ECLI:NL:RBNNE:2020:2248

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
LEE 19-3904
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor jeugdhulp aan een minderjarige met Spina Bifida

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van jeugdhulp aan een minderjarige, eiseres, die lijdt aan Spina Bifida. Eiseres, vertegenwoordigd door haar ouders, had een verlengingsaanvraag ingediend voor jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor 14 uur per week. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder, had echter slechts 7 uur pgb toegekend voor de periode van 25 december 2018 tot en met 24 december 2019. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, omdat zij van mening was dat de toekenning onvoldoende was gemotiveerd en niet voldeed aan haar zorgbehoeften.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd hoe de aard en omvang van de noodzakelijke hulp in kaart was gebracht, met name in relatie tot het Treve-advies dat als basis diende voor de beslissing. De rechtbank stelde vast dat het deskundigenadvies van Sciopeng, dat door de ouders was ingediend, niet was betrokken bij de motivering van het aantal toegekende uren. Dit leidde tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herzag het primaire besluit, waarbij zij aan eiseres 10 uur pgb per week toekende voor individuele begeleiding door haar ouders.

De rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige afweging van de zorgbehoeften van eiseres en de rol van de ouders in het bieden van ondersteuning. Tevens werd verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht te vergoeden en werd hij veroordeeld in de proceskosten van eiseres. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Jeugdwet, die de basis vormt voor de toekenning van jeugdhulp aan jeugdigen met opgroei- en opvoedingsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/3904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,wettelijk vertegenwoordigers: D. [vader eiseres] (vader van eiseres) en G. [moeder eiseres] (moeder van eiseres),

(gemachtigde: mr. M.H. Elshof),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder

(gemachtigde: P. Bethlehem).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres in het kader van de Jeugdwet (Jw) voor de periode van 25 december 2018 tot en met
24 december 2019 voor 7 uur individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend.
Bij besluit van 19 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2020 via een Skype beeldverbinding. Namens eiseres is haar wettelijk vertegenwoordiger D. [vader eiseres] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
Eiseres ( [voornaam] ) is geboren op 27 juni 2005 en heeft sinds haar geboorte de aandoening Spina Bifida. Dit maakt dat zij bijvoorbeeld vanwege een beenlengteverschil een verminderd evenwicht heeft. Daarnaast heeft zij last gehad van epileptische aanvallen, waarvoor zij nu medicijnen slikt.
De ouders van [voornaam] hebben al eerder in de periode van 25 december 2017 tot en met 24 december 2018 jeugdhulp ontvangen in de vorm van 7 uur individuele pgb per week. Daarnaast werd ook voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 juli 2019 4 uur per week zorg in natura toegekend. Het daartegen door [voornaam] haar ouders ingediende bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 18 juni 2018 afgewezen door verweerder. Vervolgens is het daartegen gerichte beroep door deze rechtbank op 18 oktober 2019 gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd voor zover daarin 7 uur pgb werd toegekend en aan de ouders van [voornaam] een pgb toegekend van 10 uur per week (LEE 18/1887). Het door [voornaam] en haar ouders ingediende hoger beroep en het hoger beroep van verweerder bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) loopt nog.
2.1.
De ouders van [voornaam] hebben op 29 oktober 2018 een verlengingsaanvraag ingediend voor het verkrijgen van jeugdhulp. Zij vragen om 14 uur pgb voor individuele begeleiding per week. Bij het primaire besluit kent verweerder aan de ouders van [voornaam] een pgb toe van 7 uur per week voor de periode van 25 december 2018 tot en met 24 december 2019. Verweerder verwijst hierbij naar het gegeven advies van de Toegang bij het verzoek om jeugdhulp.
2.2.
In bezwaar betogen de ouders van [voornaam] allereerst dat twee jaar ervoor een voorziening voor 14 uur pgb per week is afgegeven. Niet is gemotiveerd waarom daar vanaf wordt geweken. Daarbij is al eerder een rapport van Sciopeng ingebracht waaruit blijkt dat 14 uur pgb per week realistisch is. Daarnaast stellen zij in bezwaar dat meer individuele begeleiding dient te worden toegekend, omdat er sprake is van meer dan boven gebruikelijke zorg dan waar door verweerder vanuit wordt gegaan. Zo heeft [voornaam] individuele begeleiding nodig van haar ouders om naar school, fitness, zwemmen, dansles en epilepsie begeleiding te gaan. De ouders van [voornaam] hebben het bezwaar bij de hoorzitting van 5 september 2019 toegelicht.
3. Bij het bestreden besluit handhaaft verweerder het primaire besluit. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toegekende 7 uur begeleiding voldoende is om [voornaam] gezond en veilig te laten opgroeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en te participeren gelet op haar leeftijd en ontwikkelingsniveau. Daar betrekt verweerder bij dat vervoer van en naar school niet onder Jeugdwet valt. Verder behoort de hulp bij medicatie tot de gebruikelijke zorg. Daarnaast kan ten aanzien van het halen en brengen van [voornaam] naar activiteiten eventueel een beroep worden gedaan op het collectief vervoer.
Juridisch kader
4. Artikel 2.3 van de Jeugdwet bepaalt – voor zover van belang – dat:
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
2. Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.
Oordeel van de rechtbank
5. De CRvB heeft in zijn uitspraak van 1 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1477) het toetsingskader voor verzoeken om jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet uiteengezet. Daaruit blijkt dat eerst de hulpvraag in kaart moet worden gebracht (1) en vervolgens of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen en stoornissen (2). Daarna kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is (3). Pas nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden (4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen.
6. Over de eerste twee punten uit het toetsingskader bestaat tussen partijen geen discussie. Dit betekent dat het in deze zaak allereerst gaat om de vraag of verweerder de noodzakelijke hulp, naar aard en omvang, goed in kaart heeft gebracht. Deze vraag lag ook voor in de vorige saanvraag die heeft geleid tot de eerder genoemde gegronde uitspraak van 18 oktober 2019. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan al is gedaan in deze uitspraak. Dit betekent dat die uitspraak voor de rechtbank het uitgangspunt is voor de beoordeling van het bestreden besluit.
6.1.
Verweerder baseert de in het bestreden besluit toegekende 7 uur pgb aan de ouders van [voornaam] op het eerder uitgebrachte Treve-advies van 31 mei 2018. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd hoe verweerder op basis van het Treve-advies de aard en omvang van de noodzakelijke hulp in kaart heeft gebracht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat onduidelijk is hoe de 7 uur per week verdeeld dient te worden over de verschillende hulpbehoeften van [voornaam] waar haar ouders haar bij ondersteunen. Dat, zoals verweerder op de zitting stelt, uit het Treve-advies volgt dat elke ochtend een half uur en elke avond een half uur zorg wordt verleend, is onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen of daarmee aan de hulpbehoefte van [voornaam] wordt voldaan. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de gemachtigde van [voornaam] op de zitting heeft benadrukt dat het advies richting verweerder drie keer inhoudelijk is aangepast, maar dat dit niet heeft geleid tot een aanpassing in het aantal uren. Verder acht de rechtbank van belang dat verweerder het door de ouders van [voornaam] ingebrachte deskundigenadvies van Sciopeng niet kenbaar heeft betrokken bij de motivering over de aard en omvang van de benodigde hulp.
6.2.
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Daarmee is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd.
7. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak voorzien en legt dat hieronder uit.
7.1.
De ouders van [voornaam] hebben een deskundigenadvies van Sciopeng ingebracht. De rechtbank overweegt dat dit advies de aard en omvang van de benodigde hulp voor [voornaam] concreet in kaart brengt. Vervolgens dient bekeken te worden of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders (eigen kracht) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te bieden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen normale zorg van ouders voor een kind en bovengebruikelijke zorg.
7.2.
In het Sciopeng-advies is per activiteit aangegeven hoeveel minuten bovengebruikelijke zorg de ouders hier per week aan kwijt zijn:
- ondersteunen met betrekking tot medicatie, helpen met persoonlijke verzorging in de
ochtend: elke dag, 60 minuten;
  • vervoer van en naar school: schooldagen, 200 minuten;
  • oefenen met de fiets: 2x per week, 120 minuten;
  • vervoer naar en toezicht zwemmen: donderdagavond, 100 minuten;
  • vervoer naar en toezicht fysio/fitness: 2x per week, 25 minuten;
  • helpen bij het douchen: in verband met urineverlies dagelijks, 200 minuten;
  • bed verschonen in de nacht: incidenteel/bij plassen in bed, 60 minuten.
7.3.
De rechtbank volgt hierin het Sciopeng-advies, behalve het oefenen met de fiets, in navolging van de uitspraak van deze rechtbank van 18 oktober 2019. Uit de CIZ Indicatiewijzer Toelichting op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014 volgt dat van een 12- tot 18-jarige mag worden verwacht dat zij zich zelfstandig kan bewegen in het verkeer, bijvoorbeeld van en naar school. Daarmee valt, zoals het Sciopeng-advies aangeeft, het vervoer en begeleiding van [voornaam] van en naar school, het zwembad en de fysiotherapie onder bovengebruikelijke zorg. Zij kan namelijk niet zelfstandig naar deze activiteiten gaan. Daarnaast ziet de rechtbank geen reden om de opgegeven tijd voor de ‘ondersteuning met betrekking tot medicatie, helpen met persoonlijke verzorging in de ochtend’ uit het Sciopeng-advies niet te volgen. De rechtbank betrekt daarbij dat dit ook in het Treve-advies als doel wordt aangemerkt bij de indicatie voor 7 uur per week. Wat betreft het oefenen van de fiets overweegt de rechtbank dat terecht is besloten om geen tijd voor begeleiding bij het fietsen toe te kennen. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het bezwaarschrift blijkt dat men bezig is met het fietsen met een motortje op te pakken. Verder volgt uit het Treve-advies dat de driewielfiets met lege banden thuis staat en niet gebruikt wordt.
7.4.
Dit betekent dat de rechtbank voor de periode van 25 december 2018 tot en met
24 december 2019 aan de ouders van [voornaam] 10 uur pgb toekent voor haar individuele begeleiding. De rechtbank realiseert zich dat dit niet de gevraagde 14 uur pgb is die de ouders van [voornaam] graag wensen. Op de zitting is door de vader van [voornaam] aangegeven dat hij de eerder toegekende 4 uur zorg in natura graag zelf wil kunnen invullen door middel van pgb. Hoewel de rechtbank begrip kan opbrengen voor de wens van de vader van [voornaam] om de zorg aan zijn dochter volledig zelf te willen verlenen, maakt dit niet dat de ongebruikte
4 uur zorg in natura één-op-één omgezet kan worden in pgb. Deze zorg in natura was namelijk bedoeld om via professionele begeleiding het gezin te begeleiden naar meer zelfstandigheid voor [voornaam] . De rechtbank kent daarom niet de gevraagde 14 uur pgb toe, maar de vastgestelde 10 uur zoals volgt uit de voorgaande overwegingen en de uitspraak van deze rechtbank van 18 oktober 2019.
8. De rechtbank vindt het tot slot belangrijk om vast te stellen dat dit tweede keer is dat een aanvraag voor jeugdhulp voor [voornaam] bij deze rechtbank voorligt. Bovendien is op de zitting gebleken dat inmiddels de volgende verlengingsaanvraag in bezwaar bij verweerder in behandeling is. Verweerder lijkt geen bereidheid te tonen om in deze verschillende aanvragen voor jeugdhulp toenadering te zoeken tot de ouders van [voornaam] . Deze gang van zaken is betreurenswaardig, want het draait tenslotte om de jeugdhulp voor de 14-jarige [voornaam] . De rechtbank geeft verweerder mee om haar belang, ook in de toekomst, niet uit het oog te verliezen.
Conclusie
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten bedragen € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat aan eiseres in de periode 25 december 2018 tot en met 24 december 2019 een pgb wordt toegekend voor 10 uur per week voor individuele begeleiding door haar ouders;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan op 24 juni 2020 door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van B. de Vogel, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.