ECLI:NL:RBNNE:2020:2223

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
18/730236-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging, oplichting en mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging, oplichting en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 109 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, en verplichtingen tot schuldhulpverlening en dagbesteding. De verdachte heeft zijn ex-vriendin stelselmatig lastiggevallen door haar te volgen, te bedreigen en haar privacy ernstig te schenden. Ook heeft hij zijn huidige vriendin mishandeld en is hij betrokken geweest bij oplichting via Marktplaats. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de feiten als ernstig beoordeeld, gezien de impact op de slachtoffers en de herhaalde aard van de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730236-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 09 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter zitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 15 december 2018 tot en met 23 februari 2019, en/of de periode van 13 september 2019 tot en met 5 oktober 2019, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in de genoemde periode(s)
- vele malen telefonisch contact te zoeken met genoemde [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] vele berichten te doen toekomen en/of
- vele malen, althans meermalen, naar de woning van die [slachtoffer 1] te gaan en/of zich daar op te houden en/of
- vele malen, althans meermalen, die [slachtoffer 1] op openbare plaatsen aan te spreken en/of te volgen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] te bedreigen, althans een dreigende houding in woord en/of bericht aan te nemen,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en/of
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks periode van
15 december 2018 tot en met 5 oktober 2019, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door mondeling en/of via berichtenverkeer die [slachtoffer 1] toe te voegen de woorden: "ik kom naar je huis" en/of "je moet afscheid nemen van je kinderen" en/of "ik maak je dood, ik neem je mee in mijn graf" en/of "ik zweer op Allah of mijn moeder dat ik je dood zal maken" en/of "ik maak je kapot, ik laat je huilen, ik pak je wel, ik wens je echt dood" en/of "Ik kom nu langs, ik verras je wel. Ik maak gelijk mijn woord waar, vanavond slaap je koud. Je gaat kanker harde klappen krijgen ik ben jou helemaal zat geworden. Ik ga dood voor je, of ik neem je mee", althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
2. hij op of omstreeks 17 augustus 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
3. hij op of omstreeks 13 september 2019, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd door (middels berichtenverkeer en/of telefonisch contact) die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] toe te voegen de woorden: "ik maak jullie kapot, ik maak jullie allemaal dood, Allah is groot, jullie God is niets" en/of "Ik schiet je kapot, je kinderen en kleinkinderen en [slachtoffer 4] met zijn kale kop" en/of "Ik ga jullie kapot schieten. Jullie gaan er allemaal aan, met een negen millimeter", althans (telkens)
woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
4. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
5 mei 2016 tot en met 12 februari 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen/persoon (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte
- op of omstreeks 5 mei 2016, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 5] bewogen tot de afgifte van 25 euro en/of die [slachtoffer 6] bewogen tot de afgifte van 26 euro en/of die [slachtoffer 7] bewogen tot de afgifte van 26 euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld,
- op of omstreeks 11 februari 2018, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 8] bewogen tot de afgifte van
50 euro en/of die [slachtoffer 9] bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld,
- op of omstreeks 12 februari 2018, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 9] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 9] bewogen tot de afgifte van 40 euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld, door zich (telkens) voor te doen als een bonafide verkoper, die de betaalde kaartjes zou leveren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2016 tot en met 12 februari 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, van voorwerpen, te weten (telkens) een hoeveelheid geld, welk geld (telkens) was verkregen via handelingen op de verkoopsite Marktplaats en/of waarbij na te noemen personen/persoon geld hebben/heeft overgemaakt naar een bankrekening, in gebruik bij verdachte, te weten
- op of omstreeks 5 mei 2016, van [slachtoffer 5] een bedrag van 25 euro en/of van
[slachtoffer 6] een bedrag van 26 euro en/of van [slachtoffer 7] een bedrag van 26 euro en/of
- op of omstreeks 11 februari 2018, van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] een bedrag van 50 euro en/of
- op of omstreeks 12 februari 2018, van [slachtoffer 9] een bedrag van 40 euro, van welk geld verdachte (telkens) de herkomst, de vindplaats, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij (telkens) wist dat dat geld geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2016 tot en met 12 februari 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, van voorwerpen, te weten (telkens) een hoeveelheid geld, welk geld (telkens) was verkregen via handelingen op de verkoopsite Marktplaats en/of waarbij na te noemen personen/persoon geld hebben/heeft overgemaakt naar een bankrekening, in gebruik bij verdachte, te weten
- op of omstreeks 5 mei 2016, van [slachtoffer 5] een bedrag van 25 euro en/of van
[slachtoffer 6] een bedrag van 26 euro en/of van [slachtoffer 7] een bedrag van 26 euro en/of
- op of omstreeks 11 februari 2018, van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] een bedrag van 50 euro en/of
- op of omstreeks 12 februari 2018, van [slachtoffer 9] een bedrag van 40 euro, van welk geld verdachte (telkens) de herkomst, de vindplaats, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij (telkens) wist dat dat geld geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5. hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot en met 13 oktober 2018, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van na te noemen persoon/personen, althans een ander of anderen, heeft gebruikt, (telkens) met het oogmerk zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van die ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, immers heeft hij
- op of omstreeks 11 december 2017, een bestelling gedaan bij [benadeelde partij 1] , waarbij hij, verdachte, de naam van [slachtoffer 10] (valselijk) heeft gebruikt als zijnde degene die de bestelling had gedaan en/of de nota zou voldoen en/of
- op of omstreeks 11 oktober 2018, een bestelling gedaan bij [benadeelde partij 2] , waarbij hij, verdachte, de naam en/of het woonadres van [slachtoffer 11] (valselijk) heeft gebruikt als zijnde degene die de bestelling had gedaan en/of de nota zou voldoen en/of
- op of omstreeks 13 oktober 2017, een bestelling van kinderkleding gedaan, waarbij hij, verdachte, de naam en/of de geboortedatum en/of het woonadres van [slachtoffer 12] (valselijk) heeft gebruikt als zijnde degene die de bestelling had gedaan en/of de nota zou voldoen;
6. hij op of omstreeks 13 maart 2020, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 13] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 13] , meermalen, althans eenmaal, (hard) tegen het hoofd/gezicht te slaan en/of te stompen.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is ten aanzien van de in feit 1. genoemde periode van 15 december 2018 tot en met 23 februari 2019, omdat over deze eerste periode geen klacht is gedaan. Aangeefster heeft op 12 oktober 2019 een klacht gedaan inzake stalking met betrekking tot haar aangifte met nummer 2019271547. Deze aangifte ziet enkel op de tweede periode in feit 1., van 13 september 2019 tot en met 5 oktober 2019.
De officier van justitie is van mening dat in de aangifte van 23 februari 2019 de klacht kan worden ingelezen, zodat het openbaar ministerie voor feit 1. ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in haar aangifte van 12 oktober 2019 (nummer 20192715547) ter zake van stalking heeft verwezen naar haar eerdere aangifte van stalking tegen verdachte van 23 februari 2019 (nummer 2019047420). De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de klacht van aangeefster om tot vervolging over te gaan ook betrekking heeft op haar eerdere aangifte en verwerpt daarom het door de raadsman gevoerde verweer.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 3. en 5. ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1. heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is voor stelselmatigheid. Al het bewijs is afkomstig uit één bron, te weten aangeefster Van de Weide. Er is daarnaast slechts één verklaring van een buurvrouw, die één keer iets heeft gezien. Andere getuigen zijn niet gehoord. Nu er geen steunbewijs is voor de verklaringen van aangeefster, is er alle reden om te twijfelen aan haar verklaring. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de gestuurde berichten van verdachte afkomstig zijn.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsman aangevoerd dat het bewijs niet overtuigend is. Het gaat om de voormalige schoonouders van verdachte, met wie verdachte al langer een negatieve geschiedenis heeft. Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris geeft niet goed weer wat verdachte daar heeft verklaard. Verdachte interpreteert vragen niet goed en geeft te snel antwoord. Dit blijkt ook uit het reclasseringsrapport en uit de behandeling ter zitting. Daarnaast is het meeste dat door aangeefster [slachtoffer 3] is gezegd, door getuige [slachtoffer 4] bevestigd, terwijl aangeefster pas aan het eind van het gesprek de telefoon op luidspreker zou hebben gezet. Getuige [slachtoffer 4] kan dat dus niet allemaal hebben gehoord.
Ten aanzien van feit 5. heeft de raadsman aangevoerd dat ook hier de overtuiging ontbreekt. Er is geen hard bewijs dat het verdachte is geweest die de goederen heeft besteld.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de feiten 2. en 4. door verdachte worden erkend en wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Wel merkt de raadsman ten aanzien van
feit 4. op dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] één en dezelfde persoon is.
Ten aanzien van feit 6. heeft de raadsman aangevoerd dat er tot wettig en overtuigend bewijs voor mishandeling kan worden gekomen, hoewel getuige [slachtoffer 13] ter zitting de scherpe kantjes van haar verklaring heeft afgehaald.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 5.
De rechtbank acht de onder 5. ten laste gelegde valsheid met identificerende persoonsgegevens niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat er vorderingen tot verstrekking van gebruikersgegevens zijn gedaan met betrekking tot de IP-adressen: [IP adres] aan Vodafone/Ziggo (pagina 48), [IP adres] aan Vodafone (pagina 92) en [IP adres] aan Ziggo (pagina 93). Van deze vorderingen zijn geen uitslagen in het dossier opgenomen. Er kan dus geen gebruiker of gebruiksadres aan de IP-nummers worden gekoppeld. Hoewel er bij het bestellen van de goederen gebruik is gemaakt van het e-mailadres van verdachte, valt hieruit niet met zekerheid vast te stellen dat het verdachte is geweest die de goederen heeft besteld en gebruik heeft gemaakt van de identificerende gegevens van de aangevers. De gebruikersgegevens van de IP-adressen had hierover mogelijk uitsluitsel kunnen geven.
Feit 1.
De rechtbank past de hieronder zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1. De door verdachte ter zitting van 09 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 13 september 2019 in de achtertuin van de woning van [slachtoffer 1] in Drachten was en de trampoline heb omgegooid. Ook heb ik toen twee keer met mijn elleboog tegen het raam van haar auto geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 23 februari 2019, opgenomen op pagina 184 e.v. van het dossier van Politie
Noord-Nederland d.d. 27 december 2019, met nummer PL0100-2018333971 inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van stalking gepleegd door mijn ex-vriend [verdachte] , gepleegd tussen 15 december 2018 en 23 februari 2019 te Drachten. Op 16 december 2018 was ik in de [uitgaangsgelegenheid] in Drachten, toen ik opeens voelde ik dat ik een klap tegen mijn linkeroog aankreeg en ik zag dat [verdachte] naast mij stond. Even later zag ik dat [verdachte] weer naar mij toe kwam en ik hoorde hem zeggen: "je komt er nog wel achter, ik krijg je nog wel". Ik voelde dat [verdachte] mij recht in mijn gezicht spuugde. Ik heb mijn verhaal bij de politie gedaan en zij hebben foto's van mijn oog gemaakt. Even later kreeg ik berichten van [verdachte] via WhatsApp. Hij schold mij uit voor kankerhoer en dreigde om mij dood te maken en Jeugdzorg op mij af te sturen. Ook zei hij dat hij naar mijn huis toe kwam. Wat [verdachte] deed, en wat hij bijna altijd doet, is zodra ik zijn berichten heb gelezen deze te verwijderen uit WhatsApp, waardoor zijn berichten niet meer kunnen worden getoond op mijn telefoon. Ik ben die nacht uit angst voor [verdachte] naar de woning van mijn ouders gegaan. Toen ik de volgende dag bij mijn woning kwam, zag ik dat mijn voor- en achtertuin overhoop waren gehaald en dat twee fietsen van mijn kinderen vernield waren. De politie is destijds ook ter plaatse geweest. De dagen na het incident heeft [verdachte] mij veel berichten via WhatsApp gestuurd. Hij stuurde eerst dat hij spijt had van die klap. Vrij snel daarna ging het over in bedreigingen dat hij naar mijn huis kwam, dat ik afscheid van mijn kinderen moest nemen, dat hij mij dood ging maken, dat hij mij mee nam in zijn graf en dat hij op Allah of zijn moeder zweerde dat hij mij dood ging maken. Ik was heel bang dat het zou escaleren en dat [verdachte] mij daadwerkelijk wat aan zou gaan doen. In de maand januari 2019 heeft [verdachte] mij meerdere keren bedreigd via WhatsApp. Ik heb hem bewust genegeerd. Dit resulteerde in constante bedreigingen via WhatsApp. Hij bedreigt mij met dingen als: "ik maak je kapot, ik laat je huilen, ik pak je wel, ik wens je echt dood". Ook stuurt hij dingen als: "je gaat kankerharde klappen krijgen, ik ben jou helemaal zat geworden, ik ga dood voor je of ik neem je mee". Van deze en nog meer bedreigingen heb ik screenshots gemaakt en deze stel ik beschikbaar om bij deze aangifte te voegen. Ik ben gisteren rond 08.30 uur naar het politiebureau gegaan, maar deze was toen nog gesloten. Om 09.30 uur ben ik opnieuw in de auto naar het politiebureau gegaan. Nadat ik weer bij het politiebureau was vertrokken kreeg ik via WhatsApp berichten van [verdachte] . Hij vroeg aan mij waarom ik twee keer op het politiebureau was geweest. Ik vond dit vreemd. Mijn moeder dacht dat er misschien iets onder mijn auto zat. Op het politiebureau heeft een agent onder mijn auto gekeken en een GPS-tracker aangetroffen en verwijderd. Ik ben daarna naar het centrum van Drachten gegaan en ik zag [verdachte] aan komen lopen. Ik ben snel een winkel in gelopen, maar binnen twee minuten stond [verdachte] bij mij. Hij vroeg aan mij of ik aangifte had gedaan. Vervolgens bleef hij buiten de winkel op mij wachten. Toen ik de winkel uit kwam, bleef [verdachte] op straat steeds naast mij lopen. Hij vroeg opnieuw of ik aangifte had gedaan. Ik heb hem genegeerd en [verdachte] spuugde mij in het gezicht. De rest van de dag bleef [verdachte] mij veel berichten sturen. Hij stuurde onder andere dat ik spijt zou krijgen, geloof me dit gaat je heel duur komen te staan, ik maak jou kapot, echt kapot. Ook stuurde hij: "ook nog mijn ding afgeven, wow jij hebt lef, ik laat je echt huilen". Ik weet zeker dat hij met "ding afgeven" de GPS-tracker bedoelde. Ik heb van deze berichten screenshots gemaakt en deze stel ik beschikbaar om bij mijn aangifte te voegen. Doordat ik er gisteren achter kwam dat er een GPS-tracker onder mijn auto zat, vielen er meerdere dingen op zijn plek. Dingen die [verdachte] nooit van mij had kunnen weten, als hij mij niet zou volgen.
Ik weet zeker dat alle genoemde berichten afkomstig zijn van mijn ex [verdachte] , omdat ik hem herken aan zijn profielfoto op WhatsApp. De berichten zijn afkomstig van verschillende telefoonnummers, maar alle berichten hebben dezelfde inhoud. Ik ben erg bang dat het nog verder gaat escaleren en dat [verdachte] mij iets aan zal doen. Het allerergste vind ik dat [verdachte] mijn leven beheerst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Hierbij doe ik aangifte van vernieling gepleegd door mijn ex-vriend [verdachte] . Toen ik 13 september 2019 omstreeks 06.00 uur wekker werd, zag ik op mijn telefoon dat ik meerdere gemiste oproepen van [verdachte] had. Omstreeks 07.30 uur hoorde ik buiten lawaai. Ik hoorde geklop en gebons op de voordeur van mijn woning in Drachten. Vervolgens hoorde ik een scootergeluid aan de achterzijde van mijn woning. Vanuit mijn zolderraam zag ik dat [verdachte] de trampoline van mijn kinderen omgooide. Buiten gekomen zag ik dat [verdachte] wegreed op zijn scooter. Ik zag dat er in de bestuurdersdeur van mijn grijze Mini Cooper een dikke deuk zat. Mijn buurvrouw heeft gezien dat [verdachte] naast mijn auto stond en hier tegen aan sloeg. Ik wil dat het lastig vallen door [verdachte] stopt. Ik ben bang dat dit uit de hand gaat lopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2019, opgenomen op pagina 232 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van belaging door mijn ex-vriend [verdachte] tussen 13 september 2019 en 5 oktober 2019 te Drachten. [verdachte] heeft wederom een tracker onder mijn auto aangebracht om mij te kunnen volgen en hij valt mij structureel lastig, terwijl hij weet dat ik dat niet wil.
Op 23 februari 2019 heb ik aangifte tegen [verdachte] gedaan van stalking, bedreiging en mishandeling onder registratienummer 2019047420. De situatie is daarna eigenlijk alleen maar verslechterd. Op 13 september 2019, omstreeks 16.15 uur, ging ik boodschappen doen bij de Aldi te Drachten. Toen ik in de winkel was stond [verdachte] ineens achter mij. Ik schrok daar behoorlijk van. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik straks met hem naar buiten zou gaan om dat ding onder de auto vandaan te halen. Terwijl ik mijn boodschappen afmaakte en betaalde bleef [verdachte] al die tijd heel dicht bij mij lopen en staan. Hij liep achter mij aan naar buiten en ik zag dat hij iets onder mijn auto, een grijze Mini Cooper, vandaan haalde. Dat was bij het voorwiel aan de passagierskant. Ik zag dat hij mij dat ding liet zien en ik herkende het als een GPS-tracker. Ik zag dat hij een blikje drinken uit mijn boodschappenkar pakte en naar mijn auto gooide, waarna hij wegliep. Ik kreeg daarna berichten van hem dat ik nog niet van hem af was en dat ik nog wel van hem zou horen. [verdachte] heeft al zijn berichtjes verwijderd, nadat hij ze had verstuurd.
Op vrijdag 20 september 2019 was ik rond 23:30 uur met mijn vriendin, [naam 1] , in mijn woning te Drachten. Ik ontving toen via WhatsApp berichtjes van [verdachte] via het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij schreef: " [uitgaangsgelegenheid] ? Of [uitgaangsgelegenheid] , moet met je praten, [naam 1] id bij je, [naam 1] , Ik wacht tot ik je Zie." Dit allemaal in twee minuten. Ik ontving daarna een spraakbericht van hem, ik herkende duidelijk de stem van [verdachte] , waarin hij iets zei over [naam 1] . Daarna stuurde hij een duimpje en 'Ik zie je wel‘. Daarna stuurde hij nog twee keer een duimpje en vervolgens schreef hij: "Wacjt maar ik wavht jr op". Daarna ontving ik nogmaals een spraakbericht, waarin hij zei: "Voel je niet hoog vieze kankerhoer, voel je niet hoog, want jij bent kanker lelijk, het enige probleem is dat mijn gevoel bij je zit, ja, kankerhoer, en vertel gelijk [naam 1] maar alles, niet de helft maar vertel maar alles.". Daarna ontving ik nog een aantal berichten van hem, waaronder geschreven bericht: "Dachr sat je van me hielt" en "Kk zoo8". Ongeveer een kwartier nadat ik het laatste bericht ontving, dat was om 23:31 uur, hoorde ik iets in mijn achtertuin. Ik ben voor het achterraam gaan kijken en ik hoorde gelijk een harde klap tegen mijn achterraam. Ik zag een baksteen voor het raam op de grond liggen. Ik heb gelijk 112 gebeld. Zo'n kwartier later hoorde ik opnieuw een harde knal tegen het achterraam. Ik zag na die tweede klap dat [verdachte] in mijn achtertuin stond. Ik zag dat [verdachte] met zijn hand een gebaar maken dat hij mijn keel wilde doorsnijden. [naam 1] was bij mij en heeft dit ook allemaal gezien en gehoord. Na nog een kwartier was er nog geen politie en heb ik opnieuw de meldkamer gebeld. Vlak daarna hoorde ik weer een harde knal tegen mijn achterraam en heb ik nog een keer de meldkamer gebeld. Tijdens dit gesprek hoorde ik weer een klap tegen het achterraam. Uiteindelijk heb ik een uur moeten wachten tot er politie ter plaatse was en toen was [verdachte] al weer weg. De politie heeft de baksteen nog wel zien liggen. Wij hebben in angst gezeten en waren behoorlijk in paniek.
Op vrijdag 4 oktober 2019 was ik met [naam 1] uit eten geweest in Drachten. Wij zaten na het eten nog even op het terras. Ik had [verdachte] al een paar keer voorbij zien komen in het busje van [bedrijf] , waar hij werkt. Ik zag dat hij, met twee andere jongens, aan het tafeltje achter ons ging zitten. Hij zei niet, maar bleef de hele tijd naar mij kijken. [naam 1] en ik zijn naar de [uitgaangsgelegenheid] gegaan. Om ongeveer 1.30 uur, zag ik dat [verdachte] het rokersgedeelte binnenkwam. Wij stonden aan een tafel met twee jongens en ik hoorde [verdachte] vragen of ik vannacht met een van deze jongens ging neuken. Ik heb daar niet op gereageerd. Ik zag toen dat [verdachte] ineens uithaalde naar een van die jongens. Ik schrok heel erg. Toen ik na een half uur bij mijn auto kwam, zag ik dat mijn twee buitenspiegels van de auto getrapt waren. Ik heb gelijk de politie gebeld en zij zijn ter plaatse gekomen. Ik heb aangifte gedaan van de vernieling. Ik kreeg later berichtjes van [verdachte] waarin hij schreef dat ik wel aangifte kon doen van de spiegels, maar dat de beelden bij [naam 2] al waren verwijderd. Toen ik thuis kwam, die nacht, hoorde ik dat mijn containers buiten werden omgegooid. Ik hoorde toen buiten de stem van [verdachte] en ik zag dat er iemand in mijn achtertuin was. Ik doe nu opnieuw aangifte tegen [verdachte] omdat hij niet stopt met mij lastig te vallen en te bedreigen. lk voel mij door zijn gedrag ernstig in mijn persoonlijke levenssfeer aangetast. Als hij al zo ver gaat dat hij tot twee keer toe een GPS-tracker onder mijn auto plaatst om mij te kunnen volgen en met een mes rondloopt, dan weet ik niet waartoe hij verder nog in staat is. Ik ben echt bang dat hij mij wat aan gaat doen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Vanochtend, vrijdag 13 september 2019 te Drachten, zag ik omstreeks 07.45 uur [verdachte] op zijn scooter zitten. [verdachte] stond op de stoep, naast de grijze Mini van mijn buurvrouw [slachtoffer 1] . [verdachte] stond aan de bijrijderskant. Ik zag en hoorde dat hij meerdere malen hard met zijn elleboog tegen het raam bonkte. Ik denk dat [verdachte] ongeveer een kwartier bezig is geweest, rond 08:00 uur was vol gas weer weggereden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2019, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 22 februari 2019 werd ik gevraagd onder een auto te kijken waar mogelijk een tracer of GPS tracker onder zou zitten. Ik trof ter hoogte van de bestuurdersportier aan de onderzijde van een grijze Mini Cooper een zwart apparaatje aan, van ongeveer 8 bij 8 centimeter en 2 centimeter dik.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2019, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Dit proces-verbaal van bevindingen geeft, vanuit de gegevens uit de politiesystemen een sfeerbeeld van de incidenten betreffende [verdachte] en [slachtoffer 1] .
A-CATEGORIE 2018333028 MUTATIERAPPORT, 20-12-2018. Kwam [slachtoffer 3] aan het bureau. Wilde haar zorgen om de situatie met haar dochter [slachtoffer 1] bespreken. [slachtoffer 1] was op stap geweest naar De [uitgaangsgelegenheid] en kwam haar ex [verdachte] tegen. [verdachte] zou haar in het gezicht hebben geslagen en later in het haar gezicht hebben gespuugd. De collega's van de nachtdienst hebben nog met [slachtoffer 1] gesproken (BVH:2018328875). Er is al wel een getuige gehoord. [slachtoffer 3] vertelde dat [slachtoffer 1] geen aangifte wilde doen uit angst voor [verdachte] . Zo zou [verdachte] afgelopen weekend nog bij de woning van [slachtoffer 1] zijn geweest en opdracht hebben gegeven de boel in de tuin van [slachtoffer 1] te vernielen. Genoemde was gezien door de buurman van [slachtoffer 1] , echter deze wil geen verklaring afleggen uit angst voor represailles. [slachtoffer 3] toonde mij foto's waarop te zien was dat een tuintafel en kinderfietsje overhoop waren gehaald en vernield waren. Ook zou [verdachte] regelmatig [slachtoffer 1] bellen en dan vaak achter elkaar bellen.
A-CATEGORIE 2019079425 MUTATIERAPPORT, 30 maart 2019: De ex, [verdachte] , van melder haar dochter [slachtoffer 1] , is vannacht weer bij haar geweest en heeft de voordeur vernield met een baksteen. Melder haar dochter durft niet meer met haar kinderen de straat op.
A-CATEGORIE 2019244037 MUTATIERAPPORT 13-09-2018
[verdachte] heeft vanmorgen de auto van [slachtoffer 1] vernield. Collega [verbalisant 3] heeft een aangifte opgenomen van de vernieling van haar auto (2019243925).
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2019, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 12 oktober 2019 deed [slachtoffer 15] aangifte van stalking tegen haar ex-partner [verdachte] . [slachtoffer 15] verklaarde onder andere dat ze via Whatsapp twee spraakberichten heeft ontvangen. Op de spraakberichten herkende ze de stem van [verdachte] . Ik verbalisant heb beide bestanden beluisterd en verwerkt in dit proces-verbaal
Op spraakbericht met bestandsnaam 20191012 WAOOOO hoor ik, verbalisant het volgende:
'Doe nu maar stoer ja. [naam 1] . Kijk [naam 1] . [verdachte] appt mij nu. Kijk [naam 1] ja ik ben stoer. Ik ben heel wat. Ja, doe maar stoer kankerlelijk wijf'.
Bovenstaande spraakbericht is ingesproken door een mannenstem met buitenlands accent. De toon is boos en sarcastisch.
Op spraakbericht met bestandsnaam 20191012 WAOO01 hoor ik, verbalisant het volgende:
‘Voel je niet hoog vieze kankerhoer. Voel je niet hoog. Je bent kankerlelijk. Enige probleem is dat mijn gevoel bij de zit ja. Dus kankerhoer. En vertel gelijk [naam 1] maar alles. Niet de helft maar vertel gelijk alles.
Bovenstaande spraakbericht is ingesproken door een mannenstem met buitenlands accent. De toon is agressief.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten van de verdediging en het OM overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte ontkent. Hij schetst hierbij het alternatieve scenario dat aangeefster zichzelf berichten heeft gezonden of iemand anders heeft opgedragen om haar berichten te sturen, waardoor het leek of verdachte haar stalkte. Dit scenario acht de rechtbank onaannemelijk omdat het geen enkele ondersteuning vindt in het dossier, in tegenstelling tot het scenario van aangeefster. Haar aangiftes worden immers ondersteund door screenshots van haar telefoon en de uitwerking van spraakberichten, op welke berichten aangeefster de stem van verdachte herkent. Daarnaast vinden de aangiftes ondersteuning in vele incidenten tussen verdachte en aangeefster die in de politiesystemen zijn geregistreerd, zoals weergegeven in een proces-verbaal van bevindingen. Ook erkent verdachte dat hij op 13 september 2019 in de achtertuin van aangeefster is geweest; de buurvrouw van aangeefster heeft toen gezien dat hij tegen de auto van aangeefster aan sloeg. Daarbij heeft de politie onder de auto van aangeefster een GPS-tracker aangetroffen. Hoewel het onderzoek lacunes kent, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster.
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr. zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Na het beëindigen van hun relatie heeft verdachte gedurende bijna een jaar meermalen (telefonisch) contact met aangeefster gezocht en haar vele berichten gestuurd via WhatsApp, waarin hij haar heeft bedreigd. Daarnaast heeft verdachte zich meermalen bij haar woning opgehouden, haar meermalen op openbare plaatsen gevolgd en haar aangesproken en bedreigd. Onder haar auto is een GPS-tracker aangetroffen, waardoor zij kon worden gevolgd. Op dezelfde dag dat deze tracker is aangetroffen en door de politie in beslag is genomen, heeft verdachte aangeefster een bericht gestuurd met de tekst "ook nog mijn ding afgeven", waaruit zijn betrokkenheid bij die GPS-tracker blijkt. Dat er sprake was van stelstelmatige benadering blijkt mede uit vele screenshots van de telefoon van aangeefster. Verdachte heeft haar in een paar dagen veel WhatsAppberichten en spraakberichten gestuurd. De inhoud daarvan kon door aangeefster zeker als bedreigend worden ervaren.
Uit de hoeveelheid en inhoud van de berichten, het zich ophouden bij de woning, het volgen, aanspreken en bedreigen van aangeefster op openbare plaatsen blijkt dat verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd met haar in contact te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van deze gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de impact daarvan, naar objectieve maatstaven bezien een stelselmatige inbreuk vormden op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de onder 1. ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 3
De rechtbank past de hieronder zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1. De door verdachte bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 1 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U vraagt mij naar de verdenking van de bedreiging van de moeder van [slachtoffer 1] . Het was meer uit woede, omdat de stiefvader met mijn vader wilde vechten. Ik heb de teksten wel gezegd, maar u moet dat wel in een bepaald kader zien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) d.d. 16 september 2019, opgenomen op pagina 221 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 13 september 2019 te Drachten werd ik in totaal 8 keer gebeld via WhatsApp door [verdachte] . Ik hoorde in deze gesprekken het volgende: "ik maak jullie kapot, ik maak jullie allemaal dood, Allah is groot, jullie God is niets". In de middag van 13 september 2019 kreeg ik een anoniem telefoontje en ik hoorde het [verdachte] was die mij belde. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "ik schiet je kapot, je kinderen en kleinkinderen en [slachtoffer 4] met zijn kale kop". Vier minuten later kreeg ik weer een anoniem telefoontje en ik hoorde dat ik weer [verdachte] aan de lijn had. Ik hoorde toen dat [verdachte] zei: "ik ga jullie kapot schieten, jullie gaan er allemaal aan met een negen millimeter".
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 september 2019, opgenomen op pagina 230 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Het klopt dat mijn vriendin [slachtoffer 3] ongeveer twee weken geleden bedreigd is door [verdachte] . De telefoon stond op de speaker en ik herkende de stem van [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij een negen millimeter had gekocht, dat hij Janne dood zou schoppen en dat zij een hoer was.
Ten aanzien van feit 3. overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris erkend de teksten tegen aangeefster en haar vriend te hebben gezegd. Daarnaast zijn de bedreigende woorden ook door de vriend van aangeefster gehoord.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2. en 4.primair
De rechtbank acht het onder 2. en 4. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2018, opgenomen op pagina 240 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
18 september 2018, opgenomen op pagina 242 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 4] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 100 e.v. voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 14] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d.
4 maart 2019, opgenomen op pagina 106 e.v. voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 9] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 9] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2018, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
Terecht heeft de raadsman erop gewezen dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dezelfde persoon is. De naam [slachtoffer 6] zal daarom worden doorgestreept in de bewezenverklaring.
Feit 6.
De rechtbank past de hieronder zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020064871 d.d. 15 maart 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Ik ben op 13 maart 2020 te Drachten mishandeld door mijn vriend [verdachte] .
[verdachte] sloeg mij opzettelijk en met kracht met zijn vuisten in mijn gezicht. Van deze klappen heb ik ook het zichtbare letsel in mijn gezicht overhouden. Ik voelde dat mijn wang, onder mijn rechteroog, gelijk dik werd. Ook was mijn zicht even weg. Ik ben door deze klappen op de grond gevallen, doordat ik even uit de tijd raakte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
14 maart 2020, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Op vrijdag 13 maart 2020 werd ik omstreeks 06:00 uur wakker van hulpgeroep, gehuil en geschreeuw afkomstig vanuit de centrale hal. Ik zag een mij onbekende vrouw in de hal staan, compleet overstuur. Ik zag dat de vrouw een zwelling onder haar rechteroog had. Ik herkende dit als een verse zwelling. De vrouw vertelde mij dat ze in elkaar was geslagen door haar vriend [verdachte] . Ook gaf ze aan duizelig te zijn en hoofdpijn te hebben.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
13 maart 2020, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 13 maart 2020 zijn wij naar [straatnaam] in Drachten gegaan. Wij troffen daar [slachtoffer 13] . Wij zagen dat [slachtoffer 13] erg emotioneel was en moest huilen. Wij zagen dat zij een dikke en blauwe plek had onder haar rechteroog. Wij hoorden [slachtoffer 13] zeggen dat [verdachte] haar hard op haar gezicht begon te slaan en dat dit pijn deed.
Ten aanzien van feit 6. overweegt de rechtbank als volgt:
Ter zitting van 9 juni 2020 is aangeefster [slachtoffer 13] als getuige gehoord. De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster die zij destijds bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaring wordt volledig ondersteund door de verklaring van de getuige Hatusupi en het proces-verbaal van bevindingen van de politie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 6. ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. primair en 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 15 december 2018 tot en met 23 februari 2019 en de periode van
13 september 2019 tot en met 5 oktober 2019 te Drachten, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in de genoemde periodes
- vele malen telefonisch contact te zoeken met genoemde [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] vele berichten te doen toekomen en
- meermalen naar de woning van die [slachtoffer 1] te gaan en zich daar op te houden en
- meermalen die [slachtoffer 1] op openbare plaatsen aan te spreken en te volgen en
- die [slachtoffer 1] te bedreigen met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
en
hij in periode van 15 december 2018 tot en met 5 oktober 2019, te Drachten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door mondeling en via berichtenverkeer die [slachtoffer 1] toe te voegen de woorden: "ik kom naar je huis" en "je moet afscheid nemen van je kinderen" en "ik maak je dood, ik neem je mee in mijn graf" en "ik zweer op Allah of mijn moeder dat ik je dood zal maken" en "ik maak je kapot, ik laat je huilen, ik pak je wel, ik wens je echt dood" en "Ik kom nu langs, ik verras je wel. Ik maak gelijk mijn woord waar, vanavond slaap je koud. Je gaat kanker harde klappen krijgen ik ben jou helemaal zat geworden. Ik ga dood voor je, of ik neem je mee", althans woorden van dergelijke dreigende aard en strekking;
2. hij op 17 augustus 2018, te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te stompen en te trappen;
3. hij op 13 september 2019, te Drachten, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd door middels berichtenverkeer en telefonisch contact die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] toe te voegen de woorden: "ik maak jullie kapot, ik maak jullie allemaal dood, Allah is groot, jullie God is niets" en "Ik schiet je kapot, je kinderen en kleinkinderen en [slachtoffer 4] met zijn kale kop" en "Ik ga jullie kapot schieten. Jullie gaan er allemaal aan, met een negen millimeter";
4. primair: hij omstreeks de periode van 5 mei 2016 tot en met 12 februari 2018 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte
- op 5 mei 2016, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 14] en [slachtoffer 7] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 5] bewogen tot de afgifte van 25 euro en die [slachtoffer 7] bewogen tot de afgifte van 26 euro,
- op 11 februari 2018, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 8] bewogen tot de afgifte van 50 euro en die [slachtoffer 9] bewogen tot de afgifte van 50 euro,
- op 12 februari 2018, naar aanleiding van een reactie van [slachtoffer 9] op een door hem, verdachte, op Marktplaats geplaatste advertentie, waarin hij, verdachte, treinkaartjes te koop aanbood, die [slachtoffer 9] bewogen tot de afgifte van 40 euro,
door zich telkens voor te doen als een bonafide verkoper, die de betaalde kaartjes zou leveren;
6. hij op 13 maart 2020, te Drachten, [slachtoffer 13] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 13] , meermalen, hard tegen het hoofd te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
2. Medeplegen van mishandeling;
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
4. primair Oplichting, meermalen gepleegd;
6. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 109 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, onder aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank alle feiten wettig en overtuigend bewezen acht, hij zich grotendeels kan vinden in de eis van de officier van justitie. Wel is de raadsman van mening dat de gevorderde taakstraf iets gematigd kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin, bedreiging van de ouders van zijn ex-vriendin, oplichting via Marktplaats en, samen met zijn mededader, mishandeling van een bezoeker van een horecagelegenheid. Daarnaast heeft verdachte ook zijn huidige vriendin mishandeld.
Na het beëindigen van de relatie is verdachte zijn ex-vriendin in de gaten blijven houden, door zich in de nabijheid van haar woning te begeven, haar te volgen, haar op openbare plaatsen aan te spreken en te bedreigen en haar bedreigende berichten te sturen. Door zijn handelen heeft verdachte haar privacy op ernstige wijze geschonden. Verdachte heeft niet alleen zijn ex-vriendin lastig gevallen, maar ook haar ouders bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte via Marktplaats treinkaartjes aangeboden. Verdachte heeft hiervoor van de gedupeerden geld ontvangen, maar hij heeft de treinkaartjes nooit geleverd. Voorts heeft verdachte in 2018, samen met een mededader, een medebezoeker van een horecagelegenheid in Drachten mishandeld. Recent heeft verdachte zijn huidige vriendin mishandeld.
Verdachte heeft door deze strafbare feiten angst, ongemak en overlast veroorzaakt bij de aangevers. De rechtbank rekent verdachte deze gevolgen aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat zijn verminderde intellectuele vermogens een negatieve invloed hebben op zijn risicofactoren en copingvaardigheden. Hij heeft ondersteuning nodig bij het steeds opnieuw maken van de juiste keuzes. De reclassering vindt dat er nog steeds gedragsbeïnvloeding en risicomanagement nodig zijn om de kans op recidive te verlagen en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is en oplegging daarvan geboden. Nu de rechtbank komt tot vrijspraak van feit 5, zal de rechtbank de gevorderde taakstraf iets verlagen. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van 109 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod en controle daarop, en het meewerken aan schuldhulpverlening en dagbesteding. Het reeds uitgezeten voorarrest komt hierop in aftrek. De rechtbank zal voorts een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 1.000,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente;
2. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 26,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente;
3. [slachtoffer 14] , tot een bedrag van € 26,50 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
4. [slachtoffer 9] , tot een bedrag van € 50,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
5. [slachtoffer 9] , tot een bedrag van € 40,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
6. [slachtoffer 12] , tot een bedrag van € 70,00 ter zake van materiële schade en € 15,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 12] integraal voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van [slachtoffer 12] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de door [slachtoffer 12] opgevoerde schade aan de auto niet ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 9] toewijsbaar zijn tot het bedrag dat zij voor de treinkaartjes hebben betaald. De raadsman is van mening dat de vordering van [slachtoffer 9] niet toewijsbaar is, aangezien de vordering niet ondertekend is. De vordering van [slachtoffer 3] moet worden afgewezen nu deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde feit. De vordering van [slachtoffer 12] dient te worden afgewezen, omdat deze niet voldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
1. Naar het oordeel van de rechtbank is de door benadeelde partij [slachtoffer 3] gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg van feit 3. De rechtbank zal [slachtoffer 3] daarom in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [slachtoffer 7] de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 4. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2016.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [slachtoffer 14] de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 4. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2016.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij
[slachtoffer 9] de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 4. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 februari 2018.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij
[slachtoffer 9] de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 4. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, legt de rechtbank voor alle vier de vorderingen de schadevergoedingsmaatregel op om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
6. De rechtbank acht feit 5., waaruit deze schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. Benadeelde partij [slachtoffer 12] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 285, 285b, 300 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. primair en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, regio Midden-Noord, [straatnaam] te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, onder behandeling zal stellen van de GGZ, een FACT-team, Trajectum, VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zolang de reclassering dat nodig acht, zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan controle op dit verbod, waarbij tijdstippen en methoden van controle door de reclassering worden bepaald.
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd actief inzet voor het vinden en behouden van een dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering noodzakelijk acht.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/730236-19, feit 3.:
1. Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/730236-19, feit 4.:
2. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
26,00(zegge: zesentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7] te betalen een bedrag van € 26,00 (zegge: zesentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
3. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 14]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
26,50(zegge: zesentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] te betalen een bedrag van € 26,50 (zegge: zesentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
4. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
50,00(zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 9] te betalen een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
5. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
40,00(zegge: veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] te betalen een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/730236-19, feit 5.:
6. Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. K. Post en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juni 2020.