ECLI:NL:RBNNE:2020:2536

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
18/920166-18 Ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken in een strafzaak. De officier van justitie had op 5 november 2019 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 692.285,00 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel en dat de verdachte verplicht zou worden dit bedrag aan de staat te betalen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij.

Tijdens de behandeling van de ontnemingsvordering op 30 juni 2020 waren de officier van justitie, mr. H.J. Mous, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. K.C.A.M. Oomen, aanwezig. De rechtbank heeft in de onderliggende strafzaak de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wat betekent dat er geen basis was voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals ook bevestigd door eerdere jurisprudentie.

De rechtbank heeft in haar beslissing de vrijspraak van de verdachte als uitgangspunt genomen en heeft geconcludeerd dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920166-18
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2020 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
verblijvende te [straatnaam], [woonplaats]
hierna te noemen: verdachte.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 5 november 2019 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 692.285,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/920166-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder met name de inhoud van het rapport "berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij" d.d. 9 augustus 2018 (opgenomen op pagina 266 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-2018220997 met sluitingsdatum 27 augustus 2018).
De (inhoudelijke) behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de (inhoudelijke) behandeling van de onderliggende strafzaak met parketnummer 18/920166-18, ter terechtzitting van 30 juni 2020, waarbij de officier van justitie mr. H.J. Mous, en de raadsvrouw van veroordeelde, mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Tilburg, aanwezig waren.

Beoordeling

De rechtbank heeft verdachte in de onderliggende strafzaak bij vonnis van heden, 14 juli 2020, vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, derhalve van het feit op basis waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend.
Gelet op deze vrijspraak is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BG4258).

Beslissing

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. van den Steenhoven, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. B.I. Klaassens, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2020.