ECLI:NL:RBNNE:2020:2485

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
18/127288-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige tegen betaling

In deze zaak is een 38-jarige man veroordeeld voor het tweemaal tegen betaling hebben van seks met een zeventienjarig en dus minderjarig meisje. De rechtbank oordeelt dat dit een ernstig zedendelict is, ongeacht of de minderjarige het zelf wilde of dat de verdachte op de hoogte was van haar leeftijd. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam ter terechtzitting op 23 juni 2020, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. M.A.J. van der Klaauw, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R.G. de Graaf.

De tenlastelegging betrof ontucht gepleegd met een minderjarige die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van verhoor van de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat de wetgever minderjarigen wil beschermen tegen ondoordachte beslissingen en dat de gevolgen van prostitutie op jonge leeftijd ernstige psychische schade kunnen veroorzaken.

Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de impact van de veroordeling op zijn leven en zijn restaurant. De rechtbank concludeert dat de straf een afschrikwekkende werking moet hebben om anderen te ontmoedigen soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank heeft de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 248b van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden. Het vonnis is uitgesproken op 7 juli 2020 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/127288-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.J. van der Klaauw, advocaat te Haarlem.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2018 tot en met 19 december 2018, te Leeuwarden en Den Oever, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] geboren op 28 juli 2001, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten het brengen van zijn penis in haar vagina, anus en/of mond.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit -voor wat betreft de bewezenverklaarde handelingen- duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01001-2018307983 van 14 mei 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van september 2018 tot en met 19 december 2018, te Leeuwarden en Den Oever, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] geboren op 28 juli 2001, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten het brengen van zijn penis in haar vagina.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een bijna volledig voorwaardelijke gevangenisstraf, bijvoorbeeld in combinatie met een taakstraf of een hele forse geldboete.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 26 september 2019 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tweemaal tegen betaling onbeschermde seks gehad met een minderjarig meisje. Hij is met haar in contact gekomen door te reageren op haar profiel op de website suikerarrangement.nl, waar zij haar gezelschap aanbood tegen betaling. Volgens de minderjarige heeft zij verdachte verteld dat zij 17 jaar oud was. Volgens verdachte heeft zij echter gezegd dat zij meerderjarig was. Wat daar ook van zij, verdachte heeft, door in deze omstandigheden niet te vragen naar een identiteitsbewijs, de grenzen van het toelaatbare opgezocht en deze vervolgens overschreden.
Voor de strafbaarheid van het feit is niet relevant of bij de verdachte opzet of schuld ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer kan worden vastgesteld. De wetgever heeft namelijk minderjarigen willen beschermen tegen ondoordachte beslissingen waarvan zij, juist door hun jonge leeftijd, de consequenties zelf niet kunnen overzien. Het zich prostitueren op deze leeftijd kan op termijn grote nadelige psychische gevolgen hebben voor de minderjarige. De verdachte heeft door tegen betaling seks te hebben met een minderjarige zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedendelict. De wetgever heeft de ernst van dit delict benadrukt door te bepalen dat voor dit feit niet kan worden volstaan met een enkele taakstraf; er zal in ieder geval ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moeten worden opgelegd.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte ernstig gebukt gaat onder de gevolgen die een veroordeling kan hebben en de impact daarvan op zijn leven. Verdachte heeft dit ook ter zitting naar voren gebracht. Hij is eigenaar van een klein restaurant en verricht vrijwel alle werkzaamheden alleen, zo begrijpt de rechtbank. Een gevangenisstraf kan tot gevolg hebben dat het restaurant definitief gesloten moet worden. Verdachte vreest
- ingeval van een langer durende detentie - ook de reacties van en de gevolgen voor zijn familie.
De rechtbank heeft voor de bepaling van de strafmaat gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De omstandigheden waaronder de minderjarige zich prostitueerde, spelen geen strafverzwarende rol in deze zaak. De rechtbank ziet geen hoog risico dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een soortgelijk feit.
Voor de strafmaat staat bij de rechtbank de bescherming van minderjarigen in het algemeen voorop. De strafsoort en de hoogte van de straf moeten een afschrikwekkende werking hebben, zodat anderen niet in de verleiding komen om ook zulke feiten te plegen. Alles afwegend ontkomt de rechtbank er niet aan om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk. De hoogte van de gevangenisstraf is, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, lager dan de eis van de officier van justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 248b van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vijfenzeventig dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. K. Post en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2020.
Mr. Wijnands is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.