ECLI:NL:RBNNE:2020:2432

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
84/026681-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake dierenwelzijn en zorgplicht van een agrarisch ondernemer

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 juli 2020 een onderneemster veroordeeld tot een voorwaardelijke stillegging van haar onderneming voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. Dit vonnis volgde op een inspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 8 januari en 28 februari 2019, waarbij ernstige tekortkomingen in de zorg voor de runderen werden vastgesteld. De runderen beschikten niet over schone en droge ligplaatsen en verkeerden in een matige tot slechte lichamelijke conditie. De inspecteurs constateerden dat de huisvesting en verzorging van de dieren ernstig tekortschoten, wat leidde tot een schending van het dierenwelzijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd met artikel 1.7 van het 'Besluit houders van dieren' handelde, door niet te zorgen voor de noodzakelijke zorg voor haar dieren. De verdediging voerde aan dat de stallen dagelijks werden uitgemest en dat de runderen voldoende voedsel kregen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de bevindingen van de NVWA en de toezichthoudend dierenarts overtuigend en concludeerde dat de verdachte niet over voldoende capaciteit beschikte om de zorg voor het aantal runderen te waarborgen. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op en bepaalde dat de stillegging van de onderneming niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 84/026681-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 84-055821-19
Vonnis van de meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan mr. A.J. Boonstra, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Buist.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 84/026681-19
zij op of omstreeks 8 januari 2019 te Jorwerd, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, in de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in strijd met artikel 1.7 van het ‘Besluit houders van dieren’ als houder van (ongeveer) 100 runderen, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- (ongeveer) 47, in elk geval één of meer runderen (in stal 4), over een schone en droge ligplaats konden beschikken, immers was de bodembedekking in de stal en/of de stands en/of de roostervloer en/of het looppad verontreinigd met mest en urine en/of waren de poten en/of staarten en/of billen en/of flanken en/of buiken van de runderen vervuild met (natte en/of opgedroogde) mest, en/of
- (ongeveer) 33, in elk geval één of meer runderen (in de stallen 3 en/of 4) een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van het/de dier(en), immers bevonden zich in voornoemde stallen 2, althans een, rund(eren) met een conditiescore 2,5 en/of 31, althans één of meer, runderen met een conditiescore tussen de 1 en 2 (dit terwijl 3 een normale conditiescore is), en/of
- (ongeveer) 100, in elke geval één of meer runderen werden verzorgd door een persoon die beschikte over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden, dan wel onder de hoede werden gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat is, immers bleek dat verdachte niet in staat was aan (een aantal van) die dieren een schone verblijfplaats te bieden en/of te voorzien in de eerste levensbehoeften van (een aantal van) die dieren, en/of voor die verzorging deskundige/adequate hulp in te roepen.
in de zaak met parketnummer 84/055821-19:
zij op of omstreeks 28 februari 2019 te Jorwerd of Jorwert, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, in de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in strijd met artikel 1.7 van het ‘Besluit houders van dieren’ als houder van (ongeveer) 99 runderen, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- (ongeveer) 51, in elk geval één of meer runderen (te weten
in stal 3 4 runderen, en/of
in stal 4 aan de rechterzijde 9 runderen, en/of
in stal 4 aan de linkerzijde voorste hok 19 runderen, en/of
in stal 4 aan de linkerzijde achterste hok 19 runderen),
over een schone en droge ligplaats konden beschikken,
immers was de bodembedekking in de stal en/of de stands en/of de roostervloer en/of het looppad verontreinigd met mest en urine en/of waren de poten en/of staarten en/of billen en/of flanken en/of buiken van de runderen vervuild met (natte en/of opgedroogde) mest, en/of
- (ongeveer) 21, in elk geval één of meer runderen (te weten
in stal 1 4 runderen, en/of
in stal 3 14 runderen, en/of
in stal 4 aan de rechterzijde 3 runderen)
een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van het/de dier(en),
immers bevonden zich in stal 1 4, althans een of meer rund(eren) met een conditiescore 1,5 en/of in stal 3 14, althans één of meer runderen met een conditiescore tussen de 1,5 en 2 en/of in stal 4 (aan de rechterzijde) 3, althans één of meer runderen met een conditiescore 1.5 (dit terwijl 3 een normale conditiescore is), en/of
- (ongeveer) 99, in elke geval één of meer runderen werden verzorgd door een persoon die beschikte over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden, dan wel onder de hoede werden gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat is, immers bleek dat verdachte niet in staat was aan (een aantal van) die dieren een schone verblijfplaats te bieden en/of te voorzien in de eerste levensbehoeften van (een aantal van) die dieren, en/of voor die verzorging deskundige/adequate hulp in te roepen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer
84-026681-19 en het in de zaak met parketnummer 84-055821-19 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals nader omschreven in zijn pleitnota - betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummers
84-026681-19 en 84-055821-19. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat de stallen iedere dag worden uitgemest en dat de runderen voldoende voedsel krijgen. De constateringen van de verbalisanten zijn gedaan op een moment dat verdachte net was begonnen met het uitmesten van de stallen; ze doet in een vaste volgorde: eerst de stalruimten in het hoofdgebouw (stallen 1 en 2) en daarna de bijgebouwen (stallen 3 en 4)
De constateringen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ( NVWA) met betrekking tot de conditiescores van de runderen zijn niet op juiste wijze opgenomen en derhalve niet toereikend om de conclusie te trekken dat die onvoldoende was. Ook is geen sprake van een slechte voedingstoestand van de runderen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 en 84-055821-19 onder het eerste gedachtestreepje, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 8 januari 2019 en 28 februari 2019 heeft bij het bedrijf van verdachte een inspectie plaatsgevonden, uitgevoerd door [inspecteur 1] en [inspecteur 2] , beiden ambtenaar bij de NVWA. Beide controleurs werden daarbij vergezeld door toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts 1] . De inspecteurs hebben van hun bevindingen proces-verbaal opgemaakt, op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het dierenwelzijn ernstig werd benadeeld. Ook de toezichthoudend dierenarts heeft geconstateerd dat sprake was van schending van het dierenwelzijn.
Het verweer van verdachte dat zij iedere dag de stallen schoonmaakt en de constateringen van de NVWA-inspecteurs en toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts 1] slechts een momentopname betreffen, verwerpt de rechtbank.
Gelet op hetgeen de controleurs hebben aangetroffen, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat de aangetroffen tekortkomingen van één dag/nacht waren.
De rechtbank ziet in hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht geen reden te twijfelen aan de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de NVWA en aan de veterinaire verklaringen. De rechtbank acht derhalve op grond van de bevindingen van de inspecteurs en de dierenarts bewezen dat de huisvesting en de verzorging van de runderen volstrekt onvoldoende was en dat door de situatie in de stallen de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig werden benadeeld.
Het in bovengenoemde parketnummers onder het eerste ten laste gelegde gedachtestreepje is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 onder het tweede ten laste gelegde gedachtestreepje, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 8 januari 2019 heeft de toezichthoudende dierenarts drs. [dierenarts 1] de runderen blijkens een door haar opgemaakte veterinaire verklaring d.d. 8 januari 2019 beoordeeld.
Uit deze verklaring blijkt dat een aantal runderen een conditiescore hadden tussen 1.0 en 2.5.
Weliswaar heeft de toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts 1] gerelateerd dat zij de runderen individueel heeft beoordeeld, maar zij heeft daarbij niet vermeld op grond van welke objectieve criteria zij deze scores heeft vastgesteld. Ter gelegenheid van haar verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris heeft drs. [dierenarts 1] verklaard dat er voor veel diersoorten lijsten met schetsen (de rechtbank begrijpt: voorbeeld-afbeeldingen) zijn aan de hand waarvan de beoordeling van de conditie wordt opgesteld. Ook voor runderen bestaat volgens haar verklaring zo'n lijst. Deze lijst is weliswaar niet bij het proces-verbaal gevoegd, doch de rechtbank heeft kennis kunnen nemen van een dergelijke lijst door raadpleging van de internetsite
www.levendehave.nl, een openbare kennisbron. De conditie van een rund wordt beoordeeld aan de hand van de vetreserves die deze heeft. Dit wordt gedaan door met de hand te voelen hoeveel vet zich naast de staartbasis bevindt in de aan weerszijden aanwezige zogeheten koekoeksgaten. De mate van vetbedekking wordt vertaald naar vijf categorieën. Per categorie bestaat een voorbeeld-afbeelding. Een conditiescore van 3 wordt normaal of adequaat geacht.
De rechtbank is van oordeel dat dat de door drs. [dierenarts 1] gebruikte score-indeling een arbitrair karakter draagt en daarmee op zichzelf onvoldoende objectief is. Daar komt bij dat kennelijk in zwang zijnde tussencategorieën van 1.5 en 2.5 (waarvoor geen voorbeeld-afbeelding bestaat) het niet inzichtelijker maakt.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake was van de slechte conditiescores zoals ten laste gelegd, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 84-055821-19 onder het tweede ten laste gelegde gedachtestreepje, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 28 februari 2019 heeft toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts 1] wederom de runderen beoordeeld op de conditiescore. De toezichthoudend dierenarts kwam tot de conclusie dat 21 door haar beoordeelde runderen niet voldeden aan de conditiescore van minimaal 3.0. De rechtbank gaat er vanuit dat de beoordeling van deze runderen op zicht is gebeurd, nu het proces-verbaal geen inzicht geeft in de wijze waarop de conditiescore is vastgesteld. De rechtbank acht dit onvoldoende om tot een vaststelling te komen met betrekking tot de bepaling van de conditiescores. Op deze dag was eveneens dierenarts
[dierenarts 2] aanwezig. Verdachte is geen klant bij deze dierenarts, maar was gevraagd om als onafhankelijke dierenarts de runderen eveneens te beoordelen. [dierenarts 2] heeft daarop de door de NVWA geselecteerde runderen en door toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts 1] met een conditiescore van 1,5 - 2 beoordeeld. [dierenarts 2] heeft daarbij gebruik gemaakt van een conditiekaart, zoals bijgevoegd bij zijn verslag en door hem is overgelegd tijdens zijn tegenover de rechter-commissaris op 14 november 2019 afgelegde verklaring.
Blijkens dit verslag kwam hij tot de conclusie dat 4 runderen niet voldeden aan de minimale conditiescore.
De rechtbank acht daarom bewezen dat vier runderen niet aan de vereiste conditiescore voldeden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 en 84-055821-19 onder 3e ten laste gelegde gedachtestreepje overweegt de rechtbank als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zij er geen zorg voor heeft gedragen dat 99 runderen werden verzorgd door een persoon die beschikte over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden dan wel dat deze runderen onder de hoede werden gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte over de nodige kennis en vaardigheden om voor runderen te zorgen beschikt, maar dat door de manier waarop de runderen worden gehouden (de gebouwelijke situatie) 99 runderen teveel is voor één arbeidskracht. Het gaat derhalve niet om het ontbreken van kennis en ook niet het ontbreken van de vaardigheden op zichzelf, maar om het ontbreken van capaciteit in relatie tot het aantal dieren.
Het ten laste gelegde artikel 1.7 onder a, b, d en e Besluit houders van dieren is gebaseerd op artikel 2.2., tiende lid, onderdeel k van de Wet dieren. Het gaat in dat artikel niet om de vraag of de houder in staat is een bepaald aantal dieren te houden, maar om de vraag of hij over de vereiste kennis (en daarmee verband houdende vaardigheden) beschikt. In onderdeel k wordt gesproken over "de aanwezige kennis over het houden van dieren". Verdachte beschikte naar het oordeel wel over de kennis en vaardigheden om runderen te houden, maar niet over een voldoende aantal vakbekwame personen, zoals genoemd in artikel 2.4 van het Besluit houders van dieren, om de dieren te verzorgen. Deze bepaling is echter niet ten laste gelegd, zodat verdachte van het in beide zaken onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde moet worden vrijgesproken
.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 3 - 6 van het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nummer 148671/113840/6026096/2 d.d. 18 januari 2019, inhoudend als inhoudend als relaas van verbalisanten:
Locatie: [woonadres] , gemeente Leeuwarden.
Op 8 januari 2019 bevonden wij ons op het bedrijf aan de [woonadres]
. Wij waren tijdens deze controle vergezeld van toezichthoudend dierenarts
drs. [dierenarts 1] .
Stal 4:
Wij zagen en telden in deze stal dat aan de rechterzijde 9 runderen aangebonden stonden
op zogenaamde stands. Wij zagen dat:
• De vachten van de poten, staarten, billen, flanken en buik van deze negen aangebonden
runderen waren vervuild met natte en opgedroogde mest hetgeen aangeeft dat de runderen al langere tijd in de mest stonden en lagen.
• De bodembedekking op de stallen, de stands, roostervloer en het looppad waren verontreinigd met mest en urine.
• Deze negen runderen geen schone, droge ligplaats hadden.
Wij zagen aan de linkerzijde van deze stal dat er 38 runderen, zijnde kalveren, in een groepshok gehuisvest waren. Wij zagen dat de bodembedekking bestond uit natte mest en urine en voerresten. Wij zagen dat:
• De vachten van de poten, staarten, billen en flanken en buik van deze 38 runderen waren vervuild met natte en opgedroogde mest hetgeen aangeeft dat de runderen al langere tijd in de mest stonden en lagen.
• De bodembedekking van het groepshok was verontreinigd met mest en urine.
• Deze 38 runderen geen droge, schone, comfortabele en hygiënische ligplaats hadden.
2. Een veterinaire verklaring, opgenomen op pagina 25 - 31 van voornoemd dossier, op
9 januari 2019 opgemaakt en ondertekend door [dierenarts 1] , senior inspecteur NVWA / dierenarts, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Op 8 januari 2019 werden door mij beoordeeld:
Soort dieren: Runderen.
Naam/adres/plaats: [verdachte] , [woonadres] .
Stal 4;
Aan de rechterkant van de stal werden 9 runderen aangebonden (grupstal) gehouden. De ligplaatsen waren vervuild en nat met oude en verse mest en urine. De vachten van de runderen waren aan de achterkant en de onderbuik vervuild met oude opgedroogde en verse mest.
Aan de linkerkant van de stal was een strohok waarin 38 stuks jongvee/kalveren gehuisvest waren. De bodembedekking van dit strohok was nat en vervuild met oude en verse mest en urine. De vachten van de runderen waren aan de onderbuiken, achterkanten en poten besmeurd met oude en verse mest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nummer 114928 d.d. 4 maart 2019, inhoudend als inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 februari 2019 bevonden wij ons op het bedrijf van [verdachte] . Wij waren tijdens
deze controle vergezeld van toezichthoudend dierenarts NVWA drs. [dierenarts 1] .
In stal 1 zagen wij zestien runderen aangebonden. Wij zagen dat vier van deze runderen mager waren. wij zagen dat deze vier runderen waren voorzien van de merknummers 2363, 2415, 2417 en 2399.
In stal 3 zagen wij dat vier runderen niet de beschikking hadden over een schone, droge en hygiënische ligplaats. Wij zagen bij deze vier runderen met mest en urine, vervuilde standen en vervuilde vachten van de runderen. Bij deze runderen zagen wij dat de vachten van de achterband, poten en onderbuiken waren vervuild met oude en opgedroogde c.q. verse mest. In stal 4 zagen wij in deze stal dat aan de rechterzijde negen runderen aangebonden stonden op zogenaamde stands. Wij zagen dat de vachten van de poten, staarten, billen, flanken en buik van deze runderen waren vervuild met natte en opgedroogde mest hetgeen aangeeft dat de runderen al langere tijd in de mest stonden en lagen. De bodembedekking op de stallen, de stands, roostervloer en het looppad achter de runderen waren verontreinigd met mest en urine. Deze negen runderen hadden geen schone, droge ligplaats. Wij zagen dat drie runderen erg mager waren. Wij zagen aan de linkerzijde van deze stal dat er 38 runderen, zijnde kalveren, in twee groepshokken gehuisvest waren. Wij telden dat in het voorste hok negentien kalveren waren gehuisvest. Wij zagen dat de bodembedekking bestond uit natte mest, urine en voerresten en dat de vachten van de poten, staarten, billen en flanken en buik van deze negentien kalveren, waren vervuild met natte en opgedroogde mest, hetgeen aangeeft dat de runderen al langere tijd in de mest stonden en lagen. De bodembedekking van het groepshok was verontreinigd met mest en urine.
Deze negentien runderen hadden geen droge, schone, comfortabele en hygiënische ligplaats.
Wij telden dat in het achterste hok negentien kalveren, gehuisvest waren. Wij zagen dat de bodembedekking bestond uit natte mest, urine en voerresten.
Wij zagen dat de vachten van de poten, staarten, billen en flanken en buik van deze negentien kalveren waren vervuild met natte en opgedroogde mest hetgeen aangeeft dat de runderen al langere tijd in de mest stonden en lagen. De bodembedekking van het groepshok was verontreinigd met mest en urine.
Deze negentien runderen hadden geen droge, schone, comfortabele en hygiënische ligplaats.
4. Een veterinaire verklaring, opgenomen op pagina 8 - 11 van het onder 1 genoemde dossier, op 3 maart 2019 opgemaakt en ondertekend door [dierenarts 1] , senior inspecteur NVWA / dierenarts, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Op 28 februari 2019 werden door mij beoordeeld: Runderen.
Naam/adres/plaats: [verdachte] , [woonadres] .
Stal 1:
Ik zag 4 runderen met werknummers 2363, 2417, 2415 en 2399 die in een magere voedingstoestand verkeerden.
Stal 3:
In deze grupstal werden in totaal 25 runderen gehouden. Ik zag enkele ligplaatsen van runderen met werknummers 2351, 2306, 2248 en 2324 die nat en vervuild waren met verse mest en urine. Ik zag dat de vachten van deze runderen aan de onderbuiken, deels aan de borstbenen, de achterkant en de onderpoten van deze runderen in deze stal, vervuild waren met oude opgedroogde mest.
De voedingsconditie van de runderen was matig tot slecht. Ik zag 14 runderen met werknummers 2224, 2298, 0232, 8781, 2230, 2291, 2301, 6115, 2283, 2351, 2324, 2248, 2336 en 2335 uitschieten qua conditie. Deze runderen waren zeer mager, de heupbeenderen, ribben en overige beenderen waren duidelijk zichtbaar.
Stal 4:
Aan de rechter kant van de stal werden 9 runderen aangebonden (grupstal) gehouden. De ligplaatsen waren vervuild en nat met oude en verse mest en urine. De vachten van de runderen waren aan de achterkant en de onderbuik vervuild met oude opgedroogde en verse mest. Aan de linkerkant van de stal waren 2 strohokken waarin het jongvee werd gehouden.
Hok 1.
Hierin werden 19 vrouwelijke kalveren/jongvee gehouden. Ik zag dat de vachten aan de achterkanten, onderbuiken en onderpoten van deze dieren sterk bevuild waren met oude opgedroogde en verse mest. De hygiënische omstandigheden waren ontoereikend.
Hok 2.
Hierin werden 19 mannelijke kalveren/jongvee gehouden. Ik zag dat de vachten aan de achterkanten, onderbuiken en onderpoten van deze dieren sterk bevuild waren met oude opgedroogde en verse mest. Ik zag dat de bodembedekking vervuild en nat was met oude en verse mest en urine. Tijdens de controle heeft de veehoudster deze 2 hokken opgestrooid. Ik zag dat deze 2 hokken na ongeveer 1 uur na het opstrooien weer nat en vies waren, omdat de kalveren het stro weer hadden vertrapt.
51 runderen konden niet over een droge en schone ligplaats beschikken. Met mest vervuilde vachten zijn in loop van de tijd ontstaan doordat dieren over een langere periode niet droog en schoon konden liggen, minimaal enkele dagen.
5. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, nummer 115081, d.d. 8 maart 2019, inhoudende een veterinaire verklaring, gevoegd bij het onder 3 genoemde dossier, op 7 maart 2019 opgemaakt en ondertekend door [dierenarts 1] , senior inspecteur NVWA / dierenarts, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Op 28 februari 2019 beoordeelde ik onderstaande runderen.
Stal Werknummer Conditiescore 28-2-2019
1 2363 1,5
3 2230 1,5
3 6115 1,5
3 2351 1,5
6. Een proces-verbaal van getuigenverhoor, afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, d.d. 14 november 2019, inhoudende als verklaring van [dierenarts 2] :
Ik ben dierenarts van beroep. Na mijn studie gaan werken bij de dierenartsenpraktijk [praktijknaam] in Wommels. Mevrouw [verdachte] is geen klant van deze praktijk.
Toen ik op het bedrijf aankwam was er ook een veehandelaar aanwezig. Hij had een briefje waarop de nummers van 21 dieren waren vermeld, waarvan de NVWA had geoordeeld dat deze dieren te mager waren. Mevrouw [verdachte] wilde dat ik deze dieren beoordeelde.
Bij zo'n beoordeling kijkt men onder andere naar de conditiescore. De schaal van een
conditiescore is van 1 tot 5. Bij een aantal vond ik de conditiescore 1 tot 1/2.
Ik ben door de verschillende stallen gelopen. Ik ben in alle stallen van het bedrijf van
mevrouw [verdachte] geweest. De 21 dieren die waren geselecteerd kwamen uit alle stallen.
De koeien staan vast. De kalveren, ik denk dat het er 48 waren, waren verdeeld in 2 groepen, ze hadden geen eigen ligplaats. Deze dieren lagen in hun eigen mest.
U vraagt mij of ik nu nog achter de inhoud van het verslag sta dat door mij is opgesteld naar
aanleiding van mijn bezoek op 28 februari 2019. Ik sta achter de inhoud van dat verslag.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een schriftelijk verslag d.d. 5 maart 2019, opgemaakt door [dierenarts 2] voornoemd, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal van getuigenverhoor, inhoudende:
Op 28 februari 2019 heeft een bedrijfsbezoek plaatsgevonden op het veehouderijbedrijf van mevrouw [verdachte] op de [woonadres] . Ik ben gevraagd om als onafhankelijk dierenarts deze dieren te beoordelen. De bevindingen van het bedrijfsbezoek zijn hieronder genoteerd.
De koeien zijn gehuisvest op de grup in het oude bûthús en op de vaste stand in de twee bijstaande stallen. De stierkalveren en vaarskalveren zijn van elkaar gescheiden en lopen los in twee hokken. Deze hokken zijn overbezet, de kalveren hebben geen aparte ligplaats en liggen daardoor in hun eigen mest. De kalveren zijn bevuild met mest
De koeien staan vast op de stand. De conditiescore van de koeien varieert van 2- tot 3.
De NVWA heeft 21 dieren als te mager aangemerkt. Het betreft hierbij de dieren met de volgende werknummers: 2363; 2415; 2417; 2399; 2353; 2333; 2326; 2224; 2298; 0232; 8781; 2230; 2291; 2301; 6115; 2283; 2351; 2324; 2248; 2336; 2335.
De conditiescore van deze dieren is 2. Enkele dieren hebben een conditiescore van 1,5. Deze dieren zijn te mager, dit betreft de dieren met werknummers 2230, 6115, 2351 en 2363.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 en het in de zaak met parketnummer 84-055821-19 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 84-026681-19:
zij op 8 januari 2019 te Jorwert, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk, in de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in strijd met artikel 1.7 van het ‘Besluit houders van dieren’ als houder van runderen, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 47 runderen (in stal 4), over een schone en droge ligplaats konden beschikken, immers was de bodembedekking in de stal en de stands en de roostervloer en het looppad verontreinigd met mest en urine en waren de poten en/of staarten en/of billen en/of flanken en/of buiken van de runderen vervuild met natte en/of opgedroogde mest.
in de zaak met parketnummer 84-055821-19:
zij op 28 februari 2019 te Jorwert, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk, in de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in strijd met artikel 1.7 van het ‘Besluit houders van dieren’ als houder van runderen, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 51 runderen (te weten
in stal 3 4 runderen, en/of
in stal 4 aan de rechterzijde 9 runderen, en/of
in stal 4 aan de linkerzijde voorste hok 19 runderen, en/of
in stal 4 aan de linkerzijde achterste hok 19 runderen)
over een schone en droge ligplaats konden beschikken,
immers was de bodembedekking in de stal en de stands en de roostervloer en het looppad verontreinigd met mest en urine en waren de poten en/of staarten en/of billen en/of flanken en/of buiken van de runderen vervuild met natte en/of opgedroogde mest,
en
- 4 runderen (te weten in stal 1: 1 rund en in stal 3: 3 runderen)
een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van de dieren,
immers bevonden zich in stal 1: 1 rund met een conditiescore 1,5 en in stal 3: 3 runderen met een conditiescore tussen de 1,5 en 2, dit terwijl 3 een normale conditiescore is.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 84-026681-19:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf, waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, meermalen opzettelijk begaan.
en in de zaak met parketnummer 84-055821-19:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf, waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 en het in de zaak met parketnummer 84-055821-19 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, alsmede stillegging van het bedrijf gedurende 1 jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden dat verdachte de eerste 30 maanden van de proeftijd gedurende de winterperiode van 1 november tot 30 april niet meer runderen houdt dan 40 stuks inclusief jongvee en indien verdachte iemand in dienst heeft voor minstens 4 uur per dag, gedurende 5 dagen in de week, dit aantal worden verhoogd tot 80 stuks runderen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleitte vrijspraak geen strafvoorstel gedaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 januari 2019 en 28 februari 2019 schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige zorg aan dieren die van haar waren. Bij een inspectie op haar bedrijf op genoemde data werd geconstateerd dat de runderen niet konden beschikken over droge en schone ligplaatsen en waren de dieren over het gehele lichaam vervuild met natte of opgedroogde mest.
Het bedrijf van verdachte wordt geëxploiteerd in verouderde stallen met achterstallig onderhoud. Zo ontbrak aan de achterkant van één van deze stallen een deel van het dak en de achtergevel. De weerselementen hadden daar vrij spel. In deze stallen worden meerdere runderen gehouden.
Bij de inspectie bleek dat de runderen in een matige tot slechte lichamelijke conditie verkeerden. De zogenaamde conditiescore van een aantal runderen was beneden de daarvoor gestelde waarden. Door de situatie in de stallen en de wijze waarop de dieren werden verzorgd, werd de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig benadeeld.
Verdachte is als agrarisch onderneemster in meerdere opzichten ernstig en strafbaar tekort geschoten in de verzorging van het van haar afhankelijke vee.
Het agrarisch bedrijf stond reeds bij de NVWA bekend als aandachtsbedrijf met betrekking tot dierenwelzijn, gelet op eerdere controles in de afgelopen jaren waarbij er tevens bestuursrechtelijk en strafrechtelijk is opgetreden.
Tijdens de inspectie op 8 januari 2019 is bestuursdwang toegepast in de vorm van de inzet van AB-Vakwerk om ervoor te zogen dat alle runderen schoon en droog konden liggen en er voldoende gevoerd werd.
Op 28 februari 2019 is een herinspectie uitgevoerd. Ook toen bleek dat er geen verbetering was opgetreden en is in overleg met het Team Bestuurlijke Maatregelen van de NVWA besloten om in totaal 38 runderen en 21 kalveren van het bedrijf af te laten voeren, waarbij aan verdachte de toestemming is gegeven om de dieren elders te laten onderbrengen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat zij tot een gedeeltelijke vrijspraak komt. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat een hoge voorwaardelijke geldboete zoals door de officier van justitie is geëist, niet passend is.
De rechtbank zal wel de voorwaardelijke stillegging van de onderneming opleggen. De rechtbank zal die termijn bepalen op 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De geëiste bijzondere voorwaarde zal de rechtbank niet opleggen, nu de rechtbank dat niet passend vindt, mede gezien het feit dat verdachte van een in juli 2018 opgelegde veroordeling waarbij eveneens de bijzondere voorwaarde van het maximaal houden van 40 runderen is opgelegd, cassatie heeft ingesteld.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.7 Besluit houders van dieren, artikel 2.2. Wet dieren en de artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 84-026681-19 en het in de zaak met parketnummer 84-055821-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Stillegging van de onderneming voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat de stillegging van de onderneming niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2020.
Mr. Bosker en mr. Eelsing zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.