ECLI:NL:RBNNE:2020:2414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
17171950
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarigen en omgangsregeling in echtscheidingsprocedure met toepassing van bird-nesting

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 juli 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure waarbij voorlopige voorzieningen zijn getroffen. De vrouw heeft verzocht om de minderjarige kinderen aan haar toe te vertrouwen en om een omgangsregeling met de man vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen, geboren uit het huwelijk van partijen, in Syrië zijn geboren en dat zij momenteel samen met beide ouders in een gezamenlijke huurwoning wonen. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarigen is om hen niet te confronteren met onnodige veranderingen en dat de vrouw gedurende het huwelijk de meeste zorg voor de kinderen heeft gedragen. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd, met een omgangsregeling waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven.

Daarnaast heeft de rechtbank de man gerechtigd verklaard tot het gebruik van de echtelijke woning, waarbij de regeling van bird-nesting is besproken. Dit houdt in dat de kinderen in de woning blijven wonen, terwijl de ouders om en om in de woning verblijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit de meest geschikte oplossing is, gezien de omstandigheden van beide partijen en het belang van de kinderen. De man is verplicht om een bijdrage van € 150,00 per kind per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding. Het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is afgewezen, omdat zij haar behoefte niet heeft onderbouwd.

De rechtbank heeft de beschikking uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de belangen van de minderjarigen voorop stonden. De beslissing is genomen met het oog op de echtscheidingsprocedure en de noodzaak om de woonsituatie van de ouders en kinderen te stabiliseren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/171950 / FA RK 20-318
beschikking voorlopige voorzieningen van de enkelvoudige familiekamer d.d. 1 juli 2020
inzake
[naam]
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. R. Tamourt, kantoorhoudende te Burgum,
tegen
[naam]
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. P. Baken-Loijenga, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
De vrouw heeft zich op 17 maart 2020 tot de rechtbank gewend met een verzoekschrift strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen als bedoeld in art. 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
Op 15 juni 2020 heeft de vrouw een aanvullend verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend.
1.3.
De man heeft op 16 juni 2020 een verweerschrift ingediend, tevens inhoudende zelfstandige verzoeken.
1.4.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 17 juni 2020.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] in [plaats] (Syrië) gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2009, in [plaats] (Syrië);
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2013, in [plaats] (Syrië).
2.3.
Partijen wonen samen met de kinderen in de gezamenlijke huurwoning.

3.Motivering

Toevertrouwing minderjarigen
3.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben en een ieder die de kinderen onder zich geeft te gelasten de kinderen aan de vrouw af te geven. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en hij heeft zelfstandig verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen.
3.2.
De rechtbank leest in de verzoeken van partijen dat zij toevertrouwing van de minderjarige kinderen verzoeken, als bedoeld in artikel 822 lid 1 sub c Rv.
3.3.
De man en de vrouw verschillen van mening over de toevertrouwing van de minderjarigen. De rechtbank stelt voorop dat het thans van belang is om de minderjarigen niet te confronteren met meer veranderingen dan nodig is. Bij het opleggen van een voorlopige voorziening zal dan ook zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij de situatie zoals deze bestond tijdens het huwelijk. Gebleken is dat de vrouw gedurende het huwelijk de meeste zorg op zich heeft genomen en dat de man grotendeels kostwinner is geweest. De rechtbank acht het het meest in het belang van de minderjarigen dat zij op dit moment aan de vrouw worden toevertrouwd, nu zij in het verleden het meeste thuis is geweest met de kinderen. Nu de minderjarigen samen met de vrouw en de man in de gezamenlijke woning wonen en zij hiermee reeds bij de vrouw verblijven, zal de rechtbank de afgifte van de minderjarigen afwijzen.
Omgangsregeling
3.4.
De man heeft verzocht dat, indien en voor zover de rechtbank de minderjarigen aan de vrouw toevertrouwt en het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn, er een omgangsregeling dient plaats te vinden tussen de man en de minderjarigen. Hij verzoekt de rechtbank een regeling vast te stellen waarbij de minderjarigen de ene week bij de man zullen verblijven en de andere week bij de vrouw.
3.5.
De vrouw heeft aangevoerd niet tegen een co-ouderschapsregeling te zijn, echter
is de vrouw van mening dat een moeder meer betrokken hoort te zijn bij de opvoeding van twee dochters. Verder heeft de vrouw gezegd dat de man niet haar vijand is en dat hij een goede vader is.
3.6.
De rechtbank acht het van belang dat de minderjarigen regelmatig contact blijven houden met hun vader. Op grond van artikel 1:247 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide gezagsouders, ook na het uiteengaan van de ouders. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit in het belang van het kind is. De door de vrouw aangevoerde reden dat de jongste dochter van partijen niet door haar vader geholpen kan worden bij het douchen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat afgeweken moet worden van dit wettelijke uitgangspunt. Ook aan de stelling van de vrouw dat de man vijf dagen in de week werkt en de kinderen dan uit school tot 16.00 uur naar de buitenschoolse opvang moeten gaan, terwijl de vrouw thuis is om voor de kinderen te zorgen, gaat de rechtbank voorbij. Het is juist in het belang van de kinderen dat zij ook op doordeweekse dagen tijd doorbrengen met hun vader. Niet is gebleken dat de man niet goed voor de minderjarigen zou kunnen zorgen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de man zal toewijzen.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gespannen verhoudingen tussen partijen, het in het belang van de minderjarigen is dat het overdrachtsmoment zo soepel en vriendelijk mogelijk verloopt. De rechtbank geeft partijen mee hier zijn/haar uiterste best voor te doen in het belang van de minderjarigen. De rechtbank zal bepalen dat iedere partij om de week van vrijdag 18.00 uur tot de daarop volgende week vrijdag 18.00 uur voor de minderjarigen zorgt. Vanaf vrijdag 3 juli 2020 om 18.00 uur zal de man zijn eerste omgangsweek hebben, de week erop verblijven de minderjarigen bij de vrouw.
Echtelijke woning3.8. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke huurwoning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [straat] alsmede het meubilair, met het bevel aan de man deze te verlaten en deze niet meer te betreden.
3.9.
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw. Hij verzoekt zelfstandig de echtelijke woning aan hem toe te kennen, met uitsluiting van de vrouw, voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
3.10.
Gebleken is dat beide partijen geen andere geschikte plek hebben om te verblijven dan de echtelijke woning. De man heeft geen familie in Nederland, de vrouw heeft enkele familieleden in Nederland, woonachtig in [plaats] , [plaats] en [plaats] . De vrouw heeft geen rijbewijs, zodat zij de kinderen niet naar school kan brengen wanneer zij niet met de kinderen in de echtelijke woning kan verblijven. Beide partijen geven aan geen andere woonruimte in [woonplaats] tot hun beschikking te hebben. Nu de kinderen telkens om de week bij de ouders zullen zijn, is het wel van belang dat de ouders een woonplek hebben waar zij met de kinderen kunnen verblijven. Daarvoor is de echtelijke woning naar het oordeel van de rechtbank de meest geschikte plek.
3.11.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat beide partijen evenveel belang hebben bij het gebruik van de woning, in ieder geval in de weken waarin zij de zorg voor de kinderen hebben. De rechtbank zal daarom bij de te nemen beslissing met name het belang van de kinderen in aanmerking nemen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de minderjarigen op dit moment er het meest mee is gediend dat zij zoveel mogelijk in de woning kunnen blijven wonen. Zij kunnen dan in hun vertrouwde omgeving blijven en naar dezelfde school blijven gaan. In dit verband is ter zitting de mogelijkheid van bird-nesting besproken, een regeling waarbij de minderjarigen in de woning verblijven en de ouders daar om en om wonen in de weken waarin zij de zorg hebben voor de kinderen. Partijen hebben getracht hierover ter zitting afspraken te maken, maar zijn daar niet in geslaagd. De man heeft aangegeven in te kunnen stemmen met bird-nesting. De vrouw heeft aangegeven hier niet in mee te willen gaan, maar zij heeft onvoldoende argumenten naar voren gebracht die tegen bird-nesting pleiten.
3.12.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank het volgende. De man heeft geen enkele alternatieve woonruimte in Nederland waar hij met de kinderen kan verblijven tijdens zijn omgangsweek met de kinderen. Aan de andere kant heeft de vrouw weliswaar tijdelijk de mogelijkheid om bij haar familie te verblijven, maar heeft zij tijdens haar omgangsweek met de kinderen een probleem met het halen en brengen van de kinderen naar hun school in [woonplaats] . Nu de man zich ter zitting bereid heeft verklaard om mee te werken aan bird-nesting zal de rechtbank het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de man toewijzen. Het staat de man vervolgens vrij om de vrouw toe te laten tot de echtelijke woning in de weken waarin zij de zorg heeft voor de kinderen, zodat zij daar kan verblijven met de kinderen. Hij bepaalt dan immers wie wel en niet tot de woning worden toegelaten. Gelet op de uitlatingen van de man ter zitting – onder meer dat hij het belang van de kinderen voorop stelt, dat hij het van belang vindt dat beide ouders evenveel zorg hebben voor de kinderen en dus ook de moeder die zorg om de week op een goede manier kan dragen en dat hij bird-nesting wel zag zitten – gaat de rechtbank er vanuit dat de man de vrouw de ruimte zal geven voor verblijf in de woning met de kinderen in de weken waarin zijn de zorg voor hen heeft en dat hij in die weken zelf elders zal verblijven, als de vrouw hem daarom vraagt. Hoewel het voorgaande wellicht geen ideale situatie voor de ouders oplevert, is de rechtbank van oordeel dat dit voor de duur van de echtscheidingsprocedure wel het meest in het belang van de kinderen is. Dit geldt in ieder geval voor zover partijen niet in gezamenlijk overleg tot een andere oplossing komen of één van partijen over andere woonruimte in (de omgeving van) [woonplaats] beschikt. Het ligt op de weg van partijen om de komende tijd met elkaar in gesprek te gaan over verdere stappen ten aanzien van de woonsituatie.
3.13.
De rechtbank zal bepalen dat de man vanaf aankomende vrijdag 3 juli 2020 om 18.00 uur het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning heeft.
Kinderalimentatie
3.14.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man ten titel van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen bij vooruitbetaling een bijdrage van € 150,00 per kind per maand, inclusief fiscaal voordeel en inclusief zorgkorting, dient te voldoen, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag.
3.15.
De man heeft aangegeven dat, indien en voor zover de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, de man akkoord gaat met het door de vrouw verzochte bedrag.
3.16.
Nu de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en de man dan kan instemmen met de door de vrouw verzochte bijdrage, zal de rechtbank deze bijdrage toewijzen.
Partneralimentatie
3.17.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man ten titel van het levensonderhoud van de vrouw bij vooruitbetaling dient te voldoen een bedrag van € 200,00 per maand, inclusief fiscaal voordeel, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag.
3.18.
De man heeft verweer gevoerd en verzocht dit verzoek van de vrouw af te wijzen.
3.19.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw niet heeft gesteld wat haar behoefte is. Zij heeft ook geen stukken overgelegd met betrekking tot het gezinsinkomen van partijen. Nu de vrouw haar behoefte niet heeft gesteld, dan wel nader heeft onderbouwd, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
3.20.
De rechtbank beslist als volgt.

4.Beslissing voor de duur van de scheidingsprocedure

De rechtbank:
4.1.
bepaalt, dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2009 in [plaats] (Syrië) en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2013 in de gemeente [plaats] (Syrië) aan de vrouw worden toevertrouwd;
4.2.
bepaalt een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarbij de kinderen de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijven, met als wisselmoment vrijdag om 18.00 uur, te beginnen op 3 juli 2020 om 18.00 uur, waarbij de kinderen in de eerste week (dus van 3 juli 18.00 uur tot 10 juli 18.00 uur) bij de vader zullen zijn;
4.3.
bepaalt dat de man met ingang van vrijdag 3 juli om 18.00 uur bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
4.4.
bepaalt dat de man een bijdrage van € 150,00 per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Zetstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 744)