ECLI:NL:RBNNE:2020:2212

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/17/172331 KG RK 20/114
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens nevenfunctie en mogelijke belangenverstrengeling

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek toegewezen dat was ingediend door een advocaat tegen mr. J.E. Biesma, die als rechter betrokken was bij een procedure tussen de verzoeker en het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL). De verzoeker stelde dat mr. Biesma, lid van de Raad van Toezicht van het Nij Smellinghe ziekenhuis, een schijn van belangenverstrengeling vertoonde, omdat het Nij Smellinghe ziekenhuis nauwe banden onderhoudt met het MCL. De verzoeker voerde aan dat deze nevenfunctie en de mogelijke familieband tussen de voorzitter van de Raad van Toezicht en een van de gedaagden in de hoofdprocedure, aanleiding gaven voor twijfels over de onpartijdigheid van mr. Biesma.

De rechtbank overwoog dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de vrees van de verzoeker dat mr. Biesma niet onpartijdig zou zijn, objectief gerechtvaardigd was, gezien de samenwerking tussen de ziekenhuizen en de rol van mr. Biesma in de Raad van Toezicht. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek toe te wijzen en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moest worden voortgezet.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, waarbij de rechtbank de betrokken partijen, inclusief mr. Biesma en de advocaat van de verzoeker, op de hoogte stelde van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/17/172331 KG RK 20/114
Beslissing van 3 juni 2020
op het verzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. C.E. Jeekel te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 6 april 2020 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van
mr. J.E. Biesma als rechter die de procedure tussen verzoeker en het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) e.a. (met registratienummer C/17/161829/ HA ZA 18/173) behandelt.
Mr. Biesma heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.2.
Desgevraagd heeft mr. M.J.J. de Ridder namens de gedaagde partijen in de hoofdzaak aan de rechtbank doen weten geen aanleiding te zien zich over het wrakingsverzoek uit te laten.
1.3.
Bij brief van 29 april 2020 heeft mr. Biesma zijn verweer omtrent het wrakingsverzoek bij deze rechtbank ingediend.
Bij brief van 12 mei 2020 heeft verzoeker zijn reactie op het verweer van mr. Biesma aan deze rechtbank doen toekomen.
Bij brief, die op 13 mei 2020 bij deze rechtbank is ingediend, heeft mr. Biesma enige opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de reactie van verzoeker op zijn verweer.
1.4.
Bij e-mail van 19 mei 2020 is namens deze rechtbank aan partijen ter kennis gebracht dat de wrakingskamer voornemens is om dit wrakingsverzoek op basis van de ingediende stukken af te doen. Daarbij is aan partijen verzocht aan te geven of zij al dan niet akkoord gaan met de schriftelijke afdoening van de wrakingsprocedure.
Beide partijen hebben vervolgens aan deze rechtbank doen weten in te stemmen met de schriftelijke afdoening van het wrakingsverzoek.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft verzoeker onder meer het volgende aangevoerd.
2.1.1.
Eén van de bezoldigde nevenfuncties van mr. Biesma is die van Lid van de Raad van Toezicht van het Nij Smellinghe ziekenhuis te Drachten. Dat ziekenhuis onderhoudt nauwe banden met het dichtbij gelegen Medisch Centrum Leeuwarden (verder te noemen MCL), gedaagde sub 1 in de hoofdprocedure. Daartoe verwijst verzoeker naar een aantal artikelen en berichten uit de Leeuwarder Courant en uit internetsites.
Hoewel voorop staat dat Nij Smellinghe geen partij is in deze procedure, betreft het een
zorginstelling die nauwe banden onderhoudt met MCL, gedaagde sub 1, zijnde eenzelfde
zorginstelling (immers beiden algemene ziekenhuizen), met dezelfde doelstelling.
Het komt verzoeker voor dat de nevenfunctie van mr. Biesma bij Nij Smellinghe hierdoor tot een schijn van belangenverstrengeling en/of partijdigheid leidt.
Het gegeven dat Nij Smellinghe een zorginstelling is met een identieke doelstelling als het MCL, alsmede de samenwerkingsverbanden tussen de twee ziekenhuizen en het feit dat
cardiologen van beide ziekenhuizen onderlinge samenwerkingsverbanden hebben danwel in beide ziekenhuizen werkzaam zijn, maken dat gerechtvaardigde twijfel bij verzoeker bestaat over de onafhankelijkheid van mr. Biesma als rechter in deze procedure. Bovendien zijn twee cardiologen, die verbonden zijn of waren aan het Medisch Centrum Leeuwarden, gedaagd in de hoofdprocedure.
2.1.2.
Elke schijn van partijdigheid dient in een gerechtelijke procedure vermeden te worden, te allen tijde, maar zeker nu het hier de enkelvoudige kamer betreft. In de hoofdprocedure is de zaak door mr. Biesma als rolrechter aan mr. Biesma als enkelvoudige rechter toegewezen. Overigens wil verzoeker de wrakingskamer in overweging geven om de procedure verder te laten beoordelen door een meervoudige kamer. Het geschil dat voorgelegd is aan de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, leent zich qua complexiteit, ernst en omvang van de gevolgen voor een behandeling door drie rechters in plaats van één.
2.1.3.
Verder draagt de voorzitter van de Raad van Toezicht waar mr. Biesma lid van is dezelfde achternaam als gedaagde sub III in de hoofdprocedure.
De voorzitter betreft prof. dr. [A]. Gedaagde sub III heet dr. [B]. Het is mogelijk dat het hier om familieleden gaat. Zou dat zo zijn, hetwelk niet uitgesloten is, dan is dat een extra grond voor onderhavig verzoek. Voorts is niet uitgesloten dat
prof. dr. [A] vanwege zijn medische professie een kennis althans bekende is van gedaagde sub III althans gedaagde sub II (dr. [C]). Verzoeker ziet graag dat dit aspect ook wordt opgehelderd in de wrakingsprocedure.

3.Het standpunt van mr. Biesma

3.1.
Mr. Biesma heeft niet in de wraking berust. Daartoe heeft hij onder meer het volgende - zakelijk en verkort weergegeven - aangevoerd.
3.1.1.
Als lid van de Raad van Toezicht van Nij Smellinghe is mr. Biesma belast met toezicht op de Raad van Bestuur. Financiën, strategie en het voortbestaan van een gezond, onafhankelijk ziekenhuis in Drachten zijn daarbij de kernelementen. Toezicht op
medisch specialisten en de wijze waarop zij hun werk doen is géén taak van de RvT.
Nij Smellinghe is een onafhankelijk ziekenhuis, op geen enkele wijze bestuurlijk of financieel vervlecht of verbonden met het MCL. Van een fusie is in het geheel geen sprake.
Dat neemt niet weg dat er sprake is (geweest) van vormen van samenwerking tussen (onafhankelijke) medisch specialisten in Friesland, zoals dat elders in het land ook het geval is. Vormen van samenwerking die er op gericht zijn om in Friesland kwalitatieve en goed toegankelijke zorg te behouden. Dat brengt naar de stelling van mr. Biesma echter niet mee dat hij enige verantwoordelijkheid heeft voor of affiniteit met het MCL, of één van de andere twee ziekenhuizen in Friesland. Evenmin heeft mr. Biesma enige zeggenschap over de wijze waarop medisch specialisten, verbonden aan Nij Smellinghe, hun werk doen, en met wie zij dat doen. Contacten met medisch specialisten binnen NS zijn er niet of nauwelijks, met medisch specialisten buiten Nij Smellinghe in het geheel niet.
3.1.2.
De hoedanigheid van rolrechter brengt naar de stelling van mr. Biesma niet mee dat hij zonder meer zaken aan zichzelf kan toedelen. De verdeling van zaken vindt plaats binnen een breed teamoverleg, waarin wordt besproken of een zaak zich leent voor een mondelinge behandeling en zo ja, wie dat dan moet doen, en ook of dat enkelvoudig of meervoudig moet gebeuren.
Ook deze zaak is in de teamvergadering besproken. Daarbij is deze zaak toegedeeld aan
mr. Biesma, als één van de (op dit moment) drie rechters die medische aansprakelijkheidskwesties behandelen.
Ook is besproken dat de zaak enkelvoudig behandeld kan worden. Daarbij is overigens de mogelijkheid opengehouden dat de zaak in een later stadium alsnog wordt verwezen naar de meervoudige kamer, indien daar aanleiding toe is.
3.1.3.
Verzoeker heeft erop gewezen dat de achternaam van één der partijen overeenkomt met de achternaam van de voorzitter van de Raad van Toezicht van Nije Smellinghe, en dat er daarom misschien wel een familieband tussen hen bestaat. Ook stelt verzoeker dat het feit dat de voorzitter een medicus is, niet uitsluit dat hij bekend is met 2 van de gedaagden, eveneens medici.
Mr. Biesma heeft dienaangaande aangevoerd dat hij vaker zaken doet waarin één van de partijen een achternaam heeft, gelijkluidend aan die van een bekende van hem.
Mr. Biesma pleegt dan niet bij zijn bekenden te informeren of zij bekend zijn met deze procespartij - tenzij een redelijk vermoeden bestaat van enige band die zijn onbevangenheid zou kunnen beïnvloeden. Hier is dat niet aan de orde.

4.Beoordeling

4.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
4.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3.
In de eerste plaats overweegt de rechtbank het volgende omtrent de toedeling van de hoofdzaak aan de enkelvoudige kamer. Het besluit dat de zaak enkelvoudig behandeld zal worden is een processuele beslissing van de rolrechter. Voor zover die beslissing mede ten grondslag ligt aan het onderhavige wrakingsverzoek overweegt de rechtbank dat ook bij de beoordeling daarvan voorop moet staan dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn en dat slechts als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens (één van) partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij (één van) partijen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, dit vermoeden moet wijken. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in civiele zaken brengt mee dat een processuele beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer van de rechtbank komt dan ook geen oordeel toe om te beslissen over de juistheid van de processuele beslissing tot toedeling van de hoofdzaak aan de enkelvoudige kamer.
4.4.
Omtrent de gestelde mogelijke familieband tussen de voorzitter van de Raad van Toezicht, waar mr. Biesma lid van is, en gedaagde sub III in de hoofdprocedure, hetgeen naar de stelling van verzoeker een extra grond is voor het onderhavig wrakingsverzoek, overweegt de rechtbank dat daarin niet zonder meer een grond tot wraking van mr. Biesma is gelegen. Dat geldt ook voor de gestelde omstandigheid dat niet uitgesloten is dat
prof. dr. [A] vanwege zijn medische professie een kennis althans bekende is van de gedaagde cardiologen.
Nu verzoeker zijn verzoek in zoverre niet voldoende - met objectieve en verifieerbare stukken - heeft onderbouwd, ziet de rechtbank daarin geen grond voor wraking van
mr. Biesma. Voor het overige is het niet aan de wrakingskamer van de rechtbank nader onderzoek in te (laten) stellen naar de aard van de zojuist bedoelde relaties tussen
prof. dr. [A] en de gedaagde cardiologen danwel mr. Biesma op te dragen zulks na te gaan.
4.5.
Gezien de overgelegde stukken is naar het oordeel van de rechtbank sprake (geweest) van enige vormen van samenwerking tussen de ziekenhuizen MCL en Nij Smellinghe. Bovendien is daaruit gebleken dat vormen van samenwerking bestaan tussen de cardiologen van beide ziekenhuizen.
Gelet daarop alsmede gelet op de functie van mr. Biesma als lid van de Raad van Toezicht van Nij Smellinghe is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de bij verzoeker bestaande vrees dat mr. Biesma jegens hem vooringenomen/niet onpartijdig zou zijn, objectief gerechtvaardigd is.
Weliswaar gaat de rechtbank er - mede gezien de toelichting van mr. Biesma - vanuit dat de Raad van Toezicht van Nij Smellinghe geen toezicht houdt op medisch specialisten en op de wijze waarop zij hun werk doen en dat er geen sprake is van een bestuurlijke vervlechting van beide ziekenhuizen, doch dat neemt niet weg dat door de gelijkwaardigheid van beide ziekenhuizen en de diversiteit aan banden die tussen de beide ziekenhuizen bestaan, bij verzoeker in ieder geval de uiterlijke schijn heeft kunnen ontstaan dat mr. Biesma in de hoofdzaak niet onpartijdig zal optreden. Ook de omstandigheid dat de hoofdzaak aan
mr. Biesma is toebedeeld in een teamvergadering, waar hij onderdeel van uitmaakt, kan naar het oordeel van de rechtbank hebben bijgedragen aan het bij verzoeker ontstaan van die uiterlijke schijn.
4.6.
Het wrakingsverzoek zal dan ook worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
5.2.
bepaalt dat de behandeling van de zaak bij de rechtbank bekend onder het registratienummer C/17/161829/ HA ZA 18/173, in de stand waarin deze zich ten tijde van het wrakingsverzoek bevond, wordt voortgezet door een andere rechter;
5.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. J.E. Biesma en mr. M.J.J. de Ridder.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M. Sanna en
mr. A. Jongsma en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.