes, naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ontwijkt door zijn lichaam en hoofd naar links te bewegen.
Op het tijdstip 00:01:50 is het volgende te zien:
Verdachte slaat met zijn linkerhand waarin het mes zich bevindt naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] deinst naar achteren.
Op het tijdstip 00:02.15 is het volgende te zien:
Verdachte wijst met zijn rechterhand, waarbij het mes zichtbaar is, naar [slachtoffer 1] .
6. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 7 juli 2020, voor zover van belang inhoudende:
Op de camerabeelden die worden getoond zie ik, oudste rechter, dat verdachte een lang en puntig voorwerp in zijn rechter hand draagt en met die hand meerdere keren uithaalt naar het hoofd en gezicht van aangever.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de nacht van 5 op 6 mei 2019 een mes bij zich droeg. Zowel aangever als getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben bij verdachte een mes waargenomen, waarmee verdachte heeft geprobeerd op aangever in te steken. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden die de politie in het proces-verbaal heeft beschreven. Relevante beelden zijn op verzoek van de verdediging ter zitting getoond. De rechtbank heeft geconstateerd dat de beelden van goede kwaliteit zijn en een heldere weergave geven van hetgeen zich heeft afgespeeld. Op de beelden is te zien dat verdachte een scherp en puntig voorwerp in zijn hand draagt, waarmee hij op verschillende momenten fel uithaalt in de richting van het bovenlichaam, het hoofd, de hals, en het gezicht van aangever. Mede gelet op de aangifte en getuigenverklaringen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat dit scherpe voorwerp een mes betreft. Dat de omstanders daarvan elk een wat andere omschrijving geven, zoals de raadsman heeft benadrukt, is niet verwonderlijk, gelet op hun verschillende posities en het feit dat het donker was. De rechtbank is van oordeel dat dit niet afdoet aan de betrouwbaarheid van hun in de kern gelijkluidende verklaringen. De verklaring van verdachte dat dit een telefoon, e-smoker of ander voorwerp was, is ongeloofwaardig nu deze geen enkele steun vindt in de bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank ook af dat verdachte met dit mes heeft geprobeerd aangever te steken. Deze gedragingen worden door de aangever en getuigen waargenomen, en zijn terug te zien op de beelden. De vraag die de rechtbank nu dient te beantwoorden is of verdachte hiermee opzet had op de dood van het slachtoffer, zoals primair ten laste is gelegd. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte heeft gepoogd aangever van het leven te beroven. De bewoordingen "ik steek je neer" wijzen hierop. Deze bewoordingen werden gevolgd door het trekken van het mes, waarmee verdachte meerdere malen met kracht heeft uitgehaald in de richting van het bovenlichaam, het hoofd, de hals en het gezicht van aangever. Die steekbewegingen kon aangever ternauwernood ontwijken door met zijn hoofd en lichaam snel naar achteren te bewegen. Getuige [getuige 1] heeft getracht verdachte en aangever uit elkaar te houden door tussenbeide te gaan staan, maar op verschillende momenten wist aangever langs [getuige 1] te komen, waarna hij heeft geprobeerd aangever in diens gezicht te raken met het mes. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen en de plaats waar verdachte aangever heeft geprobeerd te raken, opzet op de dood meebrengen. Het behoeft geen betoog dat het steken met een mes in de halsstreek of het gezicht dodelijk kan zijn. Dat het door verdachte beoogde gevolg niet is ingetreden, is niet te danken aan verdachte maar aan de ontwijkende bewegingen van aangever en de tussenkomst van omstander [getuige 1] . Naar het oordeel van de rechtbank waren de handelingen van verdachte er zonder meer op gericht aangever van het leven te beroven. De rechtbank acht poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. De door verdachte ter zitting van 7 juli 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mij op 6 mei 2019 op het politiebureau in Leeuwarden verzet en daarbij agent [slachtoffer 2] geraakt met mijn knie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 6 mei 2019 werd [verdachte] door mijn collega's aangehouden. Ik was op dat moment aanwezig op de plaats van aanhouding in Leeuwarden en in daadwerkelijke uitvoering van mijn ambt als politievrijwilliger. Op het politiebureau te Leeuwarden raakte verdachte mij met zijn knie tegen mijn hoofd. De verdachte gaf de kniestoot met kracht. Ik voelde pijn op de plaats waar ik geraakt werd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2019 los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 3] :
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter knie, met meer dan geringe kracht, een knietje gaf tegen het hoofd van collega [slachtoffer 2] .
Bewijsoverweging
Op basis van de aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] en de verklaring van zijn collega [getuige 3] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met zijn knie in het gezicht te raken. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij zich verzette tegen het lichamelijk onderzoek waaraan hij onderworpen zou worden en dat daarbij zijn knie is uitgeschoten omdat er spanning op zijn lijf stond. Verdachte verzette zich dusdanig hevig dat het noodzakelijk werd geacht dat vier agenten hem bij de armen en benen in bedwang moesten houden. De rechtbank leidt hieruit het voorwaardelijk opzet van verdachte af. Het is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat bij fysiek verzet tijdens politieoptreden een arm of been kan uitschieten, waardoor pijn of letsel ontstaat. Ook is te voorzien dat met een arm of been een agent wordt geraakt op het moment dat de agent zich nabij of op korte afstand van het lichaam bevindt. Verdachte heeft die kans bewust aanvaard door geen gehoor te geven aan de bevelen van de politie en zich hevig te verzetten.
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 3. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was in de avond van zondag 5 mei 2019 in Leeuwarden. Ik zag dat [verdachte] uit een van zijn jaszakken een broodmes tevoorschijn haalde. Gelijk daarna zag ik dat hij met het betreffende mes een paar keer in de achterband van mijn scooter stak. Door het steken met het mes door [verdachte] in de achterband van mijn scooter is deze band nu vernield.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 mei 2019, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] :
[slachtoffer 1] had mijn scooter geleend. [slachtoffer 1] vertelde mij maandag 6 mei 2019 dat iemand hem probeerde neer te steken. Het mes ging de hele tijd naar zijn gezicht, zei [slachtoffer 1] . Die man heeft ook mijn scooter vernield. Mijn scooter heeft flinke schade. De band is gatenkaas, daar heeft de man in lopen prikken met zijn mes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
Op 5 mei 2019 was ik aanwezig in Leeuwarden op de Nieuwstad ter hoogte van de Bakker
Bart. Ik zag dat een van de twee jongens een mes bij zich droeg en dit mes trok. Ik zag dat die jongen de band van een bromfiets lek stak.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 mei 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] :
Ik was in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Leeuwarden. Ik zag een mes in de handen van één van de ruziënde heren. Zover ik weet probeerde die jongen met het mes een band van een scooter lek te steken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] :
Op maandag 6 mei 2019 werd door de dienst Stadstoezicht van de gemeente Leeuwarden beelden verstrekt. Deze beelden waren afkomstig van het camerabeveiligingssysteem van de gemeente Leeuwarden. Deze camera's hangen in het centrum van Leeuwarden en hadden zicht op het Waagplein. Ik heb deze beelden onderzocht. Ik zag dat de opgenomen periode was vanaf 5 mei 2019, 23.59 uur.
Op het tijdstip 00:00.33 is het volgende te zien:
Verdachte staat naast een grijze scooter. Verdachte heeft een zwart voorwerp in zijn handen. Hij maakt prikkende bewegingen naar het achterwiel van de scooter. Hij maakt 5 of 6 stekende bewegingen naar het achterwiel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2019, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [werknemer] :
De scooterband van de scooter van [benadeelde partij] bleek op verschillende plaatsen stuk te zijn, op meerdere plaatsen in de band zaten scheuren/gaten in het rubber. De band was provisorisch geplakt door middel van proppen, alvorens de scooter naar Scooter Werk was gebracht.
Bewijsoverweging
Gelet op de voorafgegane vaststelling dat verdachte die nacht een mes bij zich droeg, acht de rechtbank ook de vernieling van een scooterband wettig en overtuigend bewezen. Uit zowel de aangifte als de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte met het mes prikkende bewegingen maakte in de richting van de band. Die beweging is ook duidelijk te zien op de camerabeelden. Verder heeft de politie vastgesteld dat de band van de scooter van eigenaar [benadeelde partij] is vervangen. De oude band bleek op verschillende plaatsen stuk te zijn en was provisorisch geplakt. Dat andere delen van de scooter ook door verdachte zijn vernield of beschadigd, acht de rechtbank echter niet bewezen. Daarvoor biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 en feit 3 onder parketnummer 18/730084-19 en het feit onder parketnummers 18/730170-19 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/730084-19:
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes vanaf zeer korte afstand stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam, het hoofd en de hals van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een zogenaamde kniestoot tegen het hoofd te geven;
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk de achterband van een scooter in gebruik bij [slachtoffer 2] en toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft vernield.
In de zaak met parketnummer 18/730170-19:
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door een feitelijkheid heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-: "Wat denk je wel dat ik nu nog meewerk. Vieze kanker agent, je moet je bek houden", en door die [slachtoffer 2] in zijn gezicht te spugen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.