ECLI:NL:RBNNE:2020:2445

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
18/830092-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en zware mishandeling met meerdere feiten in Groningen

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 mei 2019 in Groningen een portemonnee en een pet heeft gestolen uit een auto, toebehorende aan [slachtoffer 1]. Tevens heeft hij met een valse sleutel, namelijk een gestolen pinpas, geld weggenomen in een coffeeshop en cafetaria. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 13 tot en met 14 mei 2019 kleding en andere goederen gestolen uit een andere auto, toebehorende aan [slachtoffer 2]. Op 18 oktober 2019 heeft hij [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door deze met een fiets in het gezicht te slaan. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf op van 552 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische behandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder ADHD en een verslaving aan drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig gevaar voor de maatschappij vormde en dat behandeling noodzakelijk was om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830092-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/830228-19
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/237349-18
en 18/116007-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende te FPK Transfore te Balkbrug.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2020.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Schoo, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/830092-19
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (bestel)auto in parkeergarage aan/onder Damsterdiep, een portemonnee (inhoudende (onder meer) geld en/of een (ING)pinpas) en/of een
pet (merk Australian), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 mei 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een portemonnee (met inhoud), althans een (ING)pinpas (tnv
[slachtoffer 1] ) en/of een pet (merk Australian), heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een portemonnee (inhoudende (onder meer) geld en/of een (ING)pinpas) en/of een
pet (merk Australian), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder
zich hadden, te weten als door verdachte(n) gevonden/aangetroffen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Groningen (in coffeeshop [bedrijfsnaam 1] aan Spilsuizen) geld en/of enig goed (softdrugs/zakje hasj), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , en/of (in cafetaria [bedrijfsnaam 2] aan Grote Markt), geld en/of enig goed (etenswaar/kroket), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die/dat weg te nemen goeder(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (middels onrechtmatig verkregen en/of onbevoegd gebruikte (ING)pinpas met contactloos betalen);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Groningen, opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen goed, te weten geld en/of pinpas (op naam van [slachtoffer 1] ) voordeel heeft getrokken, door van dat geld en/of middels onrechtmatig/onbevoegd gebruik van die pinpas een of meer goederen, te weten soft drugs/zakje hasj en/of etenswaar/kroket, te kopen/betalen;
3.
hij in of omstreeks de periode 13 tot en met 14 mei 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een auto (Renault Clio) in parkeergarage aan/onder Ossenmarkt kleding (een korte damesbroek, een lange damesbroek, een dames t-shirt, een heren t-shirt), een paar Björn Borg herenschoenen, twee flessen (Captain
Morgam) rum, een of meer flesjes (speciaal) bier, en/of een of meer doosjes
brillendoekjes (Trekpleister), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 13 tot en met 14 mei 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten kleding (een korte damesbroek, een lange damesbroek, een dames t-shirt, een heren t-shirt), een paar Björn Borg herenschoenen, twee flessen (Captain Morgam) rum, een of meer flesjes (speciaal) bier, en/of een of meer doosjes brillendoekjes (Trekpleister) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Groningen, een elektrische fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie Noord Nederland, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 18/830228-19
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 te Groningen aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een barstwond naast de mondhoek, rechts
- een breuk van de voorwand van de neusbijholte, met onderhuids een forse
hoeveelheid lucht en/of
- een breuk van het jukbeen, rechts en/of
- een breuk in de bovenkaak, rechtsvoor en/of
- verlies van een voortand heeft toegebracht door die [slachtoffer 3] (met kracht) met een fiets in/tegen het gezicht/hoofd te slaan / te duwen / te treffen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) met een fiets
in/tegen het gezicht/hoofd te slaan / te duwen / te treffen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten - een barstwond naast de mondhoek, rechts - een breuk van de voorwand van de neusbijholte, met onderhuids een forse
hoeveelheid lucht en/of - een breuk van het jukbeen, rechts en/of - een breuk in de bovenkaak, rechtsvoor en/of - verlies van een voortand, ten gevolge heeft gehad;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) met een fiets
in/tegen het gezicht/hoofd te slaan / te duwen / te treffen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/830092-19
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair en feit 1 subsidiair. De mogelijkheid bestaat dat verdachte de pinpas inderdaad heeft gevonden, zoals hij bij de politie heeft verklaard. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid bij de diefstal.
Ook van feit 3 primair moet verdachte worden vrijgesproken. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier is verdachte niet bij de auto te brengen. Er zit te veel tijd tussen de diefstal van de goederen uit de auto en het aantreffen van die goederen bij verdachte.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair (met uitzondering van het medeplegen), feit 3 subsidiair en feit 4.
Parketnummer 18/830228-19
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/830092-19
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 3 primair niet kunnen worden bewezen.
Ook van feit 2 primair moet verdachte worden vrijgesproken. Een bewezenverklaring van feit 2 subsidiair sluit beter aan bij wat er feitelijk is gebeurd. Verdachte heeft namelijk voordeel getrokken door het onbevoegd gebruiken van de pinpas.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair en feit 4 kunnen worden bewezen.
Parketnummer 18/830228-19
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair kan worden bewezen, nu al het letsel van het slachtoffer in samenhang bezien, zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 4 onder parketnummer 18/830092-19 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/830228-19 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/830092-19, feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 april 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019081641 d.d. 3 april 2019, inhoudende de verklaring van [verbalisant] , namens Politie Noord-Nederland.
2. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie op
2 april 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier.
Parketnummer 18/830228-19, het primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019279166 d.d. 20 oktober 2019, inhoudende de verklaring van
[getuige] .
2. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie op
19 oktober 2019, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten past de rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 18/830092-19, feit 1 primair en feit 2 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2019, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019123740 d.d. 16 mei 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik parkeerde op 11 mei 2019 rond 6:45 uur mijn bestelauto in de parkeergarage onder Nijestee aan het Damsterdiep. Ik kwam rond 13:45 uur bij de auto en toen waren mijn portemonnee met daarin mijn ID-kaart, pinpas, € 30,- contant geld en Australian pet weg. Ik zie net dat er ook al contactloos gepind is bij Cafetaria [bedrijfsnaam 2] te Groningen (€ 2,-) en bij CCV* [bedrijfsnaam 1] te Groningen (€ 10,-).
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht details af- en bijschrijving van ING op naam van [slachtoffer 1] , opgenomen op pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudende:
CCV* [bedrijfsnaam 1] Groningen. Pasvolgnr: 004 11-05-2019 12:22. Betaalautomaat € 10,-.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht details af- en bijschrijving van ING op naam van [slachtoffer 1] , opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Cafetaria [bedrijfsnaam 2] Groningen. Pasvolgnr: 004 11-05-2019 12:13. Betaalautomaat € 2,-.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 mei 2019, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Een blauwe pet van het merk Australian is aangetroffen bij de verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant, heb op 15 mei 2019 de aangever een foto gestuurd van de betreffende pet. De aangever reageerde hierop door te zeggen dat de pet 100% zijn pet was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 mei 2019, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik sta inderdaad op de beelden waarbij ik gebruik maak van een pinpas. Ik heb er een zakje hasj voor € 10,- bij de coffeeshop [bedrijfsnaam 1] gekocht en een kroket bij de Febo.
Parketnummer 18/830092-19, feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 mei 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe.
Op 13 mei 2019 hebben mijn man en ik onze auto, een Renault Clio, in de parkeergarage neergezet aan de Ossenmarkt te Groningen. Omstreeks 18:00 uur hebben wij de spullen die wij hadden gekocht in de kofferbak gelegd. Wij hadden de volgende goederen aangeschaft: 1x korte damesbroek, 1x lange damesbroek, 1x dames shirt, 1x herenshirt (alles bij Jeans Centre). Verder hebben wij (bij een Ziengs winkel) nog schoenen gekocht van het merk Bjorn Borg en zwart van kleur.
Hiernaast hebben wij ook nog wat speciaal biertjes en twee flessen sterke drank gekocht. Op 14 mei 2019 omstreeks 10:25 uur kwamen mijn man en ik weer bij onze auto in de parkeergarage. Wij hebben de kofferbak geopend en toen zagen wij dat de goederen die wij de avond daarvoor in de kofferbak hadden gelegd er nu niet meer lagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
14 mei 2019, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Aangeefster verklaarde tegenover mij dat de flessen sterke drank twee flessen rum waren van het merk Captain Morgan. Daarnaast verklaarde aangeefster dat zij uit de kofferbak nog twee doosjes brillenpoetsdoekjes miste van het huismerk van Trekpleister. Tot slot verklaarde zij dat de bon van de kleding en de schoenen die ze hadden gekocht nog in de betreffende tasjes zaten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 mei 2019, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
1 korte damesbroek, 1 lange damesbroek, 1 dames T-shirt en 1 heren T-shirt. Deze goederen zijn allemaal aangetroffen bij de verdachte [verdachte] . Tevens weggenomen 1 paar herenschoenen van het merk Björn Borg. Deze werden gedragen door verdachte [medeverdachte].
1 Fles rum van het merk captain Morgan en 6 flesjes speciaalbier zijn aangetroffen bij verdachte [verdachte] . Een doosje brillenpoetsdoekjes van het huismerk Trekpleister is aangetroffen bij verdachte [medeverdachte].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2019, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, ben op 14 mei 2019 naar Ziengs aan de Grote Markt gereden en heb gesproken met bedrijfsleider [naam] . Hij verklaarde: "Vanochtend, 14 mei 2019, ging de winkel om 10:00 uur 's ochtends open. Al vrij snel kwamen er twee mannen de winkel binnenlopen. Ik vond het junktypes. De lange man vertelde dat hij iets wilde ruilen. Ik zag dat er in zijn tas kleren zaten en vertelde de man dat wij geen kleren verkopen. De lange man zei toen tegen de kleine man dat dit de winkel was van zijn schoenen. Ik zag dat de kleine man een paar schoenen droeg van Björn Borg. Het waren donkere schoenen. Ik zag dat deze man de labels van de schoenen er nog aan had zitten. De schoenen konden niet meer worden geruild. Ik zag vervolgens dat beide mannen richting Jeans Center aan de Guldenstraat liepen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Parketnummer 18/830092-19
Anders dan de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank feit 1, 2 en 3 bewezen zoals zij primair ten laste zijn gelegd.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij op 11 mei 2019 rond 6:45 uur zijn auto in de parkeergarage onder het Damsterdiep heeft geparkeerd en dat hij er rond 13:45 uur achter kwam dat er goederen uit zijn auto misten. Het ging onder andere om een pinpas en een blauwe pet.
Verdachte heeft op 11 mei 2019 om 12:13 uur en 12:22 uur contactloos betaald met de pinpas van aangever, die uit de auto gestolen was.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij deze pinpas heeft gevonden op zijn slaapplek in de parkeergarage aan de Ossenmarkt. Over de pet heeft verdachte verklaard dat hij deze van iemand heeft gekregen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte er in de kern op neerkomt dat hij twee goederen die uit dezelfde auto zijn gestolen op twee verschillende manieren zou hebben verkregen en dat binnen een relatief kort tijdsbestek van ongeveer zes uur. De pinpas zou verdachte bovendien in een andere parkeergarage hebben gevonden dan de parkeergarage waar de diefstal van de pinpas heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Nu verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd over hoe hij de gestolen goederen, relatief korte tijd na de diefstal, in zijn bezit heeft gekregen acht de rechtbank bij gebreke aan een andere geloofwaardige gang van zaken wettig en overtuigend bewezen dat hij deze goederen door diefstal heeft verkregen. De rechtbank acht daarmee het primair ten laste gelegde bewezen.
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte (onder andere) de pinpas heeft gestolen, zal de rechtbank ten aanzien van feit 2 bewezen verklaren dat verdachte geld van aangever (waarmee de goederen zijn aangeschaft) heeft weggenomen door middel van een valse sleutel, te weten de pinpas.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar man op 13 mei 2019 hun auto in de parkeergarage aan de Ossenmarkt te Groningen hebben neergezet. Omstreeks 18:00 uur hebben zij de spullen die zij hadden gekocht in de kofferbak gelegd. Op 14 mei 2019 omstreeks 10:25 uur zagen zij dat de goederen die zij de avond daarvoor in de kofferbak hadden gelegd er niet meer lagen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 14 mei 2019 vrij kort na 10:00 uur 's ochtends met een medeverdachte naar Ziengs en Jeans Center in het centrum van Groningen is gegaan. Bij beide winkels heeft verdachte geprobeerd om de uit de auto van aangeefster gestolen goederen te ruilen voor geld. Nadat verdachte en zijn medeverdachte waren aangehouden, trof de politie vrijwel alle gestolen goederen uit de auto van aangeefster bij hen aan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij al die spullen van een kameraad uit de Kostersgang heeft gekregen om 12:00 uur 's middags. Hij had daar overigens niets voor hoeven te betalen en het bonnetje zat nog bij de spullen.
Gelet op de hierboven genoemde verschillende tijdstippen waarop verdachte over de gestolen goederen beschikte, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte aantoonbaar onjuist is. Nu verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd over de wijze waarop hij de gestolen goederen, relatief korte tijd na de diefstal, in zijn bezit heeft gekregen acht de rechtbank bewezen dat hij deze goederen door diefstal heeft verkregen.
De rechtbank acht daarmee het primair ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat er ten aanzien van feit 1 primair, 2 primair en 3 primair sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Van het ten laste gelegde medeplegen spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 onder parketnummer 18/830092-19 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/830228-19 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/830092-19
1.
hij op 11 mei 2019 te Groningen uit een auto in een parkeergarage onder het Damsterdiep, een portemonnee (inhoudende (onder meer) geld en een (ING)pinpas) en een
pet (merk Australian), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 11 mei 2019 te Groningen (in coffeeshop [bedrijfsnaam 1] aan Spilsluizen en in cafetaria [bedrijfsnaam 2] aan de Grote Markt) geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
(middels onrechtmatig verkregen en onbevoegd gebruikte (ING)pinpas met
contactloos betalen);
3.
hij in de periode 13 tot en met 14 mei 2019 te Groningen uit een auto (Renault Clio) in een parkeergarage onder de Ossenmarkt kleding (een korte damesbroek, een lange damesbroek, een dames t-shirt, een heren t-shirt), een paar Björn Borg herenschoenen, twee flessen (Captain Morgan) rum, flesjes speciaalbier, en doosjes brillendoekjes (Trekpleister), goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 2 april 2019 te Groningen, een elektrische fiets (merk Gazelle), die toebehoorde aan Politie Noord-Nederland, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 18/830228-19
hij op 18 oktober 2019 te Groningen aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een barstwond naast de mondhoek, rechts, en
- een breuk van de voorwand van de neusbijholte, met onderhuids een forse hoeveelheid lucht, en
- een breuk van het jukbeen, rechts, en
- een breuk in de bovenkaak, rechtsvoor, en
- verlies van een voortand,
heeft toegebracht door die [slachtoffer 3] (met kracht) met een fiets in/tegen het gezicht/hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/830092-19

1 primair Diefstal

2 primair Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel

3 primair Diefstal

4. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

Parketnummer 18/830228-19

Primair Zware mishandeling

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair en feit 4 onder parketnummer 18/830092-19 en het onder parketnummer 18/830228-19 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 550 dagen met aftrek, waarvan 277 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd, waaronder een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden en een drugs- en alcoholverbod dat nageleefd wordt door middel van controles.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van een drugs- en alcoholverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psycholoog en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier vermogensdelicten. Het gaat om twee diefstallen uit een auto, diefstal van geld met een valse sleutel en een diefstal met braak van een lokfiets. Verdachte heeft diverse goederen uit beide auto's weggenomen. Met een uit één van die auto's gestolen pinpas heeft verdachte vervolgens goederen in winkels contactloos afgerekend. Vermogensdelicten zijn hele vervelende feiten. Ze brengen financiële schade en veel overlast mee voor de gedupeerden. Verdachte heeft zich hier totaal niet om bekommerd. Hij heeft slechts oog gehad voor zijn financiële gewin om zijn verslaving(en) te bekostigen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer na een woordenwisseling met kracht met een fiets in het gezicht geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor onder andere een breuk van de neusbijholte, een breuk van het jukbeen en een breuk in zijn bovenkaak opgelopen. Ook heeft hij een tand verloren.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij ten tijde van het plegen van deze feiten in twee proeftijden liep.
Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige cannabis-en cocaïneafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Van deze psychische problematiek was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en maakt het tot het hare.
De psycholoog acht de kans op herhaling van gewelddadig gedrag groot. Vanuit forensisch oogpunt is een behandeling geïndiceerd. De behandeling dient gericht te zijn op de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, zijn ADHD en zijn middelengebruik. De problematiek is fors. Een ambulante setting is ontoereikend om tot een goed behandelresultaat te komen. Geïndiceerd is een plaatsing in een dubbeldiagnosekliniek of een forensische verslavingskliniek. Aansluitend kan verdachte worden toegeleid naar een begeleide woonvorm. Geadviseerd wordt om een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Naast het psychologisch rapport ligt er ook een rapport van de reclassering. Ook de reclassering schat het risico op herhaling als hoog in. Verdachte heeft op meerdere leefgebieden problemen. Deze problemen dragen bij aan het criminele gedrag van verdachte. Zijn drugsgebruik heeft een ontwrichtende invloed op zijn functioneren in de maatschappij.
De reclassering heeft het rapport ter terechtzitting toegelicht. Verdachte is op 15 juni 2020 opgenomen in FPK Transfore in Balkbrug. Nu verdachte nog maar recent is opgenomen, kan er nog niets gezegd worden over het verloop van de behandeling en de kans van slagen van deze behandeling. Gelet op de persoon van verdachte is het de vraag of hij zich zal houden aan door de rechtbank op te leggen bijzondere voorwaarden.
De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling voor de duur van een jaar op te nemen. Daar moet dan wel een evenredig voorwaardelijk strafdeel tegenover staan, anders bestaat de mogelijkheid dat verdachte kiest voor het uitzitten van een gevangenisstraf in plaats van het ondergaan van een klinische behandeling. Een klinische behandeling voor de duur van 6 maanden, zoals nu opgenomen in de schorsingsvoorwaarden, is volgens de FPK en de reclassering te kort.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf, waarbij een onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan het deel dat verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte zich gedurende maximaal 9 maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, klinisch laat behandelen in FPK Transfore te Balkbrug. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf zal ook die duur beslaan, teneinde te bevorderen dat verdachte zich daadwerkelijk laat behandelen.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank geen drugs- en alcoholverbod als bijzondere voorwaarde opleggen. Wel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte verplicht wordt om mee te werken aan controles op drugs-en alcoholgebruik.
Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde geweldsfeit is gepleegd, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavig delict in twee proeftijden liep, dat hij met onderhavig geweldsdelict heeft getoond fors en explosief geweld niet te schuwen en dat de psycholoog, zonder behandeling, de kans op de herhaling van geweldsdelicten hoog acht. De rechtbank zal daarom, gelet op artikel 14e Sr, de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank verklaart de inbeslaggenomen voorwerpen 1 tot en met 11 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst verbeurd.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen 12 tot en met 15 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende
[slachtoffer 2] .

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 152,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu zij vrijspraak van feit 1 primair heeft gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde.
De rechtbank zal het materiële deel van de vordering gedeeltelijk toewijzen, te weten tot een bedrag van € 127,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2019.
De post 'Australian baseball cap' wijst de rechtbank af, nu het dossier naar het oordeel van de rechtbank aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat de pet inmiddels is teruggegeven aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 18/237349-18 en 18/116007-16 moeten worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair en feit 4 onder parketnummer 18/830092-19 en het onder parketnummer 18/830228-19 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 552 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 270 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met VNN-reclassering te Groningen, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal 9 maanden of zoveel korter als de reclassering nodig acht, klinisch laat behandelen in FPK Transfore te Balkbrug of een soortgelijke zorginstelling, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door die zorginstelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde na de klinische behandeling mee zal werken aan de indicatiestelling en plaatsing met betrekking tot ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de reclassering dat gewenst vindt, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling/plaatsing door de zorgverlener/instelling zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde verplicht is mee te werken aan door de reclassering te bepalen controlemiddelen op drugsgebruik en alcoholgebruik, bijvoorbeeld urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest), waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen 1 tot en met 11 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Gelaste de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen 12 tot en met 15 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst aan de rechthebbende.
Ten aanzien van 18/830092-19, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 127,50(zegge: honderd zevenentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 127,50 (zegge: honderd zevenentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/237349-18
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
27 maart 2019.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/116007-16
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
1 augustus 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. A. van der Wal, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2020.