Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder 1. subsidiair en 2. subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1. primair heeft de raadsman aangevoerd dat uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden niet blijkt dat er goederen zijn weggenomen. Er is weliswaar een bak met folders verplaatst door deze naast het pand te leggen, maar deze bak en de folders hadden voor verdachte geen economische waarde. Er is dus geen sprake van een voltooide wegnemingshandeling van een goed waarop het oogmerk tot wegneming van verdachte zag; daarom moet voor feit 1. primair vrijspraak volgen.
Ten aanzien van feit 2. primair heeft de raadsman aangevoerd dat er enkel een raam is vernield. Uit het pand is niets weggenomen en er is niemand binnen geweest. Louter op basis van de schade kan niet worden vastgesteld dat verdachte van plan was om in te breken, zodat voor 2. primair vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsman aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is bij de inbraak in Giethoorn. De camerabeelden zijn van slechte kwaliteit. Uit de beelden kan niet worden opgemaakt dat de daders verschillen in lengte en dat er overeenkomsten zijn met de in Boijl aangehouden verdachten. De telefoon van verdachte heeft een zendmast aangestraald op 8 tot 10 kilometer afstand van de plaats van het delict. Dat is slechts een aanwijzing dat hij in de buurt van Giethoorn is geweest. Als verdachte daadwerkelijk in Giethoorn zelf zou zijn geweest, zou zijn telefoon een zendmast in Giethoorn hebben moeten aanstralen. Uit openbare bronnen blijkt namelijk dat er veel dichter bij het casino ook zendmasten staan. Dit is uit het onderzoek niet gebleken en dus is er geen bewijs dat verdachte in Giethoorn is geweest. In het dossier zit ook anderszins geen bewijs waaruit blijkt dat verdachte ter plaatse is geweest, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 30 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 30 januari 2020 te Boijl was ik met [medeverdachte] en nog een jongen. Wij hebben toen besloten in te breken bij het bedrijfspand van [benadeelde partij 2] . We hebben een raam ingeslagen met een steen. Ik ben 1.75/1.76 meter lang.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 70 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020027282 d.d. 11 maart 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik doe aangifte van diefstal in mijn bedrijf [benadeelde partij 2] , gevestigd aan de [adres 1] te Boijl. Ik zag dat het rolluik was vernield en dat het raam achter het rolluik geheel uit het kozijn was verwijderd. Er is een plastic bak met folders van de balie weggehaald. Deze is buiten, links naast het pand, terug gevonden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
30 januari 2020, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 30 januari 2020 te Boijl zag ik dat er één man op de uitkijk stond en dat er twee mannen door het rolluik van het pand van [benadeelde partij 2] zijn gekropen. Ik heb ook gezien dat er spullen uit het pand zijn gehaald en dat men vervolgens met deze spullen naast het pand verdween.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 30 januari 2020 op de [adres 1] te Boijl zagen wij dat de geleiders van een rolluik waren verwijderd en dat het raam, achter het luik, verwijderd was. In het pand zijn twee personen aangehouden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op de camerabeelden gemaakt door getuige [getuige] zag ik dat drie personen voor een rolluik staan. Ik zag dat het rolluik los hing en dat één persoon weg liep naar de linkerzijde van het pand met een soort witte lat in zijn handen. Het viel mij op dat de twee voorste personen erg verschilden in lichaamslengte. Ik zag dat twee personen door het rolluik het pand naar binnen gingen en dat de derde persoon voor het pand bleef staan en af en toe heen en weer liep. Ik zag dat één persoon met spullen naar buiten kwam, links om het gebouw heen liep en kort daarna weer terug kwam lopen. Na ongeveer 4 minuten gingen de twee personen door het raam achter het rolluik weer naar binnen. Alle drie de personen droegen donkere kleding. De kleinste man op de beelden droeg een rugzak bij zich.
Tevens werden er camerabeelden veilig gesteld van aangever Veenstra. Deze beelden zijn door mij bekeken en omschreven. Ik zag twee personen:
Persoon 1:
Blauwe jas met ribbels op de mouwen
Blauwe muts met bolletje aan de bovenzijde
Rugzak op zijn rug
Zwarte doek voor de mond
Donkere broek
Donkere schoenen
Persoon 2:
Zwarte jas met ribbels over de borst
Zwarte capuchon
Zwarte doek/sjaal voor de mond
Donkere broek
Donkere schoenen
Op deze beelden is duidelijk te zien dat persoon 1 een stuk kleiner is dan persoon 2. Ik zag op de beelden 2 personen tijgerend/kruipend over de vloer verplaatsen. Vermoedelijk betreffen dit eerder genoemde persoon 1 en persoon 2.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020 en de bijbehorende bijlage met foto’s, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op donderdag 30 januari 2020 waren wij belast met het onderzoek naar verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . Wij onderzochten de kleding en goederen welke de beide verdachten ten tijde van hun insluiting (bij zich) droegen. Van de kleding hebben wij foto’s gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal zullen worden gevoegd.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat een voltooide diefstal niet kan worden bewezen, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een wegnemingshandeling, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat er een plastic bak met folders van de balie is weggenomen. Deze bak is later buiten, aan de linkerzijde van het pand, teruggevonden. Ook uit de verklaring van getuige [getuige] en de door hem gefilmde beelden blijkt dat de verdachten met spullen uit het pand kwamen en dat deze spullen naast het pand zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn mededaders zich de feitelijke heerschappij over het goed verschaft door de bak vanaf de balie naar buiten te brengen en naast het pand te leggen. Daarmee is de wegneming voltooid. Dat de bak met folders geen economische waarde heeft, maakt dit niet anders. Uit het feitelijk handelen van de daders blijkt immers dat zij als heer en meester over de bak hebben beschikt. Welk doel zij daarmee hadden na het wegnemen – bijvoorbeeld: als transportmiddel voor andere weg te nemen goederen – acht de rechtbank irrelevant. De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2. primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik in het tijdvak gevormd door 7 en 8 juli 2019 te Oostwold een raam heb ingeslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2019, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 3] :
Ik ben eigenaar van [benadeelde partij 4] , gelegen aan de [adres 2] te Oostwold. In de periode van 7 op 8 juli 2019 is er een raam van een terrasdeur aan de achterzijde van het bedrijfsgebouw ingeslagen. Ook was het deurkozijn van de betreffende terrasdeur beschadigd en lag er een smalle strook hout van dat kozijn op de grond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 9 juli 2019, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 8 juli 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te Oldambt. Ik zag dat een ruit van één van de twee openslaande deuren kapot was. Ik zag in deze ruit een gat met een doorsnede van ongeveer 10 centimeter. Tevens zag ik dat de afdeklat die tussen beide deuren zat, afgebroken was. Kennelijk heeft de dader getracht om door middel van handreiking door het gat in de ruit, de deuren te openen. Dit is niet gelukt. Op het breukvlak van de ingeslagen ruit trof ik bloed aan. Kennelijk heeft de dader zich bij het inslaan van de ruit verwond. Ik heb dit bloed vervolgens veiliggesteld voor nader vergelijkend DNA onderzoek en het monster op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van SIN AAMP0750NL.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen (met bijlagen) d.d. 29 januari 2020, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Het spoor SIN AAMP0750NL is geïdentificeerd op het DNA profiel van [verdachte] .
Ten aanzien van feit 2. primair overweegt de rechtbank als volgt:
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging tot inbraak. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij kwaad was, dat hij uit woede tegen een ruit heeft geslagen en dat deze ruit toen is stukgegaan. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Uit de aangifte en het proces-verbaal van forensisch onderzoek blijkt dat niet alleen het raam was ingeslagen, maar dat er ook een afdeklat tussen beide deuren was afgebroken. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij kwaad was en enkel uit woede tegen een raam heeft geslagen; de afgebroken afdeklat wordt hiermee immers niet verklaard.
De afgebroken afdeklat en het gat in de ruit passen wel bij de bevindingen uit het forensisch onderzoek dat de dader heeft getracht de deuren te openen door middel van handreiking door het gat in de ruit. Deze forensische lezing geeft bovendien een plausibele verklaring voor het bloed van verdachte dat op het breukvlak van de ruit is aangetroffen. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2. primair ten laste gelegde poging tot inbraak. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit met anderen heeft gepleegd, zodat hij zal worden vrijgesproken van medeplegen.
Feit 3.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2020, opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[aangever 1] :
Ik ben bedrijfsleider van [benadeelde partij 5] , gevestigd aan [adres 4] te Giethoorn en doe aangifte van diefstal gepleegd op 24 januari 2020. Ik zag dat er een houten plaat rechts naast de hoofdingang was weggebroken. Ik zag dat de kassaruimte overhoop was gehaald en dat het glas van de deur tussen de kassaruimte en de bar gebarsten was. Ook was het houten schot onder het raam van deze deur kapot geslagen. Ik zag dat de deur van de geldwisselmachine achter in het casino was opengebroken en dat er drie zwarte hoppers/cassettes met muntgeld waren weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d.
3 februari 2020, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [aangever 2] :
In aanvulling op de eerder gedane aangifte kan ik nog het volgende verklaren. Na het uitkijken van de bewakingsbeelden is gebleken dat de drie verdachten op 24 januari 2020 om 02.10 uur bij het casino aankwamen. Men is vervolgens begonnen met het verwijderen van gevelbeplating om via een gat in de gevel het casino binnen te gaan. Vanuit het casino werd vervolgens een kluis weggenomen. De verdachten zijn tijdens het wegnemen van de kluis laag bij de grond gebleven, waardoor ze niet zijn opgemerkt door de alarmsensoren.
Na de diefstal van de kluis zijn de verdachten met de kluis weggereden. Op 24 januari 2020 om 04.27 uur zijn de drie verdachten weer teruggekomen en weer het casino binnen gegaan, via het eerder door hen gemaakte gat in de gevel. Met geweld werd een geldwisselautomaat geforceerd en drie zogenaamde hoppers met daarin muntgeld werd weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2020, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Na het uitkijken van de bewakingsbeelden is gebleken dat de inbraak in het casino te Giethoorn werd gepleegd door drie mannen. Dit betrof drie personen, die allen donkere kleding droegen. Alle verdachten droegen een soort van gezicht bedekkende kleding. De langste van deze drie droeg een soort ijsmuts met aan de bovenzijde een bolletje. Nader te noemen verdachte 1. De twee andere personen waren beduidend kleiner dan verdachte 1. De kortste persoon, nader te noemen verdachte 2, droeg een rugtas. De derde verdachte is nader te noemen verdachte 3.
De mannen komen om 2.10 uur het terrein opgereden met een rode auto, vanuit de richting Steenwijk. Er stappen drie personen uit de auto en zij lopen redelijk resoluut naar de voorzijde van het casino. Verdachte 2 droeg een rugzak en had een wat merkwaardig loopje. Hij staat voornamelijk op de uitkijk. Verdachte 1 lijkt de leiding te hebben. Hij begint met het forceren van een opening met een breekijzer. Er worden latten en houten platen/schotten verwijderd uit de voorgevel. Er ontstaat zo een gat waardoor men naar binnen kan kruipen. Omstreeks 2.50 uur kruipt verdachte 3 door het gat naar binnen en komt in het kantoor. De man blijft laag bij de grond en er gaat geen alarm af. De man heeft een sjorband meegenomen naar binnen en maakt die vast aan een kluis. Buiten het pand rijdt de verdachte 1 de auto voor het casino. Hij maakt de sjorband vast aan de achterzijde van de auto en trekt vervolgens met de auto de kluis naar buiten. Verdachten 2 en 3 trekken en wrikken zodat de kluis via het gat buiten op het terras terecht komt. Omstreeks 3.23 uur ligt de kluis buiten het pand op de stoep. Omstreeks 3.25 uur rijdt de auto weg. Omstreeks 4.27 uur komt voornoemde auto weer terug en wordt op de parkeerstrook naast de rijbaan stil gezet. De drie verdachten stappen allen weer uit en rennen naar de voorgevel van het casino. Daar wordt de losse plaat voor het gat opzij gezet en kruipen de drie mannen naar binnen. In het casino wordt de geldwisselautomaat geforceerd en er worden drie geldcassettes meegenomen naar buiten. Bij het verlaten van het pand stuiten de verdachten op een dicht gevallen deur welke vervolgens wordt vernield. Via het gat in die deur komen zij bij het gat in de voorgevel en verlaten het pand. Omstreeks 4.31 uur rijden de verdachten met hun auto weg in de richting Steenwijk.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2020, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Ik verbalisant kreeg via mijn mobiele telefoon een filmpje toegestuurd met daarop de aangehouden verdachten van de inbraak bij het agrarisch bedrijf in Boijl op 30 januari 2020. Op 24 januari 2020 is er ingebroken bij het [benadeelde partij 5] . Ik heb de beelden van deze inbraak bekeken. Ik, verbalisant, zie dat de muts, het breekijzer, de lengte van de personen, het postuur en de persoon met helemaal zwarte kleding gelijkend zijn aan de beelden van de inbraak bij het agrarisch bedrijf in Boijl.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2020, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik, verbalisant, bekeek nogmaals de beelden van de inbraak in Boijl en de beelden van de inbraak in Giethoorn. Hierbij viel de samenstelling van de verdachten mij op. Bij de inbraak in Boijl droeg zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte] een muts met een bolletje er op en was het lengteverschil tussen beide verdachten goed zichtbaar. Tevens droeg verdachte [medeverdachte] een beigekleurige rugzak op zijn rug.
Op de beelden van Giethoorn zag ik dat de kleine verdachte een beigekleurige rugzak op zijn rug draagt. Deze rugzak betreft zeer waarschijnlijk de rugzak welke is aangetroffen op de plaats delict in Boijl.
6. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 januari 2019:
Beslagene
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Goednummer : PL0100-2020027282-1233447
Object : Communicatietap (Telefoon)
Merk/type : Samsung
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Uit de historische gegevens van de IMEI nummers van de inbeslaggenomen telefoons van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] , welke wij na vordering van de providers hebben ontvangen heb ik het volgende bevonden:
De telefoon van verdachte [verdachte] is op vrijdag 24 januari 2020 omstreeks 03:48 uur, kort voor de inbraak, in de omgeving van Nijeveen/Steenwijk geweest volgens de mastgegevens.
De telefoon van verdachte [medeverdachte] was op vrijdag 24 januari 2020, tussen 02.16 uur en 05.00 uur, ten tijde van de inbraak in het casino in Giethoorn, in de omgeving van Giethoorn/Nijeveen/Onna/Steenwijk, volgens de mastgegevens.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Op 2 februari 2020 bekeek ik de veiliggestelde data van de inbeslaggenomen smartphone, Samsung Galaxy S8 met beslagcode 1233447. Hieruit is gebleken dat de telefoon op
24 januari 2020 te 04:39 uur, op 9,6 km (12 minuten met toegestane snelheid) afstand was van [adres 5] .
De rechtbank stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, vast dat op 24 januari 2020 door drie mannen is ingebroken in het [benadeelde partij 5] . Deze mannen komen wat kleding, lengte en postuur betreft overeen met de aangehouden verdachten (verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ) bij een inbraak 6 dagen later in Boijl op 30 januari 2020. De inbraken in Giethoorn en Boijl zijn vergelijkbaar in die zin dat de daders tijdens de inbraken laag bij de grond blijven zodat het alarm niet afgaat, dat er donkere kleding wordt gedragen en dat de langste persoon een opvallende muts met een bolletje draagt. Bovendien blijkt uit de beelden dat de daders, net als verdachte en zijn medeverdachte, duidelijk verschillen in lengte. Verdachte heeft een langer en slanker postuur dan medeverdachte [medeverdachte] , die klein is en een vol postuur heeft. Uit de beelden blijkt voorts dat medeverdachte [medeverdachte] bij de inbraak in Boijl een beige rugtas op zijn rug droeg. Bij de inbraak in Giethoorn droeg de kleinere persoon een soortgelijke rugtas met een lichte kleur. Bij zowel de inbraak in Boijl als de inbraak in Giethoorn heeft men zich met grof geweld toegang tot het pand verschaft. In Boijl is een rolluik vernield en is het raam daarachter in het geheel verwijderd. In Giethoorn is een gat in de muur gemaakt door het verwijderen van gevelplaten.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden van beide inbraken zo zeer vergelijkbaar dat de feiten en omstandigheden van de inbraak in Boijl, in onderlinge samenhang bezien, het bewijs van de inbraak in Giethoorn versterken. Daarbij komt dat uit de telefoongegevens blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 24 januari 2020 rond het tijdstip van de inbraak daadwerkelijk in de omgeving van het casino in Giethoorn waren. De telefoon van verdachte straalt om 03.48 uur een mast in de omgeving Nijeveen/Steenwijk aan. Dit is kort nadat de verdachten om 03.25 uur bij het casino waren weggereden met de kluis in de auto. De verdachten zijn vervolgens teruggekeerd naar het casino en zijn daar om 04.31 uur voor de tweede keer vertrokken. Uit een WhatsApplocatie in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat zijn telefoon om 04.39 uur op 12 minuten rijafstand (bij rijden met toegestane snelheid) van de plaats delict was. De rechtbank maakt hieruit op dat deze telefoongegevens goed aansluiten bij de tijdstippen van de inbraak. Een steekhoudende en verifieerbare verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid op de betreffende avond in de omgeving van Giethoorn is uitgebleven.
Gelet op de telefoongegevens en de vergelijkbare modus operandi acht de rechtbank bewezen dat dezelfde dadergroep beide inbraken heeft gepleegd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders, waaronder medeverdachte [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan de onder 3. ten laste gelegde diefstal door middel van braak bij het casino in Giethoorn.