Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de huurder was van de loods waarin de hennepkwekerij was aangetroffen. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 3 december 2019 en 30 juni 2020. Tijdens deze zittingen werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.C.A.M. Oomen, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Roggen en mr. H.J. Mous.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk telen van hennepplanten en het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit. De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat de getuigenverklaringen niet consistent waren en er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de huurder van het pand was. De rechtbank concludeerde dat de handtekening op het huurcontract waarschijnlijk vervalst was en dat er geen andere bewijsstukken waren die de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen.
De rechtbank oordeelde dat de enkele herkenning van de verdachte door getuigen onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. Er waren geen DNA-sporen of camerabeelden die de aanwezigheid van de verdachte in de loods konden bevestigen. Gezien het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het feit niet bewezen was.