Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/920167-18, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het tezamen en in vereniging opzettelijk telen en bereiden van hennep. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 150 uren opgelegd en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft overwogen dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op handschoenen in de hennepkwekerij en dat hij eerder samen met een medeverdachte in de buurt van de kwekerij is aangetroffen met goederen die gebruikt kunnen worden bij de hennepteelt. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal van stroom. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen.
De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 692.285,00. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van 9 augustus 2018, waarin de opbrengsten van de hennepkwekerij zijn berekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in totaal 6 eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een netto voordeel van € 462.480,85. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om € 92.496,17 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de gijzeling vastgesteld op maximaal 365 dagen.
Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.