ECLI:NL:RBNNE:2020:2427

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
18/041687-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak betreffende afpersing met geweld in Groningen

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak kwam voort uit een incident op 15 februari 2020, waarbij de verdachte de aangever, een medewerker van cafetaria Tasty Joe, onder bedreiging van geweld en met een mes, dwong om geld af te geven. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.C. Schutte, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. Tijdens de zittingen op 14 mei en 26 juni 2020 werd het bewijs besproken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het ten laste gelegde feit, ondanks de verdediging die stelde dat het om een lening ging en niet om afpersing. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen overtuigend en concludeerde dat de verdachte de aangever had bedreigd en gedwongen tot het afgeven van geld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op en verklaarde het gebruikte mes verbeurd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/041687-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2020 en 26 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. Schutte, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2020, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, althans aan een ander dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- de cafetaria waar die [slachtoffer] aanwezig was naar binnen is gegaan, en/of
- dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ik kan je ook beroven als je niet wilt
wisselen" en/of "ik wil meer geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen, en/of
- een mes heeft gehouden in de richting van en/of getoond aan die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft gedurende de procesgang duidelijk en consistent verklaard dat hij aangever niet heeft afgeperst. Het ging om een lening. Op de camerabeelden is te zien dat aangever rustig heen en weer loopt, terwijl hij zijn werkzaamheden uitvoert en hij met verdachte in gesprek is. Dat verloopt telkens rustig. Aangever heeft verdachte het geldbedrag overhandigd in het gangetje van de cafetaria, waarna verdachte vertrok. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte tegen aangever hoorde zeggen dat hij de 25 euro binnen een half uur zou terugbrengen. Dat ondersteunt de verklaring van verdachte. Er is op de beelden niet te zien dat verdachte aangever heeft bedreigd met een mes of hem bij de keel heeft gegrepen. Bovendien wist aangever dat verdachte altijd een mes bij zich had. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat er geen DNA-sporen van verdachte in de nek van aangever zijn aangetroffen. Voorts is niet te zien op de beelden dat aangever in paniek is. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was bij de snackbar 'Tasty Joe'. Ik wachtte op een dealer. Ik kom bijna elke dag in die snackbar. Het klopt dat ik daar met [slachtoffer] heb gesproken. Het klopt ook dat ik geld wilde wisselen. [slachtoffer] heeft mij 25 euro gegeven. Ik had wel een mes bij me. In de snackbar heeft hij alleen een stukje van het mes uit mijn broekzak zien steken. [slachtoffer] zette spullen van de cafetaria buiten. Ik bood hem aan om mee te helpen en ondertussen ging het erover dat ik hem die 100 euro niet wilde geven en die 25 euro van hem wilde krijgen. Het klopt dat ik heb geroepen dat ik het geld binnen een half uur zou terug brengen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2020, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020041575 d.d. 5 maart 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op zaterdag 15 februari 2020 omstreeks 12.00 uur begon ik met mijn werkzaamheden bij cafetaria 'Tasty Joe', gevestigd aan de Van Lenneplaan 1 te Groningen. Ik stond vlak voor de
ingang van de zaak. Ik zag een man lopen, welke mij bekend is als een klant die vaker bij ons een bestelling doet. Omstreeks 12.15 uur vroeg de man aan mij of hij de vaste telefoon van de zaak kon gebruiken. Van wat ik heb opgevangen, ging het over drugs. Nadat hij klaar was met zijn gesprekje van ongeveer twintig seconden, liep de man weer richting de uitgang. Ik liep ook richting de uitgang. De man vroeg mij vervolgens of ik twintig euro kon wisselen. Ik vertelde de man dat ik dat wel kon, dat geld had ik zelf wel in mijn linker broekzak. Voordat ik het geld wilde overhandigen, vroeg ik aan hem zijn brief van twintig euro. Daarop schreeuwde hij: "vertrouw je mij niet, je kent mij toch, ik woon hier in de wijk.” Daarna zei de man: "ik kan je ook beroven als je niet wilt wisselen." Vervolgens draaide ik mij om en wilde de man aanspreken om weg te gaan. Op het moment van het omdraaien, werd ik bij mijn keel gegrepen door de man. Dit deed hij met zijn rechterhand. Ik schrok daar erg van, waardoor ik verstijfde. Ik zag in mijn ooghoek dat de man aan het rommelen en aan het zoeken was in zijn broek. Ik zag dat de man een keukenmes ergens vandaan haalde, ik weet niet meer waar de man het mes vandaan haalde. Het was een zwarte keukenmes van ongeveer dertig centimeter. De man had de mes in zijn linkerhand, tegen zijn heup aan. Ik hoorde de man zeggen dat hij mijn geld wilde. Ik pakte alles wat ik in mijn zak had, namelijk dertig euro. De man liet mijn keel los en pakte het geld uit mijn hand. Ik was totaal in shock, ik bleef stil staan. De man zei dat hij meer geld wilde zien. Ik haalde mijn zakken leeg en liet zien dat ik niks meer in mijn zakken had. Ik zei toen dat ik pas zestien jaar oud was, de man zei “dit wil ik helemaal niet, ik heb net tien jaren vast gezeten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2020, opgenomen op pagina 35 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik wilde al een patatje halen en ging vervolgens naar de snackbar en liep naar binnen. Ik zag recht voor mij dat de deur naast de toonbank open stond. Een meter voorbij deze deur stond in het gangetje de man, die ik op het terras bij [slachtoffer] had zien staan. Ik keek de man achter op de rug. Ik ging voor de toonbank staan en keek naar de menukaart boven de toonbank. Ik hoorde ondertussen op luide toon: "Ik breng je de 25 euro binnen een half uur terug". Dit werd meerdere keren herhaald. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] helemaal ontredderd daar stond en hoorde hem zeggen dat hij net overvallen was. Daarbij hoorde ik dat hem 25 euro was ontnomen. Ik belde gelijk 112 en werd door de medewerker gevraagd een aantal vragen aan [slachtoffer] te stellen. Ik hoorde toen [slachtoffer] zeggen dat hij de keel was vastgegrepen en een punt van een mes had gezien.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2020, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben eigenaar van de Snackbar Tasty Joe gevestigd aan de Van Lenneplaan 1 te
Groningen. Vandaag zaterdag 15 februari 2020 omstreeks 12.23 uur werd ik gebeld door
mijn medewerker [slachtoffer] . Ik begreep van [slachtoffer] dat hij juist was overvallen. Hij was totaal in paniek. Hij was helemaal van slag.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaringen van aangever en verdachte komen deels overeen. Uit beide verklaringen volgt dat verdachte geld wilde wisselen en dat aangever aangaf dat hij dat wel kon. Uit beide verklaringen komt ook naar voren dat er vervolgens onenigheid ontstond. Aangever heeft verklaard dat hij daarop het geld terug in zijn broekzak heeft gestopt. Hij heeft verklaard dat verdachte hem vervolgens beetpakte bij zijn keel en hem een mes toonde, waarna aangever alsnog zijn geld heeft afgegeven aan verdachte. Dit laatste wordt echter door verdachte ontkend. Verdachte heeft in zijn verklaring wel bevestigd dat hij een mes bij zich droeg en dat hij het geldbedrag van aangever heeft gekregen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat, nadat verdachte nariep dat hij het geld binnen een half uur zou teruggeven en vervolgens het pand verliet, hij zag dat aangever helemaal ontredderd achterbleef. Meteen daarop vertelde aangever hem dat hij zojuist was overvallen. Ook getuige [getuige 2] heeft bevestigd dat aangever hem totaal in paniek opbelde, hij helemaal van slag was en hem vertelde dat hij net was overvallen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte de aangifte van [slachtoffer] op essentiële onderdelen ondersteunt, als ook de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , die duidelijk blijk geven van aangevers paniek en ontreddering vlak na het gebeuren. De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Dat er geen DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen doet hieraan niet af.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2020, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld dat geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- de cafetaria waar die [slachtoffer] aanwezig was naar binnen is gegaan, en
- dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ik kan je ook beroven als je niet wilt
wisselen" en "ik wil meer geld", en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen, en
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Afpersing
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair verzoekt de raadsman, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet langere duur dan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van – kort gezegd - een beroving. Het slachtoffer was aan het werk bij cafetaria Tasty Joe en werd door verdachte benaderd om geld te wisselen. Hij heeft dit uiteindelijk geweigerd en aan verdachte gevraagd om weg te gaan. Verdachte heeft hierop het slachtoffer bij de keel gegrepen, gezegd dat hij geld wilde en dreigend een mes getoond. Vervolgens heeft het slachtoffer 30 euro aan verdachte afgegeven.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij het slachtoffer, van nog maar zestien jaren oud, op een dergelijke wijze geld afhandig heeft gemaakt. Daarbij komt dat verdachte een mes heeft getoond, wat extra beangstigend moet zijn geweest. Door dit handelen heeft verdachte is inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat dergelijke strafbare feiten doorgaans angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij het slachtoffer en in zijn algemeenheid in de maatschappij. Dit blijkt ook uit bij de politie afgelegde getuigenverklaringen, waarin zij verklaren dat het slachtoffer meteen nadat de beroving had plaatsgevonden ontredderd en van slag was.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 februari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die gelden voor straatroof.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het mes, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp is met behulp van welke het ten laste gelegde feit is begaan en deze toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 185,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering kan in zijn geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft een redelijk bedrag gevorderd en het is voldoende onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
Verdachte meent dat hij slechts het door hem geleende bedrag van 25 euro moet terugbetalen. Voorts is de vordering niet onderbouwd. De benzinekosten zijn onduidelijk nu de gemaakte reiskosten niet in verhouding staan tot de kosten die naar voren komen uit de bonnen. Op 26 februari 2020 is er voor 25 euro getankt en op 29 februari 2020 is er wederom getankt voor een bedrag van 41 euro. Ook eindigen de Maestrokaarten op een ander nummer, zodat niet te verifiëren is van wie deze afkomstig zijn. Er is geen bankafschrift.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Ter zitting heeft de benadeelde partij duidelijk naar voren gebracht waaruit de gemaakte kosten bestaan. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 februari 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het mes.
Ten aanzien van 18/041687-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 185,00 (zegge: honderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 185,00 (zegge: hoderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. N. Gerlsma, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2020.