A vordert na eiswijziging samengevat - veroordeling van NAM tot betaling € 150.000,00 als voorschot op zijn schade, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan voorschot.
Aan zijn vorderingen legt A, verkort weergegeven, ten grondslag dat NAM onrechtmatig handelt jegens hem dan wel heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:177 lid 1 sub a BW en/of artikel 6:162 BW. A heeft een groot aantal materiële en immateriële schadeposten. De schade omvat materiele schade aan het pand, door AdViDex begroot op € 10.747.544,63, immateriële schade van € 75.000,00, imagoschade van € 25.000,00, gederfde winsten ten gevolge van schade aan het pand van (minimaal) € 250.000,00, een urenvergoeding van
€ 412.500,00 (3300 uren x een uurtarief van € 125,00), tenietgedane investeringen ten belope van € 986.466,00 en juridische-, administratie- en expertisekosten.
A begroot zijn totale schade aldus op een bedrag van € 12.263.045,70 en wil hiervoor op korte termijn een bodemprocedure aanhangig maken.
A heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Zijn schade is enorm en hij beschikt over dusdanig weinig liquide middelen dat de voortzetting van de sportschool op het spel staat. Een groot gedeelte van de schade bestaat uit materiële schade, welke gelet op het rapport van AdViDex nauwelijks te betwisten valt. Vanwege die schade is het pand niet meer te verzekeren tegen brand en/of inbraakschade. Dat brengt een groot risico met zich mee en A wil dat risico niet dragen. De bezoekersaantallen en abonnementhouders zijn drastisch teruggenomen en er moeten investeringen worden gedaan om de sportschool op een winstgevende wijze te kunnen exploiteren. Die zullen vanwege de staat van het pand echter waarschijnlijk waardeloos zijn. Vanwege het Coronavirus en het besluit van de overheid om sportscholen tot 1 juli 2020 gesloten te houden, zijn er nauwelijks inkomsten binnengekomen. Daar staan wel (vaste) lasten tegenover. A kan nauwelijks voldoen aan zijn verplichtingen jegens de Rabobank.
Omdat het door A gevorderde voorschot een fractie van de totale schade betreft, is er van enig restitutierisico geen sprake. Mocht een dergelijk risico desalniettemin worden aangenomen, dan dient het spoedeisend belang van A bij toekenning van een voorschot zwaarder te wegen.