ECLI:NL:RBNNE:2020:2539

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
18/730084-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor poging tot doodslag, vernieling en mishandeling van een politieagent

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, vernieling van een scooterband en het mishandelen en beledigen van een politieagent. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een incident op 5 en 6 mei 2019 in Leeuwarden, waar de verdachte met een mes meerdere keren naar het bovenlichaam van het slachtoffer, [slachtoffer 1], stak, terwijl hij ook de achterband van een scooter vernielde. Tijdens zijn aanhouding mishandelde hij een politieagent, [slachtoffer 2], door deze een kniestoot te geven en beledigde hem. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was, evenals de mishandeling van de agent. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn gedrag veel maatschappelijke onrust veroorzaakte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de mogelijkheid van reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer: 18/730084-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 18/730170-19 en 18/263049-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter zitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, het volgende ten laste gelegd.
In de zaak met parketnummer 18/730084-19:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2019, in elk geval in het tijdvak gevormd door 5 en 6 mei 2019
te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vanaf zeer korte afstand stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1]
en/of in de richting van het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 mei 2019, in elk geval in het tijdvak gevormd door 5 en 6 mei 2019
te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vanaf zeer korte afstand stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en/of in de richting van het hoofd en/of de
hals van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een zogenaamde kniestoot tegen het hoofd te geven;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 5 en 6 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk de achterband en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van een scooter, in elk geval enig goed, (in gebruik bij [slachtoffer 2] en) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de zaak met parketnummer 18/730170-19:
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door (een) feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-: "Wat denk je wel dat ik nu nog meewerk. Vieze kanker agent, je moet je bek houden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door die [slachtoffer 2] in zijn gezicht te spugen.
In de zaak met parketnummer 18/263049-18:
hij op of omstreeks 9 november 2018 te Leeuwarden, (in Club Sky, aldaar) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1. primair, 2. en 3. in de zaak met parketnummer 18/730084-19, en voor beide feiten ten laste gelegd onder de parketnummers 18/730170-19 en 18/263049-18. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot de tenlastegelegde poging tot doodslag kan op basis van de aangifte, getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de camerabeelden wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte een mes bij zich droeg waarmee hij slaande en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van aangever. Dit gedrag was gericht op het toebrengen van fataal letsel. Op basis van deze bewijsmiddelen kan ook de vernieling van de scooterband wettig en overtuigend worden bewezen. Zowel de mishandeling onder parketnummer 18/730084-19, als de belediging van verbalisant [slachtoffer 2] onder parketnummer 18/730170-19 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de verklaring van verdachte, de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 3] . Het uitgeven van vals geld kan worden bewezen op basis van de aangifte, de beschrijving van de videobeelden en het onderzoek door de forensische opsporing. Verdachte is herkend op de camerabeelden en is degene geweest die met vals geld heeft betaald in Club Sky. Van het medeplegen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 18/730084-19 en 18/263049-18. Het beledigen van de verbalisant, onder parketnummer 18/730170-19 ten laste gelegd, kan bewezen worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de poging doodslag dan wel poging zware mishandeling bevat het dossier geen overtuigend bewijs voor de stelling dat verdachte een mes bij zich droeg en hiermee heeft uitgehaald. Hierover wordt door getuigen wisselend verklaard. Het onderzoek aan een mes dat in de gracht is gevonden, heeft niets opgeleverd. Dit maakt dat ook de vernieling van de scooterband niet bewezen kan worden. Ook is niet uitgesloten dat de band al kapot was. Met betrekking tot de mishandeling van verbalisant [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet ontbrak. Verdachte heeft zich fysiek verzet waardoor zijn lichaam onder spanning stond. Vervolgens is zijn knie uitgeschoten waarbij de verbalisant is geraakt. Met betrekking tot het betalen met vals geld ontbrak eveneens het opzet. Verdachte wist niet dat het biljet vals was, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/263049-18
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/263049-18 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar een vals geldbiljet heeft uitgegeven in een uitgaansgelegenheid, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt niet dat verdachte bekend was met de valsheid van dat geld. Nu er geen omstandigheden zijn gebleken waaruit de wetenschap dat het vals geld betrof wel kan worden afgeleid, kan het opzet van verdachte om vals geld uit te geven niet worden bewezen. Derhalve zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Parketnummer 18/730170-19
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 18/730170-19 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2019, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 3] .
Parketnummer 18/730084-19
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 1. primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. De door verdachte ter zitting van 7 juli 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had in de nacht van 5 op 6 mei 2019 in Leeuwarden ruzie met [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was in de avond van zondag 5 mei 2019 in Leeuwarden. Toen kwam de mij bekende [verdachte] (hierna: [verdachte] ) naar mij toe. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij de voorkant van mijn jas vastpakte, ter hoogte van mijn hals. Ik hoorde dat [verdachte] daarbij tegen mij zei: "Ik steek je neer". Ik zag dat [verdachte] uit een van zijn jaszakken een broodmes tevoorschijn haalde. Ik kon zien dat dit mes ongeveer 30 centimeter lang was, met een zwart heft. Ik zag dat hij daarna een stekende beweging maakte in mijn richting. Om te zorgen dat hij mij niet raakte met dit mes, deed ik een stap naar achteren. Ik zag en voelde echter dat hij mij met het mes licht raakte. Ik zag dat hij met het mes een snee veroorzaakte in mijn jas. Daarna zag ik dat [verdachte] zich weer tot mij richtte met het mes. Ik zag dat hij meerdere malen in mijn richting weer stekende bewegingen maakte met het mes. Ik werd daarbij bijna in mijn gezicht geraakt, maar ik kon iedere keer gelukkig nog enigszins aan de kant springen. Ik was op dat moment mijn leven niet meer zeker. Ik had echt de angst dat hij mij ging steken met het broodmes. Ik zag ook een agressieve blik in zijn ogen. Ik werd daar ook erg angstig van. Ik dacht op dat moment dus ook echt dat [verdachte] mij neer ging steken met het mes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
Op 5 mei 2019 was ik aanwezig in Leeuwarden op de Nieuwstad. Ik zag dat er twee jongens ruzie hadden met elkaar. Ik zag op een gegeven moment dat een van hen een mes bij zich droeg en dit mes ook trok. Op een gegeven moment schoot er een langs mij, en die duwde de andere op de grond. De man die het mes droeg had een donkere huidskleur en was overwegend donker gekleed. Naar mijn idee was het mes een keukenmes. Hij heeft met dat mes ook naar die andere jongen gezwaaid. Hij zwaaide een paar keer met het mes richting de andere jongen, over mijn schouder heen. De man was duidelijk agressief.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 mei 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] :
Ik was in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Leeuwarden. Toen wij uit de richting van de Waag aankwamen zagen wij dat er twee heren ruzie hadden. Toen die vriend van mij ongeveer een halve minuut tot een minuut tussen hen in stond zag ik een mes in de handen van één van de ruziënde heren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] :
Op maandag 6 mei 2019 werd door de dienst Stadstoezicht van de gemeente Leeuwarden beelden verstrekt. Deze beelden waren afkomstig van het camerabeveiligingssysteem van de gemeente Leeuwarden. Deze camera's hangen in het centrum van Leeuwarden en hadden zicht op het Waagplein. Ik heb deze beelden onderzocht. Ik zag dat de opgenomen periode was vanaf 5 mei 2019, 23.59 uur.
Op het tijdstip 00:01.13 is het volgende te zien:
Verdachte maakt een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer 1] . Verdachte slaat met zijn
rechter hand, met het mes, naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ontwijkt door zijn lichaam en hoofd naar links te bewegen.
Op het tijdstip 00:01.16 is het volgende te zien:
Verdachte maakt weer een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer 1] . Verdachte slaat met zijn rechterhand, met het mes, naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ontwijkt door zijn lichaam en hoofd naar links te bewegen.
Op het tijdstip 00:01:50 is het volgende te zien:
Verdachte slaat met zijn linkerhand waarin het mes zich bevindt naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] deinst naar achteren.
Op het tijdstip 00:02.15 is het volgende te zien:
Verdachte wijst met zijn rechterhand, waarbij het mes zichtbaar is, naar [slachtoffer 1] .
6. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 7 juli 2020, voor zover van belang inhoudende:
Op de camerabeelden die worden getoond zie ik, oudste rechter, dat verdachte een lang en puntig voorwerp in zijn rechter hand draagt en met die hand meerdere keren uithaalt naar het hoofd en gezicht van aangever.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de nacht van 5 op 6 mei 2019 een mes bij zich droeg. Zowel aangever als getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben bij verdachte een mes waargenomen, waarmee verdachte heeft geprobeerd op aangever in te steken. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden die de politie in het proces-verbaal heeft beschreven. Relevante beelden zijn op verzoek van de verdediging ter zitting getoond. De rechtbank heeft geconstateerd dat de beelden van goede kwaliteit zijn en een heldere weergave geven van hetgeen zich heeft afgespeeld. Op de beelden is te zien dat verdachte een scherp en puntig voorwerp in zijn hand draagt, waarmee hij op verschillende momenten fel uithaalt in de richting van het bovenlichaam, het hoofd, de hals, en het gezicht van aangever. Mede gelet op de aangifte en getuigenverklaringen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat dit scherpe voorwerp een mes betreft. Dat de omstanders daarvan elk een wat andere omschrijving geven, zoals de raadsman heeft benadrukt, is niet verwonderlijk, gelet op hun verschillende posities en het feit dat het donker was. De rechtbank is van oordeel dat dit niet afdoet aan de betrouwbaarheid van hun in de kern gelijkluidende verklaringen. De verklaring van verdachte dat dit een telefoon, e-smoker of ander voorwerp was, is ongeloofwaardig nu deze geen enkele steun vindt in de bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank ook af dat verdachte met dit mes heeft geprobeerd aangever te steken. Deze gedragingen worden door de aangever en getuigen waargenomen, en zijn terug te zien op de beelden. De vraag die de rechtbank nu dient te beantwoorden is of verdachte hiermee opzet had op de dood van het slachtoffer, zoals primair ten laste is gelegd. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte heeft gepoogd aangever van het leven te beroven. De bewoordingen "ik steek je neer" wijzen hierop. Deze bewoordingen werden gevolgd door het trekken van het mes, waarmee verdachte meerdere malen met kracht heeft uitgehaald in de richting van het bovenlichaam, het hoofd, de hals en het gezicht van aangever. Die steekbewegingen kon aangever ternauwernood ontwijken door met zijn hoofd en lichaam snel naar achteren te bewegen. Getuige [getuige 1] heeft getracht verdachte en aangever uit elkaar te houden door tussenbeide te gaan staan, maar op verschillende momenten wist aangever langs [getuige 1] te komen, waarna hij heeft geprobeerd aangever in diens gezicht te raken met het mes. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen en de plaats waar verdachte aangever heeft geprobeerd te raken, opzet op de dood meebrengen. Het behoeft geen betoog dat het steken met een mes in de halsstreek of het gezicht dodelijk kan zijn. Dat het door verdachte beoogde gevolg niet is ingetreden, is niet te danken aan verdachte maar aan de ontwijkende bewegingen van aangever en de tussenkomst van omstander [getuige 1] . Naar het oordeel van de rechtbank waren de handelingen van verdachte er zonder meer op gericht aangever van het leven te beroven. De rechtbank acht poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. De door verdachte ter zitting van 7 juli 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mij op 6 mei 2019 op het politiebureau in Leeuwarden verzet en daarbij agent [slachtoffer 2] geraakt met mijn knie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 6 mei 2019 werd [verdachte] door mijn collega's aangehouden. Ik was op dat moment aanwezig op de plaats van aanhouding in Leeuwarden en in daadwerkelijke uitvoering van mijn ambt als politievrijwilliger. Op het politiebureau te Leeuwarden raakte verdachte mij met zijn knie tegen mijn hoofd. De verdachte gaf de kniestoot met kracht. Ik voelde pijn op de plaats waar ik geraakt werd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2019 los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 3] :
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter knie, met meer dan geringe kracht, een knietje gaf tegen het hoofd van collega [slachtoffer 2] .
Bewijsoverweging
Op basis van de aangifte van verbalisant [slachtoffer 2] en de verklaring van zijn collega [getuige 3] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met zijn knie in het gezicht te raken. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij zich verzette tegen het lichamelijk onderzoek waaraan hij onderworpen zou worden en dat daarbij zijn knie is uitgeschoten omdat er spanning op zijn lijf stond. Verdachte verzette zich dusdanig hevig dat het noodzakelijk werd geacht dat vier agenten hem bij de armen en benen in bedwang moesten houden. De rechtbank leidt hieruit het voorwaardelijk opzet van verdachte af. Het is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat bij fysiek verzet tijdens politieoptreden een arm of been kan uitschieten, waardoor pijn of letsel ontstaat. Ook is te voorzien dat met een arm of been een agent wordt geraakt op het moment dat de agent zich nabij of op korte afstand van het lichaam bevindt. Verdachte heeft die kans bewust aanvaard door geen gehoor te geven aan de bevelen van de politie en zich hevig te verzetten.
De verdachte heeft niet bekend dat hij het onder feit 3. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 heeft begaan. De rechtbank acht dit feit evenwel wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende opgave van bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019113850 d.d. 20 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was in de avond van zondag 5 mei 2019 in Leeuwarden. Ik zag dat [verdachte] uit een van zijn jaszakken een broodmes tevoorschijn haalde. Gelijk daarna zag ik dat hij met het betreffende mes een paar keer in de achterband van mijn scooter stak. Door het steken met het mes door [verdachte] in de achterband van mijn scooter is deze band nu vernield.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 mei 2019, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] :
[slachtoffer 1] had mijn scooter geleend. [slachtoffer 1] vertelde mij maandag 6 mei 2019 dat iemand hem probeerde neer te steken. Het mes ging de hele tijd naar zijn gezicht, zei [slachtoffer 1] . Die man heeft ook mijn scooter vernield. Mijn scooter heeft flinke schade. De band is gatenkaas, daar heeft de man in lopen prikken met zijn mes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
Op 5 mei 2019 was ik aanwezig in Leeuwarden op de Nieuwstad ter hoogte van de Bakker
Bart. Ik zag dat een van de twee jongens een mes bij zich droeg en dit mes trok. Ik zag dat die jongen de band van een bromfiets lek stak.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 mei 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] :
Ik was in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Leeuwarden. Ik zag een mes in de handen van één van de ruziënde heren. Zover ik weet probeerde die jongen met het mes een band van een scooter lek te steken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] :
Op maandag 6 mei 2019 werd door de dienst Stadstoezicht van de gemeente Leeuwarden beelden verstrekt. Deze beelden waren afkomstig van het camerabeveiligingssysteem van de gemeente Leeuwarden. Deze camera's hangen in het centrum van Leeuwarden en hadden zicht op het Waagplein. Ik heb deze beelden onderzocht. Ik zag dat de opgenomen periode was vanaf 5 mei 2019, 23.59 uur.
Op het tijdstip 00:00.33 is het volgende te zien:
Verdachte staat naast een grijze scooter. Verdachte heeft een zwart voorwerp in zijn handen. Hij maakt prikkende bewegingen naar het achterwiel van de scooter. Hij maakt 5 of 6 stekende bewegingen naar het achterwiel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2019, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [werknemer] :
De scooterband van de scooter van [benadeelde partij] bleek op verschillende plaatsen stuk te zijn, op meerdere plaatsen in de band zaten scheuren/gaten in het rubber. De band was provisorisch geplakt door middel van proppen, alvorens de scooter naar Scooter Werk was gebracht.
Bewijsoverweging
Gelet op de voorafgegane vaststelling dat verdachte die nacht een mes bij zich droeg, acht de rechtbank ook de vernieling van een scooterband wettig en overtuigend bewezen. Uit zowel de aangifte als de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte met het mes prikkende bewegingen maakte in de richting van de band. Die beweging is ook duidelijk te zien op de camerabeelden. Verder heeft de politie vastgesteld dat de band van de scooter van eigenaar [benadeelde partij] is vervangen. De oude band bleek op verschillende plaatsen stuk te zijn en was provisorisch geplakt. Dat andere delen van de scooter ook door verdachte zijn vernield of beschadigd, acht de rechtbank echter niet bewezen. Daarvoor biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 en feit 3 onder parketnummer 18/730084-19 en het feit onder parketnummers 18/730170-19 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/730084-19:
1.
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes vanaf zeer korte afstand stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam, het hoofd en de hals van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een zogenaamde kniestoot tegen het hoofd te geven;
3.
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk de achterband van een scooter in gebruik bij [slachtoffer 2] en toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft vernield.
In de zaak met parketnummer 18/730170-19:
hij op 6 mei 2019 te Leeuwarden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door een feitelijkheid heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-: "Wat denk je wel dat ik nu nog meewerk. Vieze kanker agent, je moet je bek houden", en door die [slachtoffer 2] in zijn gezicht te spugen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/730084-19:
1. primair. Poging tot doodslag.
2. Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
In de zaak met parketnummer 18/730170-19:
1. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van al het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van het voorarrest. Aan de proeftijd dient een meldplicht te worden verbonden bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een eventuele bewezenverklaring een gevangenisstraf bepleit van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient reclasseringstoezicht te worden verbonden, zodat de reclassering kan onderzoeken op welke levensgebieden verdachte hulp nodig heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting, het reclasseringsrapport van 24 juli 2019, het psychologisch onderzoeksrapport van 9 januari 2020 opgemaakt door drs. B.Y. Toorn, psycholoog, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de nacht van 5 op 6 mei 2019 ruzie gemaakt met een vriend die hem geen lift naar huis wilde geven. Vervolgens heeft verdachte gepoogd aangever om het leven te brengen door een mes te trekken, waarmee hij diverse malen met kracht heeft uitgehaald in de richting van het bovenlichaam, hoofd, hals en gezicht van aangever. De steekbewegingen konden door aangever nipt worden ontweken. Verdachte gedroeg zich zeer agressief; hij heeft een uiterst gevaarlijke situatie veroorzaakt en getracht een inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van aangever. Ook brengt een feit als dit veel maatschappelijke onrust met zich mee. Het incident speelde zich af in het centrum van Leeuwarden waar veel mensen op de been waren in verband met de festiviteiten rond Bevrijdingsdag. Voorbijgangers zijn dus ongewild geconfronteerd met het gewelddadige handelen van verdachte. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling door de scooterband van de aangever met het mes lek te steken. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor deze feiten geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen of excuses heeft gemaakt.
Na zijn aanhouding heeft verdachte een agent in functie mishandeld door hem een knietje te geven in zijn gezicht. Enkele momenten later heeft hij de verbalisant beledigd door hem uit te schelden en in het gezicht te spugen. Dit is volstrekt onacceptabel en respectloos gedrag. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hiermee een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisant en hem in zijn eer en goede naam heeft aangetast.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens het psychologisch onderzoeksrapport heeft verdachte geweigerd mee te werken aan onderzoek naar zijn persoon. De rechtbank betreurt dit ten zeerste nu uit het reclasseringsrapport volgt dat eerder onderzoek heeft uitgewezen dat verdachte kampt met een persoonlijkheidsstoornis. Om verdachte te kunnen helpen had de rechtbank bij voorkeur een maatregel opgelegd, mede ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Verdachte heeft dit echter afgehouden; hij heeft geen enkele bereidheid getoond mee te werken aan het psychologisch onderzoek. Evenmin staat verdachte open voor hulp en begeleiding door de reclassering, anders dan ondersteuning bij het regelen van praktische zaken. Bij gebreke aan een diagnose en een recent gedragsdeskundig advies inzake oplegging van een maatregel, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Enkel deze strafmodaliteit doet recht aan de aard en ernst van de feiten. Hierbij is in aanmerking genomen dat verdachte vier feiten heeft gepleegd, waaronder een ernstig geweldsdelict. Ook is gelet op het strafblad, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer belediging. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het verzoek van de verdediging om de reclassering te laten onderzoeken op welke gebieden verdachte wel openstaat voor hulp, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Aan het voorwaardelijk deel zal een bijzondere voorwaarde worden verbonden in de vorm van reclasseringstoezicht. De rechtbank geeft verdachte mee dat hij zich hiervoor open dient te stellen, zodat hij geholpen kan worden.
Alles overwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde verbonden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 333,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
De officier heeft toewijzing van deze vordering gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft erkend dat de vordering kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 18/730170-19. De benadeelde partij is tijdens zijn werk als politieagent opzettelijk beledigd door uitschelden en spugen in zijn gezicht. Hij voelde zich hierdoor gekrenkt en vernederd, en is voorzichtiger en argwanender geworden in zijn werk. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in zijn eer en goede naam is geschaad, zodat hij op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt voor schadevergoeding. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdediging is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 mei 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 266, 267, 287, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/263049-18 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1. primair, feit 2. en feit 3. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730084-19 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730170-19 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen vijf dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen reclasseringsinstelling en zich daar blijft melden zo lang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij
Ten aanzien van parketnummer 18/730170-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 333,00 (driehonderddrieëndertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 333,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. K. Post en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2020. Mr. Beuker en mr. Nieuwenhuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.