Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de feiten 1 primair en 2 bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat de enkele verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] onvoldoende is voor een bewezenverklaring. Nu er naar zijn mening sprake is van een unus testis-nullus testis situatie en er aldus onvoldoende steunbewijs voor de aangifte voorhanden is, kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de in de letselrapportage vermelde letsels niet overeenkomen met de te verwachten letsels aan de hand van de verklaring van [slachtoffer 1] dan wel dat de geconstateerde letsels een andere oorzaak kunnen hebben dan [slachtoffer 1] heeft verklaard. Voorts komt de verklaring die [slachtoffer 1] bij de politie heeft afgelegd op essentiële onderdelen niet overeen met de verklaring die zij later bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Bij het ontbreken van andere bewijsmiddelen, dient verdachte van het onder 1 ten laste gelegde integraal te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft de raadsman in het bijzonder nog aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Verdachte wilde aangeefster niet om het leven brengen noch heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster zou komen te overlijden. Er kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte heeft geprobeerd aangeefster te wurgen.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling, heeft de raadsman nog betoogd dat op basis van de stukken niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tegenstrijdig zijn en niet worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zoals letselrapportages. De raadsman heeft hierbij opgemerkt dat [slachtoffer 2] tijdens zijn eerste verhoor niet heeft verklaard dat ook [slachtoffer 3] is geslagen. Pas veel later heeft hij dit in een aanvullende verklaring aangegeven.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster [slachtoffer 1]
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] betwist.
De rechtbank overweegt dat tijdens het verweten geweldsincident alleen verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] aanwezig waren in de woning. Van het incident zijn geen getuigen, maar [getuige] , een buurman van [slachtoffer 1] , en een verbalisant hebben [slachtoffer 1] vlak na het incident gezien en het een en ander waargenomen over haar fysieke en geestelijke gesteldheid. Voorts is [slachtoffer 1] op de dag direct na het voorval door een forensisch arts onderzocht. Door de arts is een letselverslag opgemaakt. De verklaring van [slachtoffer 1] staat niet op zichzelf, maar wordt door de verklaringen van voornoemde personen op onderdelen ondersteund. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en gebruikt voor het bewijs de onderdelen van haar verklaringen die door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. Het is de rechtbank daarbij niet gebleken dat [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen bij de politie anders heeft verklaard dan bij de rechter-commissaris. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 16 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 11 augustus 2019 was ik in de woning van [slachtoffer 1] te Norg aanwezig.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op pagina 7 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019212325 d.d. 15 augustus 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres 1] te Norg:
Vrijdag 9 augustus 2019 is [verdachte] bij me gekomen. Rob is het hele weekend bij mij gebleven en is ook blijven slapen.
Vanavond, 11 augustus 2019, omstreeks 19.00 uur begon [verdachte] mij te stompen op mijn schouder en met een vlakke hand sloeg hij mij op mijn rug.
Vervolgens kwam hij achter mij staan en deed zijn arm om mijn keel heen en kneep mijn keel hard dicht. Hij heeft mij meerdere keren proberen te wurgen. Hij deed dit met zijn rechterarm. Ik kreeg doordat hij mij wurgde weinig lucht. Ik ben zelf twee keer out gegaan. Hij had zijn hand, volgens mij zijn rechterhand om mijn hals en keel vast. Hij kneep mijn keel dicht nabij mijn klieren. In paniek heb ik naar zijn t-shirt gegrepen, ik zat daarbij achterover op mijn stoel. Ik hoorde toen een scheur geluid van zijn t-shirt. Ik hoorde hem toen zeggen: "Nu ga je eraan!" Hij kneep toen nog harder. Ik voel nu nog zijn vinger afdruk op mijn kaak en rond mijn keel.
Ik denk dat hij mij gedurende de tijd wel twintig tot vijfentwintig keer heeft geslagen.
Op een gegeven moment ben ik gevlucht omdat ik echt dacht dat ik het anders niet zou overleven. Ik heb toen gigantisch hard om hulp geschreeuwd. Ik weet niet meer wie er als eerste bij mij was maar uiteindelijk kwam mijn buurman [getuige] bij mij.
De meeste pijn heb ik aan mijn linkerarm, mijn stoma en mijn keel. Daarnaast voel ik dat ik moeite heb met slikken en voel zijn handafdruk nog op mijn keel staan. Ik heb meerdere blauwe plekken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
In de nacht van 11 op 12 augustus omstreeks 00.15u-00:20u ben ik wakker geworden van gegil buiten. Echt gillen. Iemand riep: "help, help". Ook hoorde ik "bel 112" en daarna opnieuw echt gegil. Het klonk echt als een angstkreet. Ik ben naar buiten gerend. Ik liep richting [adres 1] , daar woont [slachtoffer 1] . Ik zag [slachtoffer 1] over een auto hangen. Ik heb [slachtoffer 1] geroepen dat ze naar me toe moest komen en al strompelend kwam ze naar me toe bij het kleine hekje. Ze was redelijk aanspreekbaar. Ze was vooral aan het gillen. Ik weet nog dat ze schreeuwde dat "hij heel gevaarlijk was". Ik zag een man op het erf van [adres 1] staan. Ik hoorde hem iets zeggen als "kuthoer, ik vermoord je" en hij bleef maar door schreeuwen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 12 augustus 2019, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 12 augustus 2019 omstreeks 00:30 uur kreeg ik de melding te gaan naar Norg te [adres 1] . Ter plaatse troffen wij een mevrouw in een badjas aan. Zij vertelde ons dat zij meerdere keren bij haar keel was gegrepen en dat zij daarbij twee keer bewusteloos was geraakt. [slachtoffer 1] had meerdere blauwe plekken op haar armen. Daarnaast had ze een schaafwond onder haar linker oksel, een blauw rechter oog, een blauwe plek op haar kaak, en een blauwe plek op haar knie.
5. Een forensisch geneeskundig letselverslag betreffende [slachtoffer 1] , 28 oktober 2019 opgemaakt en ondertekend door S.P.H. Letmaath, forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Op 12 augustus 2019 heb ik een letselonderzoek verricht bij mevrouw [slachtoffer 1] .
Letselbeschrijving (Naar aanleiding van persoonlijk lichamelijk onderzoek)
- Aan de achterzijde van het hoofd net boven de haargrens is een ovale onscherp
begrensde rode verkleuring zichtbaar van circa 10 bij 70 mm, waarbij de roodheid
wegdrukbaar is. Het beeld is passend bij roodheid (erytheem).
- Aan de voor- en zijkant van de hals, van het linker tot de rechter oorlel, is over de gehele hals een v-vormige onscherp begrensde rode verkleuring van de huid zichtbaar. Het beeld is het meest passend bij een onderhuidse bloeduitstorting. Aan de linkerzijde in het gebied onder en achter het oor zijn meerdere rode puntvormige verkleuringen zichtbaar. Dit betreffen puntbloedingen. Ter hoogte van de rechter kaakhoek is een paarsblauwe verkleuring van de huid zichtbaar van circa 8 bij 8 mm, daarbij zijn een drietal puntvormige rode verkleuring zichtbaar. Beeld passend bij een oppervlakkige bloeduitstorting.
- Aan de voorzijde van de linker bovenarm zijn een tiental ronde verkleuringen van de huid zichtbaar, waarbij de afmetingen variëren tussen 5 bij 5 mm en 15 bij 15 mm. Daarnaast hebben de letsels verschillende kleuren, variërend tussen blauwpaars, rood en bruingeel. Het betreft een beeld met een patroon van onderhuidse bloeduitstortingen.
- Aan de buitenzijde in het midden van de linker bovenarm is een onregelmatig gevormde en begrensde blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar, in een gebied van circa 70 bij 100 mm. Het beeld betreft een onderhuidse bloeduitstorting een oppervlakkige bloeduitstorting.
De letsels zijn te verklaren door de wijze zoals door aangeefster is aangegeven.
In de hals is v-vormige roodheid van de huid van de hals zichtbaar, daarnaast is er
zwelling van de oogleden waargenomen. Tijdens het gesprek met betrokkene is er een
heesheid van de stem waargenomen en heeft betrokkene verklaard tot 2 maal toe
bewusteloos te zijn geraakt. De combinatie van de roodheid, heesheid en puntbloedingen
maakt het hoogstwaarschijnlijk dat er druk op de hals is uitgeoefend.
Met name het dichtknijpen van de keel c.q. strangulatie kan potentieel dodelijk zijn.
Er zijn meerdere subjectieve en objectieve symptomen aanwezig bij betrokkene, waardoor het letsel als potentieel levensbedreigend dient te worden beschouwd.
Met betrekking tot het door de raadsman gestelde over het bewijsminimum overweegt de rechtbank als volgt.
De bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (de zogenoemde unus-testis-nullus-testis-regel), houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat deze bepaling ziet op de tenlastelegging in haar geheel zodat niet ieder onderdeel van de tenlastelegging, waaronder begrepen de kern van de strafrechtelijke gedraging, dubbele bevestiging behoeft.
Voornoemde bewijsminimumregel brengt met zich mee dat alleen de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Deze moet, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende ander bewijsmateriaal dat steun biedt aan de verklaring van aangeefster en de door haar geschetste concrete context. Haar verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met andere in de bewijsmiddelen redengevende feiten en omstandigheden. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Op basis van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank dat in de nacht van 11 op 12 augustus 2019 een voorval heeft plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer 1] , waarbij door verdachte geweld is toegepast tegen [slachtoffer 1] . De door de forensisch arts geconstateerde letsels bij aangeefster, te weten de combinatie van de roodheid, heesheid en puntbloedingen ondersteunen de verklaring van aangeefster dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen. Ook bevestigt de letselrapportage de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij door verdachte tegen haar lichaam is geslagen. Aan het lichaam van [slachtoffer 1] zijn namelijk meerdere onderhuidse bloeduitstortingen geconstateerd.
Het dichtknijpen van een kwetsbaar lichaamsdeel als de keel, kan – door zuurstofgebrek – grote schade aan de hersenen toebrengen met de dood tot gevolg. Aangeefster heeft verklaard dat door het dichtknijpen van haar keel zij tweemaal buiten bewustzijn is geraakt. Door het dichtknijpen van de keel had aangeefster keelpijn en slikklachten. Ook had ze last van heesheid van de stem bij het praten. Hieruit leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een zodanige kracht, duur en intensiteit van het dichtknijpen van de keel dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangeefster daardoor zou komen te overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangeefster gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het onder 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Betrouwbaarheid
Anders dan de raadsman heeft gesteld ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De verklaringen ondersteunen elkaar over en weer. De enige omstandigheid dat [slachtoffer 3] pas later als getuige een verklaring heeft afgelegd in de zaak van [slachtoffer 2] , maakt dit niet anders.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 16 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb gedurende enige tijd een kamer gehad in pension “Welgelegen” te Berlikum.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 mei 2019, opgenomen op pagina 20 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019163070 d.d. 29 juni 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 16 april 2019 omstreeks 22:30 uur bevond ik mij op de kamer van [slachtoffer 3]
[de rechtbank leest: [slachtoffer 3] ]. Dat is in het pension "Welgelegen" aan de [adres 2] te Berlikum. Ik zag dat daar nog een man op de kamer aanwezig was. Volgens mij heet hij [verdachte] . Plotseling gaf hij mij een vuistslag in mijn gezicht. Ik voelde een hevig pijn in mijn gezicht. Ik zag later ook dat ik een wond op mijn lip had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 mei 2019, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 16 april 2019, zat ik op mijn kamer in pension "Welgelegen"
[adres 2] te Berlikum. Ik zat op mijn kamer met [slachtoffer 2] . Ik zag dat [verdachte] toen ook binnen kwam. Ik zag dat [verdachte] met een vuist op het gezicht van [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat deze vuist ook tegen het gezicht van [slachtoffer 2] kwam. [verdachte] sloeg [slachtoffer 2] expres in zijn gezicht. Ik zei tegen [verdachte] dat hij normaal moest doen. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij gelijk met een vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde pijn in mijn gezicht, door deze klap. Ik heb nu nog een blaar in mijn mond. Door de klap viel ik om en kwam ik met mijn achterhoofd tegen de kachel aan. Ik heb daardoor ook nog een hoofdwond opgelopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 juni 2019, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Nadat ik was geslagen door [verdachte] , heeft [slachtoffer 3] mij overeind geholpen. Toen ik weer op mijn voeten stond, zag ik dat [verdachte] ook [slachtoffer 3] sloeg. Hij sloeg met een volle vuist op het gezicht van [slachtoffer 3] .
Bewijsoverweging
Op basis van de voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.