ECLI:NL:RBNNE:2020:2165
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- B.I. Klaassens
- H.H.A. Fransen
- R. Depping
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1957, een bedrag van € 20.000,- heeft genoten uit een hennepkwekerij die hij ter beschikking heeft gesteld. De officier van justitie had op 12 april 2020 gevorderd dat de rechtbank dit bedrag zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de staat. De rechtbank heeft de vordering behandeld gelijktijdig met de onderliggende strafzaak, waarbij de veroordeelde en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de inhoud van het strafdossier in overweging genomen. De veroordeelde heeft verklaard dat hij contant geld ontving voor het ter beschikking stellen van zijn schuur, maar dat hij niet precies weet hoeveel hij heeft ontvangen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel ten minste € 20.000,- bedraagt, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de inhoud van het dossier. De rechtbank heeft het draagkrachtverweer van de raadsvrouw afgewezen, omdat er geen concrete feiten zijn die erop wijzen dat de veroordeelde niet in staat zal zijn om het bedrag terug te betalen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van € 20.000,- aan de staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op 135 dagen.