ECLI:NL:RBNNE:2020:2153

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
18/950062-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van grootschalige hennepteelt en voorhanden hebben van een ploertendoder

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van grootschalige hennepteelt. De verdachte heeft in een ondergrondse ruimte in een schuur te De Kiel, samen met anderen, ongeveer 1510 hennepplanten geteeld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ploertendoder op 17 oktober 2018 te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek waarbij de hennepkwekerij werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van medeverdachten betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, gezien de risico's van hennepteelt en het bezit van wapens. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950062-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP te [straatnaam] , [plaats] ,
thans verblijvende te [straatnaam] , [verblijfsplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2019, 26 mei 2020 en 2 juni 2020
Verdachte is ter terechtzitting van 26 mei 2020 verschenen, bijgestaan door mr. I.A. Groenendijk, advocaat te 's-Gravenhage. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met
7 september 2017 te De Kiel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk,
in een ondergrondse (zee)container en/of ruimte (kelder), in een schuur bij een pand aan de [straatnaam] ,
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1510 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks 17 oktober 2018 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorahnden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat gelet
op de inhoud van het strafdossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in de periode zoals tenlastegelegd. Daarbij neemt de officier van justitie in ogenschouw de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de zaak van laatstgenoemde medeverdachte is geseponeerd). Deze verklaringen zijn consistent, verifieerbaar en betrouwbaar. Ter zake van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geldt bovendien dat zij, met deze verklaringen, ook zichzelf belasten.
Tevens dragen de omstandigheden dat de telefoon, in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 4] , in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 oktober 2017 tienmaal contact heeft met de telefoon van verdachte en dat het rijbewijs van verdachte op de plaats delict wordt aangetroffen, bij aan het bewijs c.q. ondersteunen deze omstandigheden het bewijs. Dat het rijbewijs daar zou zijn “geplant” door de familie [naam 1] , zodat zij de schuld op verdachte zouden kunnen afwentelen, acht de officier van justitie op geen enkele manier aannemelijk geworden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier aangevoerd dat de ploertendoder is aangetroffen in de woning van verdachte, in zijn slaapkamer.
Verdachte verklaart dat hij deze vanuit een inboedel had bemachtigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe -kort weergegeven- het volgende aangevoerd.
Niet kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in de loods van de familie [naam 1] . De vermeende betrokkenheid van verdachte is enkel gebaseerd op verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in combinatie met de vondst van het rijbewijs van verdachte in het hooi op het plaats delict. Al met al is dit onvoldoende om tot een veroordeling van verdachte te kunnen komen. Hierbij heeft te gelden dat met de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uiterst behoedzaam dient te worden omgegaan, nu het familie betreft, de verklaringen later in tijd zijn afgelegd en deze familie evident een eigen belang heeft bij het afschuiven van de schuld.
Wat het in het hooi gevonden rijbewijs van verdachte betreft: in de visie van verdachte is zijn rijbewijs op een eerder moment in handen van de familie [naam 1] gekomen, waarna de familie [naam 1] op google heeft gezocht naar persoonlijke gegevens van de eigenaar van dat rijbewijs (dus: verdachte). De familie [naam 1] is er vervolgens, via google, achter gekomen dat verdachte in het verleden met hennepkwekerijen in verband is gebracht. De familie [naam 1] heeft toen het verhaal verzonnen dat het rijbewijs in het hooi in de loods, waar zich de hennepkwekerij bevond, is gevonden door (onder andere) zoon [medeverdachte 2] . De familie [naam 1] heeft dit gedaan om de aandacht van zichzelf af te leiden en het te doen voorkomen alsof verdachte betrokken was bij de exploitatie van de hennepkwekerij in de loods van de familie [naam 1] .
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte het onder 2 ten laste gelegde, het voorhanden hebben van een ploertendoder, duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank in deze met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 540 van het dossier van politie Noord-Nederland met
proces-verbaalnummer BVH: 2017238394 d.d. 21 december 2018, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 7 september 2017, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op donderdag 7 september 2017 werd er op perceel [straatnaam] in De Kiel gezocht
naar (landbouw)goederen die mogelijk van diefstal afkomstig zouden zijn.
Aangekomen op het perceel werd bij een vrijstaande loods c.q. schuur een sterke
henneplucht geroken en het geluid van een aggregaat dan wel afzuiging gehoord.
Hierop werd de loods c.q. schuur betreden waarbij het geluid van een afzuiging sterker werd
gehoord. Aan de achterzijde van de loods c.q. schuur werd vervolgens een in werking
zijnde hennepkwekerij aangetroffen welke onder de grond aangelegd bleek te zijn.
Op het genoemde adres [adres] , binnen de gemeente Coevorden,
staan de volgende personen ingeschreven:
- [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 3]
- [medeverdachte 2]
Omschrijving pand
Het pand alwaar de hennepkwekerij werd aangetroffen betreft een vrijstaande loods c.q.
schuur. Aan de achterzijde van deze loods werd een in werking zijnde hennepkwekerij
aangetroffen welke grotendeels onder de grond was gelegen. De hennepkwekerij bestond
uit een centrale ruimte met daarom heen zes kweekruimtes gelegen.
Toegang hennepkwekerij
De toegang van de hennepkwekerij was gelegen in een houten opbouw welke zich
bovengronds bevond. In deze houten opbouw was een luik aangebracht welke middels een
hangslot was afgesloten.
Kweekruimte l
Kweekruimte l betreft de eerste ruimte links. Deze ruimte was circa 3,6 bij 3,1 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 11,4 m2. In totaal stonden er 205 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van deze hennepplanten was ongeveer 40 cm. Per m2 stonden er circa 16 hennepplanten. Dit is vastgesteld door het aantal planten te tellen.
De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 13 assimilatielampen van ieder 600 Watt.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof
voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk
vervuild was dat deze pikzwart was geworden. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2
Kweekruimte 2 betreft de tweede ruimte links. Deze ruimte was circa 3,3 bij 3,6 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 12,l m2. In totaal hebben er 152 hennepplanten gestaan. Dit werd vastgesteld door het aantal gebruikte plantenpotten te tellen welke zich in deze kweekruimte nog op de grond bevonden. In een enkele plantenpot bevonden zich nog restanten van de hennepplant zoals delen van de wortels en de steel. Per m2 hadden er circa 16 hennepplanten gestaan. Dit is vastgesteld door het aantal
plantenpotten te tellen. De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 11 assimilatielampen van ieder 600 Watt.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof
voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk
vervuild was dat deze pikzwart was geworden. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 3
Kweekruimte 3 betreft de kweekruimte linksachter. Deze ruimte was circa 3,0 bij 5,8 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 17,8 m2. In totaal stonden er 345 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van deze hennepplanten waren circa 100 cm. Per m2 stonden er circa 16 hennepplanten. Dit is vastgesteld door het aantal planten te tellen.
De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 19 assimilatielampen van ieder 600 Watt.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof
voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 3 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk
vervuild was dat deze pikzwart was geworden. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 4
Kweekruimte 4 betreft de kweekruimte rechtsachter. Deze ruimte was circa 3,1 bij 5,6 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 17,9 m2. In totaal stonden er 333 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van deze hennepplanten waren circa 115 cm. Per m2 stonden er circa 16 hennepplanten. Dit is vastgesteld door het aantal planten te tellen.
De plantenbakken waren gevuld met potgrond. In totaal hingen er in de kweekruimte 19 assimilatielampen van ieder 600 Watt. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 3 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk vervuild was dat deze pikzwart was geworden.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 5
Kweekruimte 5 betreft de tweede kweekruimte aan de rechterzijde. Deze ruimte was circa 3,7 bij 3,3 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 12,6 m2.
In totaal stonden er 255 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van deze hennepplanten
waren circa 70 cm. Per m2 stonden er circa 16 hennepplanten. Dit is vastgesteld door
het aantal planten te tellen. De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 12 assimilatielampen van ieder 600 Watt.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof
voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk
vervuild was dat deze pikzwart was geworden. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 6
Kweekruimte 6 betreft de eerste kweekruimte aan de rechterzijde. Deze ruimte was circa 3,7 bij 3,0 meter groot. De totale oppervlakte bedroeg derhalve circa 11,5 m2.
In totaal stonden er 220 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van deze hennepplanten
waren circa 70 cm. Per m2 stonden er circa 16 hennepplanten. Dit is vastgesteld door
het aantal planten te tellen. De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 12 assimilatielampen van ieder 600 Watt.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof
voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters waarvan het vilt dusdanig sterk
vervuild was dat deze pikzwart was geworden. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Centrale ruimte
Deze ruimte bevond zich te midden van de kweekruimtes. In deze ruimte werd de benodigd
elektriciteit ten behoeve van de kweekruimtes geregeld. Dit betroffen onder andere 78
transformatoren en 6 schakelborden welke langs de wanden gemonteerd en aangesloten
waren. Daarnaast werd vanuit deze ruimte de luchtverversing en luchtafvoer geregeld
door middel van een aan- en afzuiginstallatie. Deze installatie betrof onder andere 8
slakkenhuizen, 9 temperatuurventilatieregelaars.
In deze ruimte werden tevens een gebruikte cannacutter en grote hoeveelheden gebruikte
knipscharen aangetroffen. Dit ten behoeve van het knippen van de henneptoppen.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij
eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en
vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 september 2017, opgenomen op pagina 318 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Wie is de eigenaar van deze hennepkwekerij?
A: Dat is een [verdachte] , [medeverdachte 4] en een [medeverdachte 5] . Er komen verschillende personen. De man die hem aangelegd heeft die kwam uit [verblijfsplaats] en dat was een [verdachte] .
V: Wanneer is dit begonnen?
A: Ik denk 2 jaar geleden.
V: Hoe bent u met deze mensen in contact gekomen?
A: Ja, via via.
V: Oké, dus u wordt met iemand in contact gebracht die in het wereldje zit. Wie is deze persoon?
A: Dat was een [medeverdachte 4] . Deze komt uit [verblijfsplaats] .
V: Wanneer zijn ze begonnen met het maken van de kelder?
A: Voorjaar 2015.
V: Met hoeveel personen zijn ze daarmee bezig gegaan?
A: Drie of vier man elke keer. Ene [verdachte] uit [verblijfsplaats] , die had de hele stalen constructie geregeld. Die [verdachte] is in die tijd ook een keer opgepakt in [verblijfsplaats] . Hij was een beetje de uitvoerder van de bouw. Nu komen er elke keer anderen.
V: Als we het hebben over [verdachte] . Hoe oud is hij ongeveer?
A: Ik denk ongeveer 35 à 40 jaar oud. Eerder richting de 40. Fors persoon, groot en stevig, blanke huidskleur. Donkerblond haar. Geen baard of tatoeages. Sprak gewoon Nederlands. Hij regelde wel veel dingen. Hij vroeg mij ook waar hij bepaalde dingen in de buurt kon halen. Ik denk dat hij het allemaal leidde.
V: Wanneer was de kweekruimte gereed?
A: In de zomer van 2015. Toen begon het aggregaat in elk geval te draaien.
V: Waar op het terrein bevindt zich de hennepkwekerij?
A: Ik denk in de kelder, achterin de schuur.
V: Wat is er vooraf afgesproken over de hennepkwekerij?
A: We zouden het achterste gedeelte van de schuur ter beschikking stellen en zouden
daar 5.000,- euro per maand voor krijgen.
V: Wie waren daarbij aanwezig?
A: [verdachte] , [medeverdachte 4] en die ene lange krullebol.
V: Die afspraak wordt dan gemaakt, dat was voordat ze begonnen met bouwen?
A: Ja. En toen heeft het een poos stil gelegen. En in de zomer zijn ze volgens mij
begonnen met draaien.
V: Wie kwam het geld brengen?
A: In het begin die [verdachte] vaak wel. En later kwam die [medeverdachte 4] dat brengen. Ik heb
nooit het volle bedrag van 5.000,- euro gehad. Vaak was het een paar honderd euro per
keer. Maar ik kon er ook niet tegen in gaan want ik had geen keuze meer.
V: Hoeveel planten pasten er in de hennepkwekerij?
A: Wat ik begreep ongeveer 1000 planten.
V: Wanneer zijn de eerste planten in de hennepkwekerij gezet?
A: Dat is in de zomer van 2015 geweest want toen begon het aggregaat te draaien.
V: Weet u wie de planten gebracht heeft?
A: Ja, de eerste keer heeft die [verdachte] gebracht. Daar hebben ze toen nog ruzie over
gehad, want die planten kwamen uit Den Haag en waren niet de goede soort plant.
V: Wanneer is er voor het eerst geoogst?
A: Dat zal dan in september 2015 zijn geweest.
V: Wie waren daarbij aanwezig?
A: Ze waren met z'n drieën aan het knippen.
V: Waar werd het gedroogd?
A: Dat weet ik niet, ik weet wel dat ze het nat meenamen. In het begin van die grote zakken, van die sealbags of hoe ze dat noemen. En later met van die grote tonnen met een schroefdeksel erop.
V: Waren er vaak dezelfde mensen bij aanwezig bij het knippen?
A: Ja, ook wel eens met z'n tweeën. En ook wel eens met een andere jongen.
V: Wie waren er altijd bij?
A: [medeverdachte 4] en [verdachte] in het begin ook altijd. En [medeverdachte 5] .
V: Wie nam de opbrengst mee?
A: [medeverdachte 4] altijd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 oktober 2017, opgenomen op pagina 334 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Hoe vaak belde jij met die mannen die de kwekerij hebben aangelegd of onder hielden?
A: Ik heb wel eens gebeld. Maar dan had ik een nummer van iemand anders. Ik kreeg een vrouw aan de telefoon. Als bijvoorbeeld het aggregaat niet liep of rookte. Dat had ik afgesproken met [medeverdachte 4] en [verdachte] was daar ook bij.
V: Wij hebben de indruk dat jij veel meer weet dan je zegt, en dat jij ons lang alles niet
vertelt wat jij weet.
A: Ik ben bang voor de gevolgen. Ik weet dat die [verdachte] ook vast heeft gezeten voor leeg halen van hokken. Verder weet ik dat de vriendin van [verdachte] een kringloopwinkel heeft in volgens mij [verblijfsplaats] . Hij versprak zich dat hij in [verblijfsplaats] woont.
V: Wie heeft het graafwerk gedaan om de kwekerij in te zetten?
A: Er is een kraan gehuurd en [medeverdachte 2] heeft geholpen met het graafwerk. Er is ongeveer 2,5 meter diep gegraven. Ze hadden het eerst over 50 vierkante meter maar toen ze eenmaal bezig waren moest het groter. Het moest 100 vierkante weten worden. [verdachte] wilde dat en die regelde de staal constructie.
V: Wanneer is dat graven begonnen?
A: In begin 2015 ongeveer.
V: Jij verklaarde zo'n 4 of 5 jaar geleden in contact te zijn gekomen met ene [medeverdachte 4] uit [verblijfsplaats] , op een autosloperij in Assen. [medeverdachte 5] heeft een autosloperij in [plaats] gehad aan [straatnaam] . Is dat de locatie waar je kwam met [medeverdachte 4] ?
A: Ja nu je het zegt.
V: Heeft [medeverdachte 5] jou op het idee gebracht van een hennepkwekerij?
A: Onder andere. Die bracht mij in contact met [medeverdachte 4] . Later kwam [verdachte] erbij. Dus [medeverdachte 4] , [verdachte] en nog één. [medeverdachte 5] wist van mijn financiële problemen en wist wel wat ervoor te regelen. (…)
V: Dan hebben we nog [naam 2]. Wat kun je over hem vertellen
A: Die was er één van de eerste keren, dat was een stille. Ik denk dat hij dat heeft gefinancierd.
V: Hoe kwam hij bij jou?
A: Samen met [verdachte] .
V: Jij vertelde dat hij over het geld ging, samen met de Hagenees. Welke Hagenees bedoelde je daarmee?
A: Die [verdachte] , dat is ook een Hagenees.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 november 2018, opgenomen op pagina 388 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
O: Je hebt verklaard dat je op de hoogte was, dat er een hennepkwekerij vanaf eind 2015 in de schuur van je vader [medeverdachte 1] in bedrijf was. V: Klopt dit?
A: Ja. (…)
V: Wie heeft die kwekerij gebouwd?
A: Dit waren [medeverdachte 4] , [verdachte] en die rattekop.
V: Ben jij misschien bang waardoor je niet durft te verklaren?
A: Bang Nee. De enige waarvan ik niet weet wat hij zal doen dat is die [verdachte] .
5. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 8 oktober 2019, vastgesteld en ondertekend door mr. F. Sieders, rechter-commissaris en K. Beuker-Eillert, griffier, als losse bijlage bij het dossier gevoegd, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik ken [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [verdachte] maar of dat hun echte namen waren, weet ik ook niet. [medeverdachte 5] en [verdachte] heb ik wel eens gezien en een [medeverdachte 6] , maar daar weet ik geen achternaam van. (..) Mijn zoon kwam met het rijbewijs dat ze hadden gevonden tussen het hooi. Op de foto herkenden wij [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2018, opgenomen op pagina 276 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op maandag 12 februari 2018 omstreeks 15.00 uur, werd ik, verbalisant [verbalisant 3] , gebeld door [medeverdachte 1] (tevens verdachte in het onderzoek), met de mededeling dat in de schuur achter zijn woning, [straatnaam] te De Kiel, een rijbewijs was gevonden. Het rijbewijs zou eigendom zijn van de " [verdachte] " uit [verblijfsplaats] waarover hij in zijn verklaringen had gesproken.
Op dinsdag 13 februari 2018, omstreeks 11.20 uur, bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en
[verbalisant 4] , ons in perceel [straatnaam] te De Kiel, na daartoe vooraf gemaakte afspraak met de
bewoner, tevens verdachte, [medeverdachte 1] .
In de woning waren op het moment van onze komst ook aanwezig de medebewoners, [medeverdachte 3]
en zoon [medeverdachte 2] . In de woning overhandigde [medeverdachte 1] het betreffende rijbewijs. Wij verbalisanten zagen dat de te naam gestelde van dit rijbewijs betrof:
[verdachte] .
Geboren [geboortedatum]-1983 te 's-[geboorteplaats]
Geldig van 06-01-2015 tot 06-01-2025, afgegeven door de gemeente [plaats],
Rijbewijsnummer: [nummer] , categorie AM-A-BE.
Wij hoorden dat verdachte [medeverdachte 1] , wijzend op de foto van dit rijbewijs, zei: "Dat is hem, dat is de [verdachte] uit [verblijfsplaats] waarover ik in mijn verklaringen heb gesproken. Ik had hem op ongeveer 40 jaar geschat maar hij is dus jonger".
Wij verbalisanten hoorden vervolgens [medeverdachte 2] zeggen: "Ik herken hem ook van de foto, dat is de man die hier kwam en zich [verdachte] noemde".
Op de vraag waar het rijbewijs precies was gevonden, vertelde [medeverdachte 2] dat hij het rijbewijs in het hooi had gevonden, bij het optillen van een pakje hooi. [medeverdachte 2] wees ons, verbalisanten, vervolgens in de schuur achter de woning, waaronder de hennepkwekerij was geruimd, de locatie waar het rijbewijs was gevonden. [medeverdachte 2] vertelde dat hij handelt in de verkoop van hooi en wisselende hoeveelheden hooi in de schuur heeft liggen. [medeverdachte 2] vertelde dat de betrokken personen bij de kwekerij soms over het hooi moesten klimmen om bij de toegang tot de hennepkwekerij te komen. Mogelijk is dat daarbij [verdachte] zijn rijbewijs is verloren.
Bij raadplegen van het politiesysteem BVI-IB bleek dat het betreffende rijbewijs geregistreerd stond als zijnde vermist, dan wel gestolen op datum 24-05-2017.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gesprek [medeverdachte 1] d.d. 13 oktober 2017, opgenomen op pagina 619 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
V= Je vertelde in het verhoor dat je het nummer van [medeverdachte 4] thuis op een briefje had. Wat is het nummer waarmee je belde naar [medeverdachte 4] .
A= Het nummer is [mobielnummer 2]. Ik kreeg dan eerst een vrouw aan de lijn en die gaf de telefoon dan door aan [medeverdachte 4] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Bijzonderheden histo's [medeverdachte 4] d.d. 6 november 2017, pagina 401 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 19 oktober 2017 zijn onder BOB-012-01 de historische gegevens opgevraagd van het
telefoonnummer [mobielnummer 1] over de periode 1 januari 2017 tot en met 19 oktober 2017. Volgens het CIOT heeft dit telefoonnummer de tenaamgestelde:
[bedrijf 1] op adres: [adres]
Echter uit de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij bovenstaand nummer belt als hij contact wil met verdachte [medeverdachte 4] .
Hierop is het politiesysteem BVI-lb geraadpleegd en hieruit blijkt dat bovenstaand
telefoonnummer in gebruik is bij [naam 3], geboren [geboortedatum]-1971 te [geboorteplaats]. Dit betreft de partner van de verdachte [medeverdachte 4] .
Ik zag dat het voornoemde telefoonnummer het meest contact heeft gehad met de volgende telefoonnummers:
Telefoonnummer
Tenaamstelling
Bron
Totaal
31652778654
[medeverdachte 7] , adres: [adres]
Ciot
55
31621990689
[medeverdachte 1] , adres: [adres]
Ciot
30
31625537636
[medeverdachte 6] , adres: [adres]
Ciot
29
31622792957
[bedrijf 2] F.A., adres: [adres]
Ciot
21
31615962457
[verdachte] , adres: [adres]
Ciot
10
(…)
31615962457.
Volgens het Ciot blijkt dat dit nummer op naam staat van [verdachte] , adres: [adres].
Uit onderzoek in het politiesysteem BVI-IB blijkt dat met de tenaamgestelde van het telefoonnummer wordt bedoeld [verdachte] geboren [geboortedatum] 1983 te
[geboorteplaats] . Op 23 maart 2015 is [verdachte] aangehouden op [adres]
. Bij de aanhouding is 200 kilo (nat) hennep in een bus aangetroffen.
[verdachte] wordt in verband gebracht met het leeghalen van een hennepkwekerij op
23-03-2015 aan [adres] (voormalig NFI gebouw).
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 7 september 2017 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep alsmede dat verdachte op 17 oktober 2018 een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met betrekking tot de rol van verdachte bij de hennepkwekerij acht de rechtbank betrouwbaar, temeer nu medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eveneens belastende verklaringen over henzelf hebben afgelegd. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart tijdens het verhoor bij de politie op 7 september 2017, op dezelfde dag dat de hennepkwekerij in een ondergrondse ruimte in zijn schuur is aangetroffen, consistent, gedetailleerd en verifieerbaar over de betrokkenheid van [verdachte] uit [verblijfsplaats] , [medeverdachte 4] en een [medeverdachte 5] . Hij geeft daarbij een bij verdachte passend signalement.
In de omstandigheid dat verdachte -zoals hij ter terechtzitting een- en andermaal heeft benadrukt- wel tatoeages heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat medeverdachte [medeverdachte 1] eveneens verifieerbaar heeft verklaard dat deze [verdachte] uit [verblijfsplaats] een kringloopwinkel heeft en "in die tijd" (rond de start van de kwekerij, voorjaar van 2015) ook een keer is opgepakt in [verblijfsplaats] voor “het leeghalen van [naar de rechtbank begrijpt: weed-] hokken”. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaren eveneens over de betrokkenheid van een [verdachte] uit [verblijfsplaats] bij de hennepkwekerij.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit het zich in het strafdossier bevindende proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2017 betreffende het onderzoek naar de onderlinge telefonische contacten van de medeverdachten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 oktober 2017 volgt dat verdachte in voornoemde periode tienmaal telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik van medeverdachte [medeverdachte 4] . Verder volgt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2018 dat de familie [naam 1] op 12 februari 2018 bij de politie heeft gemeld dat het rijbewijs van verdachte is aangetroffen op de plaats delict.
Verdachte heeft zich tijdens de verhoren bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht.
Eerst ter terechtzitting van 26 mei 2020 heeft verdachte een alternatief scenario naar voren gebracht voor het gegeven dat de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn rijbewijs in hun bezit hadden en tegenover de politie hebben verklaard dat zij dit rijbewijs in de loods waar de hennepkwekerij zich bevond hebben gevonden. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden het rijbewijs van verdachte al eerder gevonden hebben op een willekeurige plek. Toen zij de naam die vermeld stond op het door hen gevonden rijbewijs gingen "googlen" op internet, bleek dat deze [verdachte] eerder betrokken is geweest bij illegale hennepteelt. Hiermee hadden zij een zondebok gevonden en een manier om, mocht de hennepkwekerij worden opgerold door de politie, de schuld af te schuiven op verdachte.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van dit alternatieve scenario neemt de rechtbank het volgende in overweging. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft, vlak na het aantreffen door de politie van de ondergrondse hennepkwekerij, tijdens het verhoor door de politie niet alleen belastend verklaard over de betrokkenheid van ene [verdachte] uit [verblijfsplaats] bij deze kwekerij, maar ook over de betrokkenheid daarbij van ene [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart eveneens belastend over personen genaamd [medeverdachte 4] , [verdachte] en “die rattekop”. Dat de familie [naam 1] verdachte als zondebok heeft willen gebruiken is hiermee een onlogisch scenario, immers, er wordt over meer personen belastend verklaard, waarvan in elk geval een aantal naar het oordeel van de rechtbank verifieerbaar bij de kwekerij betrokken zijn. Vervolgens meldt de familie [naam 1] op 12 februari 2018 de vondst van het rijbewijs van verdachte op de plaats delict. Als het van meet af aan een opzetje was geweest van de familie [naam 1] om verdachte, door middel van het gevonden rijbewijs, te belasten, is al evenzo onlogisch dat de familie [naam 1] met het overleggen van het rijbewijs aan de politie wacht tot februari 2018. Daar komt bij dat het door verdachte geschetste scenario niet strookt met het resultaat van het onderzoek naar de telefonische contacten van verdachte en enige medeverdachten met medeverdachte [medeverdachte 4] in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 oktober 2017. Voor zover verdachte eerst ter terechtzitting heeft gesteld dat de telefonische contacten met het telefoonnummer dat in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 4] wellicht hebben plaatsgevonden in het kader van activiteiten die hij in die periode ondernam met zijn kringloopwinkel, overweegt de rechtbank dat deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd met concrete gegevens. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte ter terechtzitting geschetste alternatieve scenario voor het aantreffen van zijn rijbewijs op de plaats delict ongeloofwaardig is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 7 september 2017 te De Kiel,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk,
in een ondergrondse ruimte in een schuur bij een pand aan de [straatnaam] ,
heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt,
een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1510 hennepplanten,
zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
verdachte op 17 oktober 2018 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie zou een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden gepast vinden. Echter, gelet op het tijdsverloop van deze strafzaak acht de officier van justitie een deels voorwaardelijke straf niet meer passend.
Rekening houdend met het tijdsverloop en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring- gepleit voor het opleggen van een taakstraf al dan niet gecombineerd met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw acht de strafeis buitenproportioneel gelet op het tijdsverloop in deze strafzaak en de impact die deze zaak reeds heeft gehad op het leven van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaren schuldig gemaakt aan het medeplegen van grootschalige en professionele hennepteelt. De in een ondergrondse ruimte, in een schuur bij een pand aan de [straatnaam] te De Kiel, aangetroffen professioneel ingerichte hennepkwekerij (met meer dan 1500 hennepplanten) heeft verdachte in samenwerking met een aantal medeverdachten ingericht en (deels) onderhouden. Hiermee is sprake van een georganiseerd en bedrijfsmatig karakter. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken.
Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze softdrugs in een illegale kwekerij worden geproduceerd en waar buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel daarin. Van de handel in softdrugs is algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven en zich kennelijk alleen laten leiden door financieel gewin.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen is gevaarlijk en kan een risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. De samenleving moet worden beschermd tegen het ongecontroleerd en illegaal bezit van dit soort wapens onder burgers.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Sr, alsmede met het tijdsverloop in deze zaak.
Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden passend en geboden.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de kennisgeving van inbeslagneming van
17 oktober 2018 genoemde Aquarius telefoon dient te worden onttrokken aan het verkeer. De Aquarius telefoon betreft een PGP telefoon. Gelet op de huidige verdenking en conform landelijke rechtspraak wordt deze telefoon daarom niet terug gegeven. De telefoon is vatbaar voor onttrekking.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat nu niet blijkt uit het dossier dat de gsm is gebruikt bij enig strafbaar feit (gevonden in de woning van verdachte) teruggave in de rede ligt. De raadsvrouw verzoekt om teruggave van de telefoon aan verdachte.
Beoordeling
De blijkens de kennisgeving van inbeslagneming van 17 oktober 2018, opgenomen op pagina 189 e.v. van voornoemd dossier van politie Noord-Nederland, onder verdachte in beslag genomen Aquarius telefoon dient met toepassing van artikel 36d wetboek van strafrecht, te worden onttrokken aan het verkeer nu het hier gelet op de aard van deze telefoon -een telefoon geschikt voor het verzenden van PGP-berichten- in combinatie met het feit waar verdachte voor is veroordeeld, moet worden gezien als een voorwerp waarmee in de toekomst een soortgelijk feit kan worden begaan of voorbereid, dan wel dat kan dienen tot belemmering van de opsporing daarvan, zodat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de kennisgeving van inbeslagneming van
17 oktober 2018 onder verdachte in beslag genomen Aquarius telefoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr H.H.A. Fransen en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2020.