Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de schuur ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennepplanten en goederen op zijn naam heeft laten bestellen voor de hennepkwekerij. De verdachte heeft bekend dat hij een vergoeding ontving voor het ter beschikking stellen van de ruimte, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de omvang van de kwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft voor de hennepteelt, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de handicap van de verdachte, die afhankelijk is van een rolstoel, en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn financiële problemen en de gevolgen van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen hennepkwekerij en het aggregaat bevolen, evenals de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte, mits dit geen vals geld betreft.