ECLI:NL:RBNNE:2020:2379

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
18/830038-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging met verkrachting in Groningen

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 januari 2020 in Groningen betrokken was bij meerdere gewelddadige incidenten. De verdachte, geboren in 1984 en gedetineerd in P.I. Zwolle Zuid, werd beschuldigd van diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging met verkrachting. Tijdens de zitting op 23 juni 2020 was de verdachte niet aanwezig, en er werd verstek verleend. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van een horloge van slachtoffer 1, waarbij geweld werd gebruikt; de mishandeling van slachtoffer 2; en de bedreiging van slachtoffer 3 met verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten had gepleegd, gebaseerd op getuigenverklaringen en het aantreffen van het gestolen horloge in de broekzak van de verdachte. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan slachtoffer 2 voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de maatschappij, en dat de verdachte eerder al een ISD-maatregel had ondergaan zonder positieve verandering in zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830038-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Zwolle Zuid 1.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2020.
Verdachte is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2020, in de gemeente Groningen, in de
Battengang, althans op of aan de openbare weg, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- die [slachtoffer 1] tegen een muur heeft geduwd, en/of
- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "geef mij je telefoon", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] met een al dan niet gevulde fles, althans een hard voorwerp,
op/tegen het hoofd heeft geslagen, althans geraakt, en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) meermalen, althans
eenmaal, tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2020, in de gemeente Groningen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2020, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3]
heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Schatje, ik ga mijn pik
in jouw kut steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020025291/2020025286/2020025287 d.d. 11 maart 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Gisteren, maandag 27 januari 2020, na 17.00 uur, kwam ik in de Battengang en liep richting Steentilstraat. Plotseling werd ik van achteren tegen een muur geduwd en kreeg ik ook gelijk hierna een klap op mijn hoofd. Ik kon zien dat dit door een man was gedaan. Ik hoorde dat hij vroeg om mijn telefoon. Ik antwoordde de man dat hij mijn telefoon niet kreeg. Ik zag en voelde hierna dat de man mij met kracht op mijn hoofd sloeg. Hij deed dit met een fles, een literfles. Ik voelde dat de fles vol zat. Door de klap zag ik dat de fles kapot sloeg. Ik kreeg en voelde allerlei glasscherven op mijn hoofd. Ik boog voorover om het glas van mijn hoofd te doen laten vallen. De man duwde mij op de grond en hierna begon hij mij te trappen. Ik zag en voelde dat hij mij met kracht met zijn geschoeide voet tegen mijn ribben en mijn bovenarm trapte. Hij trapte mij diverse keren aan deze rechterzijde van mijn lichaam. Het
duurde heel lang. Ik bloedde wel hevig uit mijn hoofd. Tijdens het schoppen riep hij continue met agressie om mijn telefoon. Ik antwoordde hem iedere keer dat hij mijn telefoon niet kon krijgen en ik antwoordde hem ook dat ik geen geld had. Hij greep mijn horloge en haalde
deze van mijn pols. Het horloge dat van mij is afgepakt heeft een blauwe band. U toont mij een horloge. Ik kan u zeggen dat dit mijn horloge is. Dit horloge heeft de man van mij afgepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 januari 2020, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op maandag 27 januari 2020 omstreeks 17:00 uur was ik mijn woning aan de
[adres 1] , dit is op de tweede verdieping. Ik was bezig in de keuken en hoorde
glasgerinkel. Ik zag een man op de grond liggen in de foetushouding met de rug naar muur. Ik zag dat hij een bebloed gezicht had en ook zijn hand was bebloed. Ik zag een andere man op hem intrappen. De dader trapte richting de ribben en het hoofd van het slachtoffer. Ik hoorde de dader roepen "je telefoon je telefoon". het slachtoffer hoorde ik roepen "je krijgt mijn telefoon niet". Ik zag dat de dader zijn hand pakte en het horloge van het slachtoffer zijn pols afrukte. Hij trok het met geweld van zijn arm. Het slachtoffer zag ik naar de tabakswinkel toe rennen in de Steentilstraat. Hij liep vervolgens zelf ook naar de tabakswinkel. Ik hoorde dat de dader in de deuropening iets aan het schreeuwen was. De dader is toen vervolgens richting het Zuiderdiep gelopen.
Het signalement van de dader:
licht getinte huidskleur,
donker kort haar,
gezet postuur
zelfde lengte ongeveer als het slachtoffer ongeveer rond 1.75m,
donkergrijze/ zwarte winterjas gewatteerd en zwarte spijkerbroek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 januari 2020, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op maandag 27 januari 2020 omstreeks 17:00 uur was ik thuis aan de [adres 2]
te Groningen op de eerste verdieping. Ik hoorde veel geschreeuw. Ik hoorde "geef me je telefoon". Ik ben naar het raam gelopen en zag twee mannen staan. Ik zag dat één van de mannen de ander meerdere stompen gaf. Ik zag dat de dader erg agressief was. Ik zag dat de dader een fles vast had, en dat hij daarmee het slachtoffer meerdere keren sloeg op het hoofd en romp van het slachtoffer. Het slachtoffer viel daarna op de grond.
Het signalement van de dader:
licht getinte huidskleur,
donker kort haar,
tussen de 1.70 en 1.75,
een donkere winterjas, donkere broek.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 27 januari 2020 omstreeks 18:15 uur deed ik, verbalisant een insluiting fouillering bij de kleding van de verdachte [verdachte 2] . Ik, verbalisant trof in de broekzak van de spijkerbroek van de verdachte een grijs horloge aan met een rubberen blauw bandje. Ik, verbalisant hoorde later van de aangever dat het horloge wat ik had aangetroffen zijn horloge was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 januari 2020, opgenomen op pagina 36 e.v. van het voornoemde dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 27 januari 2020 om 17:15 uur liep ik vanaf de Steentilstraat het Schuitendiep op. Op een gegeven moment zie ik voor mij een man, klein en gezet, donkere jas, met iets bezig zijn bij een deur. Hij staat bij de voordeur van [adres 3] . Op het moment dat ik mij om mijn rechter as draai en de man in mijn zicht krijg voel ik op mijn rechter schouder een harde klap met een vuist. Ik hoor dat hij aan het schreeuwen is, ik hoor dat hij verbaal agressief is, ik weet niet wat hij riep. Hij sprak wel Nederlands, maar met een behoorlijk accent. Ik loop naar de politieagenten toe en doe mijn verhaal. Ik merk dat mijn schouder en lijf nu erg pijn doen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 27 januari 2020 bevond ik mij in de tabakszaak Kol op de Steentilstraat te
Groningen. Ik was daar bezig met de afhandeling van een incident. Aangever [slachtoffer 1] was
kort daarvoor overvallen dan wel beroofd door een persoon. Ik hoorde aangever zeggen dat de persoon die hem aangevallen had getint was en donkere kleding droeg.
Omstreeks voornoemd tijdstip kwam er een vrouw de tabakszaak binnen lopen. Zij sprak
mij en collega [verbalisant 1] aan. Ze was zojuist aangevallen en geslagen door een voor haar
onbekende man. Op het Schuitendiep tussen Steentilbrug en Kattendiep was ze aangevallen door de man. De man was getint en had een gezet postuur en zou een muts dragen.
Op datzelfde moment hoorde ik via de portofoon dat er nog een incident was op het
Gedempte Kattendiep. Daar zou mogelijk iemand belaagd worden door een man. Ik zag dat collega [verbalisant 3] een man geboeid richting zijn dienstvoertuig bracht. Ik hoorde dat de man schreeuwde. Ik zag dat het een gezette man was met donkere kleding. Aangeefster [slachtoffer 2] hoorde de man ook schreeuwen en zag hem bij het dienstvoertuig staan. Ik hoorde haar zeggen dat de man die zojuist was aangehouden door collega [verbalisant 3] de man was die haar mishandeld had. Zij herkende duidelijk en voor 100 procent zijn stem en verschijning .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina 39 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Tussen maandag 27 januari 2020 om 17:00 uur en maandag 27 januari 2020 om 17:15 uur kwam ik met mijn fiets de fietskelder uit. De fietskelder bevind zich tussen de chinees en de bowlingbaan aan het gedempte kattendiep. Dit is een steeg waar een aantal inhammen inzitten. Hier zag ik een man zitten. Ik vond het een type zwerver/junkie. Ik hoorde de man zeggen: " Wat ben jij een mooie vrouw". Dit was op het moment toen ik de fietsenstalling in de steeg uitkwam. Terwijl ik probeerde weg te fietsen hoorde ik de man schreeuwen "schatje ik ga mijn pik in jouw kut steken". Om de steeg uit te komen moet je door een hek. Dit hek staat normaal gesproken altijd open, dit was nu niet het geval. Ik zag dat de man mijn richting op kwam lopen terwijl hij dat schreeuwde. Ik denk dat hij het een aantal keren heeft herhaald. Gelukkig kreeg ik het hek uiteindelijk wel open en ben ik weggefietst.
Op dat moment kwam er politie langs en die heb ik aangesproken. Zij vroegen of ik melding had gedaan bij 112. Op dat moment zag ik de man lopen die mij daarvoor in de steeg bedreigd had. Ik zei tegen de collega's dat dit de man heel goed kon zijn. Toen hebben die collega's de man aangehouden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De vrouw verklaarde dat zij was lastig gevallen in het steegje, in de hoek tussen de
Bowlingbaan en gebouw, genaamd de Oosterboog. Terwijl ik, [verbalisant 2] , met de vrouw stond te praten, zag ik een man naderen vanuit de richting Schuitendiep. De man was gekleed in het zwart en was gezet. Ik zag dat de man een verwilderde blik in zijn ogen had . Ik heb de vrouw gevraagd of dit de man kon zijn die haar had belaagd. De vrouw keek voorzichtig naast zich en zei dat zij dit niet zeker wist maar dat het wel zou kunnen. Daarop vroeg collega [verbalisant 3] naar het ID bewijs van de man. De man begon in zijn zakken te zoeken maar reageerde wazig op het verzoek. Toen hoorde ik, [verbalisant 2] , dat de man zei dat zijn ID bewijs in zijn rugzak zat. En dat die rugzak in de steeg lag. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de man in de richting wees van de steeg waar de vrouw net zou zijn lastig gevallen. Ik, [verbalisant 2] , zei tegen de man: "Jij bent daar dus net wel geweest. En jij hebt die vrouw daar dus wel lastig gevallen, begrijp ik nu." Ik hoorde dat de man daarop zei: "Ik heb alleen maar gezegd jij bent een mooie vrouw."
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 januari 2020, opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 27 januari 2020 omstreeks 17:45 uur, hielde wij op de locatie Gedempte Kattendiep, Groningen, als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte 2]
Voornamen: [verdachte 2]
Geboren: [geboortedatum] 1984
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de officier van justitie overweegt de rechtbank het volgende.
Op 27 januari 2020 vond in de omgeving van de Steenstilstraat, Schuitendiep en Gedempte Kattendiep een drietal incidenten plaats tussen 17:00 en 17:15 uur. Verdachte ontkent, maar de rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de persoon is geweest die de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte is kort na de voornoemde incidenten en in de nabije omgeving aangehouden. Hij past in het door [slachtoffer 1] , [getuige 1] , Van [getuige 2] en [slachtoffer 2] opgegeven signalement. Voorts is het horloge van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen in de broekzak van verdachte. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het horloge had gevonden bij de Jumbo aan de Korreweg. Echter gezien het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van het horloge in de Battengang en de aanhouding van verdachte op het Gedempte Kattendiep acht de rechtbank dit onmogelijk en deze verklaring derhalve ongeloofwaardig.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft aangegeven verdachte met zekerheid te herkennen als degene die haar even daarvoor had mishandeld. Ook het agressieve gedrag, met name bij [slachtoffer 1] was sprake van fors geweld, en de verbale agressie komen in de verklaringen van aangevers en getuigen terug en wijzen op gedrag van een en dezelfde dader. Verdachte is vervolgens aangehouden toen hij aan kwam lopen terwijl de politie op straat in gesprek was met aangeefster [slachtoffer 3] . Hij heeft op dat moment toegegeven dat hij [slachtoffer 3] had aangesproken. De bewoordingen van verdachte jegens [slachtoffer 3] om zijn pik in haar kut te steken acht de rechtbank onder de door aangeefster geschetste omstandigheden bedreigend. Verdachte had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat aangeefster bang was dat hij deze bedreiging wilde uitvoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank alle drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 januari 2020, in de gemeente Groningen, in de Battengang, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestonden dat verdachte:
- die [slachtoffer 1] tegen een muur heeft geduwd, en
- die [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen, en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "geef mij je telefoon", en
- die [slachtoffer 1] met een al dan niet gevulde fles op het hoofd heeft geslagen, en - die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en vervolgens meermalen, tegen het lichaam heeft getrapt;
2.
hij op 27 januari 2020, in de gemeente Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan of te stompen;
3.
hij op 27 januari 2020, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met verkrachting door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Schatje, ik ga mijn pik
in jouw kut steken".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd op de openbare weg
2. Mishandeling
3. Bedreiging met verkrachting
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 25 oktober 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 mei 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Met name de straatroof is een ernstig feit. Verdachte heeft op klaarlichte dag op straat het slachtoffer zijn horloge afgenomen en heeft daarbij fors geweld gebruikt. Hij heeft het slachtoffer met een volle drankfles zo hard op zijn hoofd geraakt dat de fles kapot ging. Vervolgens heeft hij tegen het lichaam van het slachtoffer getrapt, terwijl deze op de grond lag. Meerdere mensen zijn getuige geweest van deze geweldplegingen. Kort na deze beroving heeft verdachte zonder enige aanleiding een 60-jarige vrouw mishandeld en even later een andere vrouw bedreigd bij de uitgang van een steeg gelegen fietsenkelder. In alle drie de gevallen ging het om volstrekt willekeurige voorbijgangers die ongewild geconfronteerd werden met het agressieve gedrag van verdachte.
De gepleegde feiten zijn ernstig en brengen gevoelens van onveiligheid met zich mee, niet alleen voor de slachtoffers en directe getuigen maar ook voor de maatschappij. Verdachte is niet op de openbare terechtzitting verschenen en heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft de reclassering laten weten niet te willen meewerken aan een reclasseringsrapport. Hem is eerder een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, die, toen hij de feiten pleegde, net sinds een aantal maanden beëindigd was. Ook bij het ondergaan van die maatregel heeft hij weinig motivatie laten zien en werkte hij niet mee. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor interventies of toezicht. Alles overwegende acht de rechtbank een forse gevangenisstraf op zijn plaats en de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur met aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De immateriële schade is niet uitvoering onderbouwd. Het gevorderde bedrag is in vergelijking met toegewezen schadevergoedingen in soortgelijke zaken aan de hoge kant. Naar redelijkheid en billijkheid kan een bedrag worden toegewezen ten aanzien van de hoogte waarvan de officier van justitie zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot het bedrag ad € 300,- worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 januari 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830038-20, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
300,-(zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 300,- (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. N. Gerlsma, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2020.