ECLI:NL:RBNNE:2020:2490

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
8553247 / VV EXPL 20-55
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen werknemer en werkgever over deelname aan bijscholingstraject voor onderwijsbevoegdheid

In deze zaak heeft de kantonrechter te Groningen op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, de Stichting Gereformeerde Scholengroep (GSG). De werknemer vorderde dat GSG hem zou toestaan om een scholingstraject voor het profiel Produceren, Installeren en Energie (PIE) te volgen, dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van zijn onderwijsbevoegdheid. De werknemer stelde dat hij uiterlijk op 1 augustus 2021 bevoegd moest zijn om het vak PIE te geven en dat de enige mogelijkheid om dit te bereiken het volgen van het scholingstraject bij Hogeschool Windesheim was. GSG weigerde echter toestemming te geven, onder andere vanwege de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en de prioriteit die gegeven moest worden aan zijn herstel.

De kantonrechter overwoog dat de werkgever in redelijkheid tot de beslissing kon komen om de werknemer niet toe te staan het scholingstraject te volgen. De rechter erkende dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vordering, maar oordeelde dat GSG's beslissing om de werknemer voorlopig niet in staat te stellen om het scholingstraject te volgen, verdedigbaar was. De kantonrechter wees erop dat de werknemer recentelijk al een andere opleiding had gevolgd, en dat GSG ook andere belangen moest afwegen, zoals de personele bezetting op school. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van GSG, vastgesteld op € 720,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-\rolnummer: 8553247 / VV EXPL 20-55
Vonnis van de kantonrechter in kort geding d.d. 16 juli 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.H. Gerritsen, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen,
tegen
de stichting
STICHTING GEREFORMEERDE SCHOLENGROEP,
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna te noemen: GSG,
gemachtigde: mr. J.W. Janse-Velema, advocaat te Woerden.
PROCESGANG
[eiser] heeft op de bij dagvaarding in kort geding geformuleerde gronden gevorderd:
I. GSG te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis [eiser] toe te staan (zich aan te melden) om een opleiding PIE te mogen volgen voor rekening van GSG en deze opleiding in werktijd te mogen volgen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat GSG nalaat dat te doen;
II. GSG te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen de buitengerechtelijke kosten die worden gesteld op 15% van de hoofdsom althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en het salaris van de gemachtigde.
De mondelinge behandeling heeft op 2 juli 2020 plaatsgevonden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft GSG producties in het geding gebracht. Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de gemachtigde van GSG gebruik heeft gemaakt van pleitnotities. GSG heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
GSG is een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs op gereformeerde grondslag, met vestigingen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe.
1.2
[eiser] is met ingang van 1 augustus 2012 in dienst getreden van GSG in de functie van docent in het vak Elektrotechniek aan het Gomarus College (afdeling VMBO). Per 1 augustus 2014 is [eiser] in vaste dienst benoemd. [eiser] geeft les op de locatie van het Gomarus College te Groningen.
1.3
[eiser] beschikt over de bevoegdheid om les te geven in het vak Elektrotechniek. Hij beschikt echter niet over een getuigschrift hoger onderwijs.
1.4
Met ingang van 1 augustus 2016 zijn in het VMBO 10 beroepsgerichte profielen ingevoerd. Daarbij is het vak Elektrotechniek opgegaan in het beroepsgerichte profiel PIE (Produceren, Installeren en Energie), dat een breder vakgebied omvat. Bij die gelegenheid is aan het Gomarus College, afdeling VMBO, een teambevoegdheid voor de duur van 10 jaar voor het profiel PIE toegekend.
1.5
Bij brief van 5 juli 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de bestuurders en schoolleiders in het VMBO geïnformeerd over een toekomstige wijziging van de bevoegdheids- en bekwaamheidseisen voor docenten in beroepsgerichte vakken in het VMBO. Hierbij is aangegeven dat alle betreffende docenten op termijn over een getuigschrift hoger onderwijs dienen te beschikken. Daartoe is in deze brief onder meer vermeld:
"(…) Een leraar geeft een les
bevoegdals hij beschikt over een getuigschrift van het hoger beroepsonderwijs (hierna: ho-getuigschrift) waaruit blijkt dat hij voldoet aan de bekwaamheidseisen voor dat vak, een verklaring omtrent het gedrag heeft en niet door de rechter is uitgesloten van het geven van onderwijs. Het getuigschrift is meer dan papier: het toont objectief aan dat een leraar beschikt over vakinhoudelijke kennis en de benodigde pedagogische en didactische vaardigheden. Het toont aan dat een leraar
bekwaamis.
(…)
2.1
Overgangsperiode voor beroepsgerichte leraren om passende bevoegdheid te behalen
Een deel van de beroepsgerichte leraren moet scholing volgen om een passende bevoegdheid voor een profiel te behalen. De inhoud van de bij- en nascholing zal per leraar verschillen, net als de mate waarin leraren scholing nodig hebben. Er is een overgangsperiode in voorbereiding voor leraren met een vast contract om in de periode tot naar verwachting 1 augustus 2021, een passende bevoegdheid te halen. Bij publicatie van de overgangsmaatregel wordt de termijn definitief vastgelegd.
Augustus 2021 is de voorlopige stip op de horizon. De termijn van vier jaar sluit aan op de termijnen die gelden voor leraren die onbevoegd lesgeven; zij hebben twee jaar om hun bevoegdheid te halen en deze termijn kan eenmaal met twee jaar worden verlengd. De overgangsperiode geeft niet alleen leraren, maar ook u tijd. Ik vind het belangrijk dat de professionalisering van leraren voor uw school goed te organiseren is. Daarom geef ik de mogelijkheid om de bij- en nascholing van uw leraren over een langere periode te spreiden.
Vooralsnog wordt de overgangsperiode alleen van toepassing op leraren met een vast contract.
(…)
Daarnaast zijn er leraren met een tweedegraadsbevoegdheid voor wie een rechtstreekse omzetting niet geldt. Deze leraren moeten scholing volgen om hun huidige bevoegdheid aan te vullen. De conversietabel laat dan zien welke na- en bijscholing zij gevolgd moeten hebben om bevoegd te zijn voor het profiel. (…) Daarnaast geldt voor het profiel Produceren, installeren en energie dat de bevoegdheden in het team dekkend moeten zijn voor de verschillende modules. Een voorbeeld is dat de elektro-delen worden gegeven door een leraar die bevoegd is voor elektrotechniek en de delen over metaalbewerking door een leraar met een bevoegdheid voor metaaltechniek. (…)"
1.6
Bij besluit van voornoemde Staatssecretaris van 14 maart 2017 (Stb. 2017, 121) is onder meer het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel gewijzigd, in die zin dat hieraan een artikel 3.2. is toegevoegd, onder meer luidende:
Artikel 3.2. Tijdelijke afwijking bekwaamheidseisen onderwijspersoneel
(…)
2. Ten aanzien van een leraar die in vaste dienst verbonden is aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs en aan die school een beroepsgericht vak verzorgt, maar niet in het bezit is van een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat hij ten aanzien van het onderwijs in dat vak voldoet aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld in hoofdstuk 2 van dit besluit, is artikel 33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het voortgezet onderwijs tot en met 31 juli 2021 niet van toepassing indien de leraar al voor 1 augustus 2016 aan een school belast was met werkzaamheden als leraar in een afdelingsvak, intrasectoraal programma of intersectoraal programma dat verwant is aan het door de leraar verzorgde beroepsgerichte vak.
(…)
In de Memorie van Toelichting bij voormeld Besluit wordt hierover (op pag. 5) vermeld:
"(…) Met dit wijzigingsbesluit wordt geregeld dat beroepsgerichte leraren met een vaste aanstelling tot augustus 2021 de tijd krijgen om een passende bevoegdheid te halen. Scholen en beroepsgerichte leraren krijgen daarmee de ruimte om de komende jaren stapsgewijs toe te werken naar een passende bevoegdheid voor alle leraren die onderwijs geven in de beroepsgerichte profielen. Vanaf augustus 2021 geldt voor beroepsgerichte leraren, dat zij aan de algemene bekwaamheidseisen moeten voldoen. (…)"
1.7
[eiser] valt onder de categorie beroepsgerichte docenten als bedoeld in de hiervoor vermelde regelgeving die nog een getuigschrift hoger beroepsonderwijs dient te behalen om de (op termijn) vereiste lesbevoegdheid te verkrijgen. [eiser] dient daartoe een (kortlopend) scholingstraject te doorlopen.
1.8
[eiser] heeft in de zomer van 2018 de opleiding VO Middenmanagement voltooid. GSG heeft hem destijds in staat gesteld om deze opleiding (deels) in werktijd te volgen en heeft de kosten hiervan ad ca. € 5.000,- voor haar rekening genomen.
1.9
Het ministerie van OC&W heeft subsidies beschikbaar gesteld aan onderwijsinstellingen om docenten te kunnen laten bijscholen om aan de eis van een getuigschrift hoger beroepsonderwijs te voldoen, waaronder de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo. Bij ministeriële regeling van 29 oktober 2018 is de subsidieperiode verlengd tot 1 januari 2021. In de toelichting bij deze regeling is onder meer vermeld:
"Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidieperiode van de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo (hierna: de regeling) verlengd voor de kalenderjaren 2019 en 2020.
Met de invoering van de nieuwe profielen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) is in het beroepsgerichte vmbo een tiental nieuwe profielvakken geïntroduceerd. Veel van die (nieuwe) profielvakken zijn een samenvoeging van oude afdelingsvakken. Het profiel produceren, installeren en energie (PIE) is het profiel dat de meeste afdelingen verenigt, die bovendien sterk van elkaar verschillen. Het is namelijk een samenvoeging van de afdelingen metaaltechniek, installatietechniek, elektrotechniek en de intrasectorale programma's metalectro en installectro. Leraren die bevoegd en bekwaam waren voor één van deze vakken, zijn niet meteen bevoegd en bekwaam voor het nieuwe profiel. Om dat te verhelpen zijn kortlopende scholingstrajecten opgezet. Voor PIE zijn er drie modules. Vrijwel alle leraren die PIE geven, moeten bijgeschoold worden. Het gaat dan meestal om twee modules. Omdat de bijscholing vrij intensief is, zijn de modules relatief duur (ca. € 6.000 per module).
Sinds 2017 biedt de regeling de mogelijkheid om subsidie te ontvangen voor het volgen van korte scholingstrajecten die tot een bevoegdheid leiden. Voor de scholingstrajecten voor het profiel PIE is echter nog bijna geen gebruik gemaakt van de scholing. Het kabinet heeft aangekondigd met de middelen uit het regeerakkoord voor technisch vmbo ook bijscholing voor beroepsgerichte leraren verder te subsidiëren, in het bijzonder die voor het profiel PIE (…)".
1.1
Hogeschool Windesheim te Zwolle biedt kortlopende scholingstrajecten aan voor docenten binnen het profiel PIE die moeten worden bijgeschoold. Bij het succesvol doorlopen van deze bijscholing verkrijgt een docent de bevoegdheid om het profiel vak PIE te geven.
1.11
In het voorjaar van 2019 heeft [eiser] dit scholingstraject bij zijn leidinggevende(n) op het Gomarus College onder de aandacht gebracht. Dit heeft toen niet tot toestemming voor aanmelding voor het scholingstraject geleid.
1.12
[eiser] heeft zich bij aanvang van het schooljaar 2019/2020 op 26 augustus 2019 volledig ziek gemeld. In zijn probleemanalyse van 9 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] is gelegen in werkgerelateerde factoren die al veel langer spelen en die geleidelijk tot gezondheidsklachten hebben geleid. Op 15 januari 2020 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat [eiser] in het kader van zijn re-integratie zijn werkzaamheden op basis van 3x2 uur per week kan hervatten.
1.13
[eiser] heeft GSG bij brief van 22 januari 2020 verzocht om te bevestigen dat hij het scholingstraject PIE bij Hogeschool Windesheim met ingang van het schooljaar 2020/2021 kan volgen. Daartoe vermeldt [eiser] in deze brief onder meer:
"(…) Na het inwinnen van juridisch advies over de hierboven omschreven situatie vraag ik je bij deze opnieuw om mij voor komend schooljaar volledig te faciliteren voor het volgen van de benodigde modules in het professionaliseringstraject PIE. Het faciliteren van dit professionaliseringstraject moet vorm krijgen zoals aangeven is onder punt 16.7 in de CAO-VO 2018-2019. Voor het bepalen van de omvang moet rekening gehouden worden met de studiebelasting 30 EC (= 840 uur studiebelasting) per module zoals die is aangeven vanuit Windesheim Hogeschool. Dit betekent dat ik minimaal 2 dagen per week gefaciliteerd moet worden om de studie te kunnen volgen op de lesplaats in Zwolle en er voldoende tijd beschikbaar is voor het verwerken van lesstof, opdrachten en afstuderen. (…)"
1.14
In vervolg op deze brief heeft de gemachtigde van [eiser] GSG bij brief van 12 februari 2020 opnieuw verzocht om [eiser] in staat te stellen om binnen werktijd het scholingstraject PIE met ingang van het schooljaar 2020/2021 bij Hogeschool Windesheim te kunnen volgen, mede omdat dit de laatste mogelijkheid is voor deelname aan het professionaliseringstraject PIE. Indien GSG deze toestemming niet geeft, dan zal [eiser] de kwestie aan de rechter voorleggen, zo vermeldt de brief.
1.15
GSG, in de persoon van [naam 2] heeft bij brief van 27 februari 2020 afwijzend op het verzoek van [eiser] gereageerd. Daartoe is in deze brief onder meer vermeld:
"(…) Met [eiser] zijn inderdaad een aantal gesprekken gevoerd met het professionaliseringstraject PIE als onderwerp. We verschillen niet van mening over het belang van het volgen van voornoemd traject. Ik sta er volledig achter dat docenten van de afdeling PIE zich bekwamen zodat ze in staat zijn (én blijvend) hun rol als docent goed te kunnen vervullen. Binnen het werkveld doen zich veel ontwikkelingen voor en dit vraagt om actuele kennis en vaardigheden. Ik sta ik achter de wens van [eiser] om genoemd traject te gaan volgen.
Dat ik desondanks nog niet daadwerkelijk de toestemming heb gegeven aan [eiser] om zich, ingaande september 2020, in te schrijven voor dit traject houdt verband met een aantal zaken.
1. Op de afdeling Pie werken een aantal docenten en het laten volgen van voornoemd traject levert, zeker gezien de studielast een bezettingsvraagstuk op. Om deze reden heb ik de prioriteit tot het volgen van dit traject gelegd bij een docent die binnen de techniekvakken de meeste achterstand heeft. Binnen de bezetting van de afdeling heb ik onvoldoende ruimte om gelijktijdig twee collega's deel te laten nemen.
2. Vanaf 2018 is een termijn gesteld van tien jaar waarbinnen aan de professionaliseringsverplichting moet worden voldaan. Binnen deze termijn worden alle docenten PIE in de gelegenheid gesteld aan het traject deel te nemen. Dat hierdoor niet al mijn deelnemers gebruik zullen kunnen maken van de subsidie van de overheid is een afweging die ik bij mijn beslissing heb betrokken.
3. Persoonlijke omstandigheden van [eiser] en in dit verlengde mijn verantwoordelijkheid als werkgever op het punt van goed werkgeverschap maken dat ik het op dit moment niet verantwoord vind aan hem toestemming te geven aan het professionaliseringstraject deel te nemen.
Op basis van voornoemde punten meen ik voldoende redenen te hebben om het besluit ten aanzien van het moment van deelname aan het traject door [eiser] op dit moment nog niet te nemen. (…)"
1.16
GSG heeft een andere docent op de afdeling PIE aangewezen om met ingang van het schooljaar 2020/2021 het scholingstraject voor docenten PIE te volgen.
1.17
De bedrijfsarts heeft op 11 maart 2020 aangegeven dat toegewerkt kan worden naar 50% werken per week, waarbij de uren gelijkmatig moeten worden verdeeld om teveel piekbelastingen te voorkomen. Hierna heeft GSG op 28 maart 2020 een Plan van Aanpak voor de verdere re-integratie van [eiser] opgesteld, met als uitgangspunten het voorkomen van piekbelastingen en het verbeteren van de samenwerking tussen [eiser] en het team. Als gevolg van de Coronacrisis en de daaruit voortvloeiende sluiting van scholen kon [eiser] niet langer op school zijn werkzaamheden uitvoeren; dit heeft hij vanuit huis gedaan.
1.18
Bij brief van 3 april 2020 aan GSG heeft de gemachtigde van [eiser] wederom verzocht om hem te laten deelnemen aan het professionaliseringstraject PIE. Daartoe is in deze brief onder meer vermeld:
"(…) Bij een lange termijn planning had u kunnen overzien dat in augustus 2021 de professionalisering PIE afgerond had moeten zijn en had u elk jaar een docent de cursus kunnen laten volgen, zodat er geen bezettingsprobleem zou ontstaan.
(…)
De door u gestelde termijn van 10 jaar is voor mij onduidelijk. De wetgever heeft een termijn tot augustus 2021 bepaald, waarvoor dit professionaliseringstraject gerealiseerd moet zijn. U hebt als school de opdracht gekregen vanuit de Wet BIO en het besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel uw personeel bij te scholen, bekwaam te maken voor de vakken, zoals in de conversietabel zijn opgenomen. Dit alles moet uiterlijk in augustus 2021 gerealiseerd zijn, onafhankelijk van het feit of u al dan niet subsidie ontvangt. Dit heeft concreet tot gevolg dat u vanaf augustus 2021 niet langer een bevoegd docent PIE binnen uw organisatie heeft.
Als derde punt geeft u aan dat u het op dit moment niet verantwoord vind om [eiser] deze opleiding te laten volgen, gelet op zijn persoonlijke situatie. Een antwoord wat mij zeer verbaasd. U hebt [eiser] geen enkele maal gevraagd naar zijn gesteldheid en zijn idee over het volgen van de opleiding, mede gelet op zijn situatie. Dit argument is mijns inziens dan ook een oneigenlijk argument. Daarnaast is [eiser] , zo goed als hersteld, en acht hij zich in staat deze opleiding te volgen. (…)"
1.19
De bedrijfsarts heeft op 15 april 2020 gerapporteerd dat [eiser] conform het Plan van Aanpak geleidelijk re-integreert naar volledige werkhervatting vlak voor de zomervakantie.
1.2
Bij brief van 18 mei 2020 heeft GSG, in de persoon van HR-adviseur [naam 1] , op de brief van de gemachtigde van [eiser] van 3 april 2020 gereageerd. Hierbij heeft GSG volhard in de (voorlopige) afwijzing van het verzoek van [eiser] om deelname aan het scholingstraject PIE. Daartoe vermeldt deze brief onder meer:
"(…) In het verleden is door de directie van het VMBO diverse malen met [eiser] gesproken over zijn verzoek op het professionaliseringstraject PIE te gaan volgen. Zij heeft echter tot op dit moment redenen gezien om (nog) niet aan deze wens tegemoet te komen. Deze redenen zijn in de brief van 27 februari 2020 verwoord.
U geeft aan dat [eiser] zo goed als hersteld is en zichzelf in staat acht genoemd scholingstraject te kunnen volgen. Op dit moment heeft [eiser] nog in onvoldoende mate kunnen laten zien dat hij zodanig hersteld is dat gesproken kan worden van voldoende duurzaam herstel voor het verrichten van alle bij zijn functie behorende taken. Om de voortgang van bevoegdheden PIE binnen de school te realiseren is vanwege het nog niet afgeronde hersteltraject van [eiser] een andere docent binnen de afdeling aangewezen komend schooljaar met de opleiding te beginnen.
In uw schrijven geeft u aan dat een bevoegdheid PIE voor 2021 moet worden behaald. Dat beeld heeft wel bestaan maar is niet juist. De mogelijkheid om op basis van een teambevoegdheid PIE te geven blijft ook na 2021 bestaan. De komende jaren worden alle docenten PIE in de gelegenheid gesteld aan het traject deel te nemen. Dat hierdoor mogelijk niet alle deelnemers gebruik zullen kunnen maken van een door de overheid gesubsidieerd traject is een afweging die bij deze beslissing is meegenomen.
(…)
De werkgever draagt (mede) de verantwoordelijkheid voor een re-integratie van een burn-out naar volledig herstel. Bij deze verplichting, voortvloeiende uit de Wet Verbetering Poortwachter, legt ze in deze fase van herstel vooralsnog de hoogste prioriteit. (…)"
1.21
De bedrijfsarts heeft op 10 juni 2020 aan GSG en [eiser] geadviseerd om in goed overleg tot een betermelding van [eiser] te komen.

2.Het standpunt van [eiser]

2.1
legt aan zijn vordering - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag.
2.2
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien hij uiterlijk op
1 augustus 2021 individueel bevoegd moet zijn om het vak PIE te geven. De enige mogelijkheid daarvoor is nog het volgen van het scholingstraject PIE met ingang van het schooljaar 2020/2021. Voor dit scholingstraject moet [eiser] zich op korte termijn opgeven bij Hogeschool Windesheim. Bovendien is er nog slechts tot 2021 subsidie van rijkswege beschikbaar ten behoeve van de kosten van het scholingstraject. Vanaf 2021 resteert nog slechts een 4-jarige opleiding docent PIE, waarmee het korte scholingstraject van de baan is. [eiser] loopt bovendien het risico dat hij in de toekomst in functie wordt teruggezet door GSG bij het uitblijven van de individuele bevoegdheid om binnen het profiel PIE les te geven.
2.3
GSG is als goed werkgever gehouden om [eiser] in staat te stellen om met ingang van het schooljaar 2020/2021 het scholingstraject PIE te volgen, tijdens werktijd en voor rekening van GSG. [eiser] is tegen de zomervakantie van dit jaar weer volledig arbeidsgeschikt. Er is, anders dan GSG meent, dan ook geen sprake (meer) van medische redenen die het volgen van het scholingstraject zouden belemmeren. De door GSG genoemde teambevoegdheid binnen de sectie PIE lost het missen van de individuele onderwijsbevoegdheid PIE van [eiser] niet op, omdat deze teambevoegdheid juridisch gezien niet in orde is, aldus [eiser] . Onduidelijk is ook waarop de door GSG in dit kader genoemde termijn van 10 jaar is gebaseerd. Op dit moment bestaat er nog geen daadwerkelijke teambevoegdheid binnen de sectie PIE op het Gomarus College. Het door GSG genoemde bezettingsprobleem na de zomervakantie bij afwezigheid van [eiser] wegens bijscholing is een kwestie die al jaren op de afdeling speelt en waarop GSG beter had moeten anticiperen. Dit kan [eiser] niet worden tegengeworpen.

3.Het standpunt van GSG

3.1
GSG voert tot haar verweer - samengevat weergegeven - het volgende aan.
3.2
[eiser] heeft geen spoedeisend belang bij zijn vordering. [eiser] heeft in februari 2020 al aan GSG laten weten dat, wanneer GSG niet aan zijn opleidingswensen tegemoet komt, hij zich tot de rechter zou wenden. Vervolgens is de dagvaarding pas op 9 juni 2020 uitgebracht. Bovendien is de voorziening die [eiser] nu vraagt geen voorlopige maar een definitieve voorziening. Bij toewijzing van het gevorderde lijdt GSG ook forse financiële schade indien de bodemrechter later anders zou oordelen. Te verwachten is dat [eiser] niet in staat zal zijn om deze schade aan GSG te vergoeden. GSG wijst er voorts op dat als gevolg van het talmen van [eiser] met het aanhangig maken van zijn vordering zij het risico loopt dat bij toewijzing van het gevorderde er geen vervanger voor [eiser] beschikbaar is voor de dagen waarop hij de opleiding zou volgen. Verder is GSG van mening dat [eiser] in essentie in dit kort geding een verklaring voor recht vordert, waarmee de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden behandeld (artikel 256 Rv). Daarnaast ontbreekt een wettelijke basis voor de vordering van [eiser] , nu een werknemer aan de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) - waarop de vordering van [eiser] (uiteindelijk) blijkbaar is gebaseerd - geen rechten kan ontlenen. Het gaat hier namelijk om bekostigingsvoorwaarden en niet om arbeidsvoorwaarden.
3.3
GSG heeft in redelijkheid kunnen beslissen om het verzoek van [eiser] om het scholingstraject PIE te volgen nu niet te honoreren. Daarbij wijst zij op het navolgende. Kort geleden, in 2018, heeft [eiser] al (deels) binnen werktijd een opleiding VO Middenmanagement gevolgd, waarvan de kosten door GSG zijn betaald. GSG heeft daarmee recent nog substantieel in de opleidingsbehoeften van [eiser] geïnvesteerd. Bovendien is [eiser] aan het begin van dit schooljaar arbeidsongeschikt geraakt met forse gezondheidsklachten, waarna de bedrijfsarts - in het kader van de re-integratie - adviseerde om de werkzaamheden gelijkmatig over de week te verdelen en piekbelastingen te vermijden. In dat licht bezien is het zorgvuldig van GSG dat zij [eiser] niet al in het daaropvolgende schooljaar wenst te belasten met een opleiding, waarvoor hij twee dagen in de week actief moet zijn, naast drie dagen lesgeven. Daar komt nog bij dat [eiser] dient te werken aan verbetering van de samenwerking met zijn collega's. GSG legt nu de prioriteit bij het duurzame herstel van [eiser] en verbetering van diens functioneren. Wanneer de nu voor bijscholing PIE uitgekozen collega-docent deze opleiding met succes volgt, vallen onder zijn bevoegdheid PIE óók andere docenten zoals [eiser] die een deelbevoegdheid hebben. Die docenten kunnen alsdan het volledige onderwijs binnen PIE geven. De teambevoegdheid staat al jaren in de WVO. Er bestaat, anders dan [eiser] aanvoert, geen aanleiding om te veronderstellen dat de teambevoegdheid op korte termijn zal verdwijnen. Daarmee is er geen klemmende noodzaak dat [eiser] het bijscholingstraject al met ingang van het komende schooljaar 2020/2021 volgt. Overigens kan van GSG ook niet worden verlangd dat zij zich richt naar de door [eiser] eenzijdig gestelde randvoorwaarden voor het door hem gewenste bijscholingstraject. Deze randvoorwaarden stemmen niet overeen met de CAO-VO.
3.4.
De komende jaren zullen nog vele docenten PIE binnen het VMBO moeten worden bijgeschoold om aan de individuele bevoegdheidseisen te voldoen. Het daarvoor bestaande korte scholingstraject bij Hogeschool Windesheim zal daarom de komende jaren zonder twijfel blijven bestaan. Ook om die reden bestaat er geen noodzaak dat [eiser] in het komende schooljaar al het bijscholingstraject aldaar volgt. Mochten er in de toekomst onverhoopt geen subsidies beschikbaar meer zijn voor bijscholingstrajecten voor docenten PIE, dan zal GSG de kosten van deze trajecten uit eigen middelen financieren.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
Partijen houdt verdeeld de vraag of GSG gehouden is om [eiser] in staat te stellen om hem met ingang van het schooljaar 2020/2021 het scholingstraject voor beroepsgerichte docenten PIE aan Hogeschool Windesheim te laten volgen.
4.2.
Ingevolge artikel 7:611a Burgerlijk Wetboek (BW) dient een werkgever zijn werknemers in staat te stellen om scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functie. Deze verplichting betreft een nadere invulling van het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW.
4.3
De kantonrechter overweegt dat de beslissing over deelname van een werknemer aan een scholingstraject - gelet op de uit de arbeidsrelatie voortvloeiende gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer - aan de werkgever is voorbehouden. Het is tegen die achtergrond niet de taak van de kantonrechter om een dergelijke beslissing van een werkgever volledig te toetsen. Er is slechts ruimte voor een marginale toetsing van een dergelijke beslissing. In dat kader dient beoordeeld te worden of de werkgever in een concreet geval, met inachtneming van de eisen van goed werkgeverschap, in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
4.4
De kantonrechter acht de wens van [eiser] om het scholingstraject voor docenten PIE te volgen op zich begrijpelijk, nu uit de toepasselijke regelgeving voortvloeit dat docenten PIE om bevoegd les te kunnen geven binnen dit profiel op enig moment over een getuigschrift hoger beroepsonderwijs dienen te beschikken. Daarvoor is in het geval van [eiser] voornoemd scholingstraject noodzakelijk, nu hij nog niet over een getuigschrift hoger onderwijs beschikt. GSG heeft overigens ook niet betwist dat [eiser] op enig moment het scholingstraject voor docenten PIE zal moeten volgen en zij heeft zich ook bereid verklaard om daaraan mee te werken. GSG is niettemin van mening dat het komende schooljaar 2020/2021 daarvoor nog niet het geëigende moment is. De kantonrechter is dat voorshands met GSG eens. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.5
Vast staat dat [eiser] gedurende het gehele schooljaar 2019/2020 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Aan het begin van zijn re-integratie heeft [eiser] bij GSG aangegeven dat hij voornoemd scholingstraject na de zomervakantie van 2020 wil gaan volgen. De kantonrechter acht het niet onbegrijpelijk dat GSG in de arbeidsongeschiktheid van [eiser] en diens gezondheidsklachten (mede) aanleiding heeft gezien om hem voorlopig nog niet in staat te stellen om het scholingstraject voor docenten PIE te volgen. De keuze van GSG als werkgever om nu de prioriteit te leggen bij duurzaam herstel van [eiser] , met eerst volledige hervatting van zijn reguliere werkzaamheden als docent om te bezien hoe dit verloopt, alvorens een veelomvattend scholingstraject toe te staan, is naar voorlopig oordeel zonder meer verdedigbaar.
4.6
Daar komt bij dat [eiser] recent, in 2018, op eigen verzoek door GSG in staat is gesteld om in werktijd en met terbeschikkingstelling van financiële middelen daarvoor door GSG, een uitgebreide opleiding, Middenmanagement VO, te volgen. Van een werkgever kan niet worden gevergd dat hij op iedere opleidingswens van een werknemer ingaat, zeker wanneer het (wederom) een uitgebreide opleiding van substantiële duur en omvang betreft. Een werkgever heeft meer belangen af te wegen dan enkel het (opleidings)belang van de betreffende werknemer. Ook andere werknemers moeten in staat worden gesteld om opleidingen te volgen, terwijl de werkgever ook het (bredere) organisatiebelang in het oog moet houden, zoals voldoende personele bezetting voor het kunnen verzorgen van de lessen op school. In dat verband kon GSG ook betekenis toekennen aan de omstandigheid dat zij na de komende zomervakantie een bezettingsprobleem op de afdeling PIE zal hebben indien, naast de andere collega van deze afdeling, óók [eiser] in staat zou worden gesteld om alsdan het scholingstraject PIE te gaan volgen.
4.7
Voorts overweegt de kantonrechter dat GSG onvoldoende weersproken heeft gesteld dat zij sinds 2016 over een zogeheten teambevoegdheid beschikt ten aanzien van het profiel PIE op het Gomarus College, zulks voor de duur van 10 jaar. Dat de teambevoegdheid PIE niet op korte termijn verdwijnt, wordt naar voorlopig oordeel bevestigd in het door [eiser] overgelegde bericht van 7 mei 2018, zoals dat op de website www.nieuwvmbo.nl is geplaatst (productie 18 bij dagvaarding). Uit dit bericht blijkt dat de teambevoegdheid ook na 2021 blijft bestaan. Informatie die (duidelijk) op het tegendeel hiervan wijst, heeft [eiser] niet overgelegd. Genoemde teambevoegdheid brengt voor het profiel PIE mee, dat de docenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het onderwijs dat zij in dit profiel geven, zonder dat iedere docent precies dezelfde bevoegdheid hoeft te hebben. Anders gezegd: de reeds aanwezige bevoegdheden van de docenten binnen het team PIE vullen elkaar aan en zij zijn tezamen als team bevoegd. [eiser] heeft vraagtekens geplaatst bij de rechtsgeldigheid van deze teambevoegdheid, maar heeft zijn stellingen op dit punt niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij zal gaan. De kantonrechter gaat er vooralsnog dan ook vanuit dat de teambevoegdheid binnen het profiel PIE op het Gomarus College nog geruime tijd zal kunnen ondervangen dat er docenten, zoals [eiser] , zijn die nog niet over een getuigschrift hoger beroepsonderwijs in het gebied PIE beschikken.
4.8
De kantonrechter acht daarnaast van belang dat [eiser] zijn betoog dat het scholingstraject voor docenten PIE aan Hogeschool Windesheim na het komende schooljaar 2020/2021 verdwijnt, waardoor spoedige bijscholing van [eiser] noodzakelijk is, niet heeft onderbouwd. [eiser] heeft geen informatie in het geding gebracht - bijvoorbeeld van Hogeschool Windesheim - waaruit blijkt dat dit scholingstraject op korte termijn al stopt. Een en ander is door GSG overigens ook gemotiveerd betwist. Zij heeft in dat kader onweersproken gesteld dat er de komende jaren nog talrijke onbevoegde docenten een scholingstraject PIE moeten volgen, waardoor er voldoende behoefte aan dit scholingstraject blijft bestaan. Er bestaat daarmee op dit moment naar het oordeel van de kantonrechter geen noodzaak voor [eiser] om het scholingstraject op de kortst mogelijke termijn - na de zomervakantie - al te starten. Dat de subsidie van het Rijk voor dergelijke scholingstrajecten eventueel stopt, maakt dit niet anders nu GSG heeft verklaard dat zij de kosten van door haar docenten te volgen scholingstrajecten zo nodig uit haar eigen financiële middelen zal voldoen.
4.9
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, mede in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de kantonrechter dat GSG in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar beslissing tot afwijzing van het verzoek van [eiser] om hem in staat te stellen met ingang van het schooljaar 2020/2021 het scholingstraject voor docenten PIE te volgen. Dit betekent dat de betreffende vordering van [eiser] zal worden afgewezen. De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat [eiser] - in het licht van hetgeen in r.o. 4.8. is overwogen - op dit moment ook onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening in de door hem voorgestane zin. Ook dat staat in de weg aan toewijzing van de vordering van [eiser] .
4.1
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, behoeft - als niet meer van belang zijnde voor de uitkomst van het geschil - geen bespreking meer.
4.11
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten aan de zijde van GSG worden veroordeeld, tot op heden vastgesteld op € 720,00.
BESLISSING
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
1. wijst de vordering van [eiser] af;
2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van GSG vastgesteld op
€ 720,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Huizing, kantonrechter, en op 16 juli 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
520 / mp