ECLI:NL:RBNNE:2020:2204

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
21 juni 2020
Zaaknummer
C/18/199068 / FA RK 20-1276
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 17 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1943, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 28 mei 2020, maar de rechtbank constateerde dat de indiening niet tijdig was. De advocate van de cliënt, mr. F.B. Flooren, heeft aangevoerd dat de wettelijke termijnen niet zijn nageleefd, maar de rechtbank oordeelde dat de wet geen gevolgen verbindt aan het niet in acht nemen van deze termijnen. De rechtbank heeft de cliënt en betrokkenen telefonisch gehoord op 17 juni 2020, conform het protocol vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder ernstig psychisch letsel bij anderen en verwaarlozing. De cliënt heeft intensieve zorg nodig en hoewel zij zich verzet tegen opname, is de rechtbank van oordeel dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van vijf jaren, tot en met 4 juni 2025, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en schriftelijk uitgewerkt op dezelfde dag, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/199068 / FA RK 20-1276
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van
17 juni 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1943,
wonende aan de [adres 1] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [accommodatie] te Winsum,
hierna te noemen: cliënt,
advocate: mr. F.B. Flooren, kantoorhoudende te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 28 mei 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een verslag van een psychologisch onderzoek op 26 februari 2019;
- het indicatiebesluit d.d. 11 april 2019;
- een voortgangsrapportage van de zorg/behandeling d.d. 23 april 2020;
- het behandel- en zorgplan d.d. 23 april 2020;
- de aanvraag d.d. 22 mei 2020;
- de medische verklaring d.d. 23 mei 2020;
- een verslag van de Algemene Dagelijkse levensverrichtingen.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocate;
- mevrouw [naam 1] , zorgverantwoordelijke/specialist
ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , eerst verantwoordelijk verzorgende;
- de heer [naam 3] , zoon van cliënt.
1.4.
De rechtbank heeft in het kader van artikel 38, derde lid, van de Wzd, op28 mei 2020 een beschikking last tot toevoeging gegeven aan mr. F.B. Flooren, advocaat, onder nummer C/199068 / FA RK 20-1276.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging te verlenen voor cliënt met een geldigheidsduur van vijf jaren.

3.De beoordeling

Niet tijdige indiening verzoekschrift
3.1.
De advocate van cliënt heeft terecht naar voren gebracht dat de door de wet aangegeven termijnen niet in acht zijn genomen in het kader van deze procedure.
3.1.1.
Uit het dossier blijkt dat zowel de aanvraag (zie artikel 25, derde lid Wzd) als het door het CIZ ingediende verzoek (zie artikel 26, eerste lid Wzd) niet met inachtneming van de daarvoor staande termijnen zijn ingediend. Nu evenwel de wet geen gevolgen verbindt aan het niet in acht nemen van termijnen zal de rechtbank daaraan ook geen gevolgen verbinden. Wel verzoekt de rechtbank het CIZ in de toekomst zich te houden aan de termijnen zoals genoemd artikel 26, eerste lid Wzd.
3.1.2.
De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de te bepalen duur van de machtiging.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van cliënt als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.3.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
3.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig psychische letsel bij anderen;
- ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
3.4.1.
Het geheugen van cliënt is ernstig aangedaan. Ze kan haar aandacht niet voor langere tijd op een taak richten en er is sprake van ernstig intellectueel verval. Ze is niet meer in staat om complexe taken adequaat uit te voeren. Ze heeft beperkt inzicht in eigen functioneren, vertoont nauwelijks initiatief en kan zichzelf niet meer redden.
Cliënt heeft dagelijks intensieve gespecialiseerde zorg, begeleiding en toezicht nodig. Deze zorg wordt haar geboden in de huidige accommodatie. Echter, cliënt blijft aangeven liever naar haar echtgenoot te gaan. Ondanks haar verzet, lijkt cliënt het naar haar zin te hebben, goede zorg te ontvangen en is er sprake van een algemene verbetering van haar gemoedstoestand.
Er is sprake van een progressief ziektebeeld hetgeen de noodzaak van voortdurende verplichte zorg impliceert.
3.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf
.
3.8.
Hetgeen namens/door cliënt als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
3.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van vijf jaren met inachtneming van de te late indiening van aanvraag en verzoek, en geldt dus tot en met 4 juni 2025.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1943;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 4 juni 2025.
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
4.4.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 17 juni 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. Rozendal, de griffier, en op 17 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.