ECLI:NL:RBNNE:2020:2532

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
18/730015-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Roemeense man voor diefstal en poging tot inbraak in Nederland

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 32-jarige man uit Roemenië veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 weken en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De man was betrokken bij twee diefstallen door middel van braak bij een bedrijf in Boijl en een casino in Giethoorn, waarbij hij en zijn mededaders op zeer grove wijze te werk gingen. Ze vernielden rolluiken, ruiten, gevelbeplating en deuren om toegang te krijgen tot de panden. Daarnaast was er een poging tot inbraak bij een bedrijf in Oostwold. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Tevens werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, met een bedrag van € 3.869,56, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730015-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 16 april 2020 en
30 juni 2020.
Ter zitting van 30 juni 2020 is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter zitting vertegenwoordigd door
mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Boijl, (althans) in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een plastic bak met folders, in elk geval enig(e) goed(eren) van hun/zijn gading, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan
[benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen, in/uit een bedrijfspand (perceel [adres 1] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Boijl, (althans) in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] , weg te nemen in/uit een bedrijfspand (perceel [adres 1] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een rolluik heeft vernield en/of een raam heeft verwijderd en/of (vervolgens) dat pand is binnen gegaan en/of (vervolgens) (een) kast(en) heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 7 en 8 juli 2019 te Oostwold, (althans) in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren) van hun/zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] , weg te nemen, in/uit een bedrijfspand (perceel [adres 2] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een raam van een terrasdeur aan de achterzijde van dat bedrijfspand heeft ingeslagen/ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 7 en 8 juli 2019 te Oostwold, (althans) in de gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een deurkozijn van een
(bedrijfs)pand (perceel [adres 2] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Giethoorn, (althans) in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis en/of een aantal hoppers/cassettes inhoudende (munt)geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen, in/uit een bedrijfspand (perceel [adres 3] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder 1. subsidiair en 2. subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1. primair heeft de raadsman aangevoerd dat uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden niet blijkt dat er goederen zijn weggenomen. Er is weliswaar een bak met folders verplaatst door deze naast het pand te leggen, maar deze bak en de folders hadden voor verdachte geen economische waarde. Er is dus geen sprake van een voltooide wegnemingshandeling van een goed waarop het oogmerk tot wegneming van verdachte zag; daarom moet voor feit 1. primair vrijspraak volgen.
Ten aanzien van feit 2. primair heeft de raadsman aangevoerd dat er enkel een raam is vernield. Uit het pand is niets weggenomen en er is niemand binnen geweest. Louter op basis van de schade kan niet worden vastgesteld dat verdachte van plan was om in te breken, zodat voor 2. primair vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsman aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is bij de inbraak in Giethoorn. De camerabeelden zijn van slechte kwaliteit. Uit de beelden kan niet worden opgemaakt dat de daders verschillen in lengte en dat er overeenkomsten zijn met de in Boijl aangehouden verdachten. De telefoon van verdachte heeft een zendmast aangestraald op 8 tot 10 kilometer afstand van de plaats van het delict. Dat is slechts een aanwijzing dat hij in de buurt van Giethoorn is geweest. Als verdachte daadwerkelijk in Giethoorn zelf zou zijn geweest, zou zijn telefoon een zendmast in Giethoorn hebben moeten aanstralen. Uit openbare bronnen blijkt namelijk dat er veel dichter bij het casino ook zendmasten staan. Dit is uit het onderzoek niet gebleken en dus is er geen bewijs dat verdachte in Giethoorn is geweest. In het dossier zit ook anderszins geen bewijs waaruit blijkt dat verdachte ter plaatse is geweest, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1. primair
1. De door verdachte ter zitting van 30 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 30 januari 2020 te Boijl was ik met [medeverdachte] en nog een jongen. Wij hebben toen besloten in te breken bij het bedrijfspand van [benadeelde partij 2] . We hebben een raam ingeslagen met een steen. Ik ben 1.75/1.76 meter lang.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 70 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020027282 d.d. 11 maart 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik doe aangifte van diefstal in mijn bedrijf [benadeelde partij 2] , gevestigd aan de [adres 1] te Boijl. Ik zag dat het rolluik was vernield en dat het raam achter het rolluik geheel uit het kozijn was verwijderd. Er is een plastic bak met folders van de balie weggehaald. Deze is buiten, links naast het pand, terug gevonden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
30 januari 2020, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 30 januari 2020 te Boijl zag ik dat er één man op de uitkijk stond en dat er twee mannen door het rolluik van het pand van [benadeelde partij 2] zijn gekropen. Ik heb ook gezien dat er spullen uit het pand zijn gehaald en dat men vervolgens met deze spullen naast het pand verdween.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 30 januari 2020 op de [adres 1] te Boijl zagen wij dat de geleiders van een rolluik waren verwijderd en dat het raam, achter het luik, verwijderd was. In het pand zijn twee personen aangehouden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op de camerabeelden gemaakt door getuige [getuige] zag ik dat drie personen voor een rolluik staan. Ik zag dat het rolluik los hing en dat één persoon weg liep naar de linkerzijde van het pand met een soort witte lat in zijn handen. Het viel mij op dat de twee voorste personen erg verschilden in lichaamslengte. Ik zag dat twee personen door het rolluik het pand naar binnen gingen en dat de derde persoon voor het pand bleef staan en af en toe heen en weer liep. Ik zag dat één persoon met spullen naar buiten kwam, links om het gebouw heen liep en kort daarna weer terug kwam lopen. Na ongeveer 4 minuten gingen de twee personen door het raam achter het rolluik weer naar binnen. Alle drie de personen droegen donkere kleding. De kleinste man op de beelden droeg een rugzak bij zich.
Tevens werden er camerabeelden veilig gesteld van aangever Veenstra. Deze beelden zijn door mij bekeken en omschreven. Ik zag twee personen:
Persoon 1:
Blauwe jas met ribbels op de mouwen
Blauwe muts met bolletje aan de bovenzijde
Rugzak op zijn rug
Zwarte doek voor de mond
Donkere broek
Donkere schoenen
Persoon 2:
Zwarte jas met ribbels over de borst
Zwarte capuchon
Zwarte doek/sjaal voor de mond
Donkere broek
Donkere schoenen
Op deze beelden is duidelijk te zien dat persoon 1 een stuk kleiner is dan persoon 2. Ik zag op de beelden 2 personen tijgerend/kruipend over de vloer verplaatsen. Vermoedelijk betreffen dit eerder genoemde persoon 1 en persoon 2.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020 en de bijbehorende bijlage met foto’s, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op donderdag 30 januari 2020 waren wij belast met het onderzoek naar verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . Wij onderzochten de kleding en goederen welke de beide verdachten ten tijde van hun insluiting (bij zich) droegen. Van de kleding hebben wij foto’s gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal zullen worden gevoegd.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat een voltooide diefstal niet kan worden bewezen, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een wegnemingshandeling, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat er een plastic bak met folders van de balie is weggenomen. Deze bak is later buiten, aan de linkerzijde van het pand, teruggevonden. Ook uit de verklaring van getuige [getuige] en de door hem gefilmde beelden blijkt dat de verdachten met spullen uit het pand kwamen en dat deze spullen naast het pand zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn mededaders zich de feitelijke heerschappij over het goed verschaft door de bak vanaf de balie naar buiten te brengen en naast het pand te leggen. Daarmee is de wegneming voltooid. Dat de bak met folders geen economische waarde heeft, maakt dit niet anders. Uit het feitelijk handelen van de daders blijkt immers dat zij als heer en meester over de bak hebben beschikt. Welk doel zij daarmee hadden na het wegnemen – bijvoorbeeld: als transportmiddel voor andere weg te nemen goederen – acht de rechtbank irrelevant. De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2. primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik in het tijdvak gevormd door 7 en 8 juli 2019 te Oostwold een raam heb ingeslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2019, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 3] :
Ik ben eigenaar van [benadeelde partij 4] , gelegen aan de [adres 2] te Oostwold. In de periode van 7 op 8 juli 2019 is er een raam van een terrasdeur aan de achterzijde van het bedrijfsgebouw ingeslagen. Ook was het deurkozijn van de betreffende terrasdeur beschadigd en lag er een smalle strook hout van dat kozijn op de grond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 9 juli 2019, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 8 juli 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te Oldambt. Ik zag dat een ruit van één van de twee openslaande deuren kapot was. Ik zag in deze ruit een gat met een doorsnede van ongeveer 10 centimeter. Tevens zag ik dat de afdeklat die tussen beide deuren zat, afgebroken was. Kennelijk heeft de dader getracht om door middel van handreiking door het gat in de ruit, de deuren te openen. Dit is niet gelukt. Op het breukvlak van de ingeslagen ruit trof ik bloed aan. Kennelijk heeft de dader zich bij het inslaan van de ruit verwond. Ik heb dit bloed vervolgens veiliggesteld voor nader vergelijkend DNA onderzoek en het monster op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van SIN AAMP0750NL.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen (met bijlagen) d.d. 29 januari 2020, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Het spoor SIN AAMP0750NL is geïdentificeerd op het DNA profiel van [verdachte] .
Ten aanzien van feit 2. primair overweegt de rechtbank als volgt:
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging tot inbraak. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij kwaad was, dat hij uit woede tegen een ruit heeft geslagen en dat deze ruit toen is stukgegaan. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Uit de aangifte en het proces-verbaal van forensisch onderzoek blijkt dat niet alleen het raam was ingeslagen, maar dat er ook een afdeklat tussen beide deuren was afgebroken. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij kwaad was en enkel uit woede tegen een raam heeft geslagen; de afgebroken afdeklat wordt hiermee immers niet verklaard.
De afgebroken afdeklat en het gat in de ruit passen wel bij de bevindingen uit het forensisch onderzoek dat de dader heeft getracht de deuren te openen door middel van handreiking door het gat in de ruit. Deze forensische lezing geeft bovendien een plausibele verklaring voor het bloed van verdachte dat op het breukvlak van de ruit is aangetroffen. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2. primair ten laste gelegde poging tot inbraak. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit met anderen heeft gepleegd, zodat hij zal worden vrijgesproken van medeplegen.
Feit 3.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2020, opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[aangever 1] :
Ik ben bedrijfsleider van [benadeelde partij 5] , gevestigd aan [adres 4] te Giethoorn en doe aangifte van diefstal gepleegd op 24 januari 2020. Ik zag dat er een houten plaat rechts naast de hoofdingang was weggebroken. Ik zag dat de kassaruimte overhoop was gehaald en dat het glas van de deur tussen de kassaruimte en de bar gebarsten was. Ook was het houten schot onder het raam van deze deur kapot geslagen. Ik zag dat de deur van de geldwisselmachine achter in het casino was opengebroken en dat er drie zwarte hoppers/cassettes met muntgeld waren weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d.
3 februari 2020, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [aangever 2] :
In aanvulling op de eerder gedane aangifte kan ik nog het volgende verklaren. Na het uitkijken van de bewakingsbeelden is gebleken dat de drie verdachten op 24 januari 2020 om 02.10 uur bij het casino aankwamen. Men is vervolgens begonnen met het verwijderen van gevelbeplating om via een gat in de gevel het casino binnen te gaan. Vanuit het casino werd vervolgens een kluis weggenomen. De verdachten zijn tijdens het wegnemen van de kluis laag bij de grond gebleven, waardoor ze niet zijn opgemerkt door de alarmsensoren.
Na de diefstal van de kluis zijn de verdachten met de kluis weggereden. Op 24 januari 2020 om 04.27 uur zijn de drie verdachten weer teruggekomen en weer het casino binnen gegaan, via het eerder door hen gemaakte gat in de gevel. Met geweld werd een geldwisselautomaat geforceerd en drie zogenaamde hoppers met daarin muntgeld werd weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2020, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Na het uitkijken van de bewakingsbeelden is gebleken dat de inbraak in het casino te Giethoorn werd gepleegd door drie mannen. Dit betrof drie personen, die allen donkere kleding droegen. Alle verdachten droegen een soort van gezicht bedekkende kleding. De langste van deze drie droeg een soort ijsmuts met aan de bovenzijde een bolletje. Nader te noemen verdachte 1. De twee andere personen waren beduidend kleiner dan verdachte 1. De kortste persoon, nader te noemen verdachte 2, droeg een rugtas. De derde verdachte is nader te noemen verdachte 3.
De mannen komen om 2.10 uur het terrein opgereden met een rode auto, vanuit de richting Steenwijk. Er stappen drie personen uit de auto en zij lopen redelijk resoluut naar de voorzijde van het casino. Verdachte 2 droeg een rugzak en had een wat merkwaardig loopje. Hij staat voornamelijk op de uitkijk. Verdachte 1 lijkt de leiding te hebben. Hij begint met het forceren van een opening met een breekijzer. Er worden latten en houten platen/schotten verwijderd uit de voorgevel. Er ontstaat zo een gat waardoor men naar binnen kan kruipen. Omstreeks 2.50 uur kruipt verdachte 3 door het gat naar binnen en komt in het kantoor. De man blijft laag bij de grond en er gaat geen alarm af. De man heeft een sjorband meegenomen naar binnen en maakt die vast aan een kluis. Buiten het pand rijdt de verdachte 1 de auto voor het casino. Hij maakt de sjorband vast aan de achterzijde van de auto en trekt vervolgens met de auto de kluis naar buiten. Verdachten 2 en 3 trekken en wrikken zodat de kluis via het gat buiten op het terras terecht komt. Omstreeks 3.23 uur ligt de kluis buiten het pand op de stoep. Omstreeks 3.25 uur rijdt de auto weg. Omstreeks 4.27 uur komt voornoemde auto weer terug en wordt op de parkeerstrook naast de rijbaan stil gezet. De drie verdachten stappen allen weer uit en rennen naar de voorgevel van het casino. Daar wordt de losse plaat voor het gat opzij gezet en kruipen de drie mannen naar binnen. In het casino wordt de geldwisselautomaat geforceerd en er worden drie geldcassettes meegenomen naar buiten. Bij het verlaten van het pand stuiten de verdachten op een dicht gevallen deur welke vervolgens wordt vernield. Via het gat in die deur komen zij bij het gat in de voorgevel en verlaten het pand. Omstreeks 4.31 uur rijden de verdachten met hun auto weg in de richting Steenwijk.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Ik verbalisant kreeg via mijn mobiele telefoon een filmpje toegestuurd met daarop de aangehouden verdachten van de inbraak bij het agrarisch bedrijf in Boijl op 30 januari 2020. Op 24 januari 2020 is er ingebroken bij het [benadeelde partij 5] . Ik heb de beelden van deze inbraak bekeken. Ik, verbalisant, zie dat de muts, het breekijzer, de lengte van de personen, het postuur en de persoon met helemaal zwarte kleding gelijkend zijn aan de beelden van de inbraak bij het agrarisch bedrijf in Boijl.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2020, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik, verbalisant, bekeek nogmaals de beelden van de inbraak in Boijl en de beelden van de inbraak in Giethoorn. Hierbij viel de samenstelling van de verdachten mij op. Bij de inbraak in Boijl droeg zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte] een muts met een bolletje er op en was het lengteverschil tussen beide verdachten goed zichtbaar. Tevens droeg verdachte [medeverdachte] een beigekleurige rugzak op zijn rug.
Op de beelden van Giethoorn zag ik dat de kleine verdachte een beigekleurige rugzak op zijn rug draagt. Deze rugzak betreft zeer waarschijnlijk de rugzak welke is aangetroffen op de plaats delict in Boijl.
6. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 januari 2019:
Beslagene
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Goednummer : PL0100-2020027282-1233447
Object : Communicatietap (Telefoon)
Merk/type : Samsung
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Uit de historische gegevens van de IMEI nummers van de inbeslaggenomen telefoons van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] , welke wij na vordering van de providers hebben ontvangen heb ik het volgende bevonden:
De telefoon van verdachte [verdachte] is op vrijdag 24 januari 2020 omstreeks 03:48 uur, kort voor de inbraak, in de omgeving van Nijeveen/Steenwijk geweest volgens de mastgegevens.
De telefoon van verdachte [medeverdachte] was op vrijdag 24 januari 2020, tussen 02.16 uur en 05.00 uur, ten tijde van de inbraak in het casino in Giethoorn, in de omgeving van Giethoorn/Nijeveen/Onna/Steenwijk, volgens de mastgegevens.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Op 2 februari 2020 bekeek ik de veiliggestelde data van de inbeslaggenomen smartphone, Samsung Galaxy S8 met beslagcode 1233447. Hieruit is gebleken dat de telefoon op
24 januari 2020 te 04:39 uur, op 9,6 km (12 minuten met toegestane snelheid) afstand was van [adres 5] .
De rechtbank stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, vast dat op 24 januari 2020 door drie mannen is ingebroken in het [benadeelde partij 5] . Deze mannen komen wat kleding, lengte en postuur betreft overeen met de aangehouden verdachten (verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ) bij een inbraak 6 dagen later in Boijl op 30 januari 2020. De inbraken in Giethoorn en Boijl zijn vergelijkbaar in die zin dat de daders tijdens de inbraken laag bij de grond blijven zodat het alarm niet afgaat, dat er donkere kleding wordt gedragen en dat de langste persoon een opvallende muts met een bolletje draagt. Bovendien blijkt uit de beelden dat de daders, net als verdachte en zijn medeverdachte, duidelijk verschillen in lengte. Verdachte heeft een langer en slanker postuur dan medeverdachte [medeverdachte] , die klein is en een vol postuur heeft. Uit de beelden blijkt voorts dat medeverdachte [medeverdachte] bij de inbraak in Boijl een beige rugtas op zijn rug droeg. Bij de inbraak in Giethoorn droeg de kleinere persoon een soortgelijke rugtas met een lichte kleur. Bij zowel de inbraak in Boijl als de inbraak in Giethoorn heeft men zich met grof geweld toegang tot het pand verschaft. In Boijl is een rolluik vernield en is het raam daarachter in het geheel verwijderd. In Giethoorn is een gat in de muur gemaakt door het verwijderen van gevelplaten.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden van beide inbraken zo zeer vergelijkbaar dat de feiten en omstandigheden van de inbraak in Boijl, in onderlinge samenhang bezien, het bewijs van de inbraak in Giethoorn versterken. Daarbij komt dat uit de telefoongegevens blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 24 januari 2020 rond het tijdstip van de inbraak daadwerkelijk in de omgeving van het casino in Giethoorn waren. De telefoon van verdachte straalt om 03.48 uur een mast in de omgeving Nijeveen/Steenwijk aan. Dit is kort nadat de verdachten om 03.25 uur bij het casino waren weggereden met de kluis in de auto. De verdachten zijn vervolgens teruggekeerd naar het casino en zijn daar om 04.31 uur voor de tweede keer vertrokken. Uit een WhatsApplocatie in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat zijn telefoon om 04.39 uur op 12 minuten rijafstand (bij rijden met toegestane snelheid) van de plaats delict was. De rechtbank maakt hieruit op dat deze telefoongegevens goed aansluiten bij de tijdstippen van de inbraak. Een steekhoudende en verifieerbare verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid op de betreffende avond in de omgeving van Giethoorn is uitgebleven.
Gelet op de telefoongegevens en de vergelijkbare modus operandi acht de rechtbank bewezen dat dezelfde dadergroep beide inbraken heeft gepleegd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders, waaronder medeverdachte [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan de onder 3. ten laste gelegde diefstal door middel van braak bij het casino in Giethoorn.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 januari 2020 te Boijl, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, een plastic bak met folders die toebehoorde aan [benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen, uit een bedrijfspand, perceel [adres 1] , aldaar, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2. primair
hij in het tijdvak gevormd door 7 en 8 juli 2019 te Oostwold, in de gemeente Oldambt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld of goederen van zijn gading, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] , weg te nemen, uit een bedrijfspand, perceel [adres 2] , aldaar, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, door een raam van een terrasdeur aan de achterzijde van dat bedrijfspand in te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 januari 2020 te Giethoorn, in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met anderen, een kluis en een aantal hoppers/cassettes inhoudende muntgeld, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen, uit een bedrijfspand, perceel [adres 3] , aldaar, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. primair Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, onder aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft er in zijn strafeis rekening mee gehouden dat hier sprake is van mobiel banditisme.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite gedeeltelijke vrijspraak heeft de raadsman primair betoogd dat verdachte inmiddels lang genoeg in voorarrest heeft gezeten, zodat de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Subsidiair, mocht de rechtbank wel tot een veroordeling voor alle feiten komen, heeft de raadsman aangevoerd om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke taak- of gevangenisstraf als stok achter de deur. De raadsman meent dat de zaak niet voldoet aan de eigen richtlijnen van het openbaar ministerie inzake mobiel banditisme.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting en uit de rapportage van de reclassering, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een week, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan twee diefstallen door middel van braak bij een bedrijf in Boijl en een casino in Giethoorn. Daarbij zijn verdachte en zijn mededaders in georganiseerd verband op zeer grove wijze tekeer gegaan door rolluiken, ruiten, gevelbeplating en deuren te vernielen om zich de toegang tot de panden te verschaffen. In de panden zijn zij telkens laag bij de grond gebleven om ontdekking te voorkomen. Door aldus te handelen heeft verdachte te kennen gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans bezit en enkel uit te zijn op financieel gewin. Het is algemeen bekend dat bedrijfsinbraken veel schade en hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Niet alleen worden daarbij goederen gestolen, maar ook de braakschade aan panden en de schade in de bedrijfsvoering lijden jaarlijks tot forse verliezen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal bij een bedrijf in Oostwold. Ook hier is verdachte op grove wijze tekeer gegaan door niet alleen een ruit in te slaan, maar ook een afdeklat van de terrasdeuren af te breken.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn afkomstig uit Roemenië en beschikken niet over een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Over de reden van hun komst naar en het verblijf in Nederland heeft verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring afgelegd. Kennelijk is hij naar Nederland gekomen met als enig doel hier in te breken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de landelijke LOVS-oriëntatiepunten tot uitgangspunt genomen. Strafverzwarend acht de rechtbank het in vereniging plegen van de inbraken, de brutaliteit van de feiten en de omvang van de schade. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor mobiel banditisme, onder meer omdat niet is gebleken dat verdachte eerder voor soortgelijke vermogensdelicten is veroordeeld of dat de buit eenvoudig verhandelbare goederen betreft.
De rechtbank is van oordeel dat een straf gelijk aan het voorarrest, zoals voorgesteld door de raadsman, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 38 weken, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 2] (vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] ) heeft als benadeelde partij een schadevergoeding gevorderd. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.453,56 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en hoofdelijk geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering
niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van een uittreksel van de Kamer van Koophandel en/of een machtiging. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit de onderbouwing van de vordering niet blijkt of de schade werkelijk is betaald of door de verzekeraar aan de benadeelde partij is vergoed. Mocht de rechtbank hieraan voorbij gaan, dan meent de raadsman tot slot dat de gevorderde BTW in mindering dient te worden gebracht op de gevorderde schade, nu dit bedrag door de benadeelde partij verrekend kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 1. primair. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bevoegdheid van [benadeelde partij 1] om de benadeelde partij te vertegenwoordigen, nu [benadeelde partij 1] ook namens [benadeelde partij 2] aangifte heeft gedaan. Uit de vordering is niet gebleken dat er een uitkering van een verzekeraar heeft plaatsgevonden. Nu de benadeelde partij de BTW met de fiscus kan verrekenen, ligt vergoeding van de BTW over de gevorderde inbraakschade (€ 584,00) niet in de rede. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel afwijzen. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 3.869,56, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 januari 2020.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 38 weken.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730015-20, feit 1. primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2](vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] ) toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.869,56(zegge: drieduizend achthonderdnegenenzestig euro en zesenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2](vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] ), te betalen een bedrag van € 3.869,56 (zegge: drieduizend achthonderdnegenenzestig euro en zesenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 48 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2020.
Mr. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.