In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 januari 2020 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en de ontzegging van het recht op omgang met hen. De vader was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar voor het opzettelijk doden van de moeder van de kinderen en haar ongeboren kind. De rechtbank oordeelde dat de vader niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de opvoedingsverantwoordelijkheid te dragen, zoals vereist in artikel 1:247 lid 2 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en dat de vader, door zijn daden, niet in staat is een veilige opvoedingssituatie te bieden.
De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling Stichting Nidos tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en de GI benoemd tot voogd over de kinderen. Daarnaast is het recht op omgang met de vader voor de duur van drie jaar ontzegd, omdat omgang met de vader in het belang van de kinderen niet verantwoord is. De rechtbank benadrukte dat de kinderen rust en stabiliteit nodig hebben om hun trauma's te verwerken en dat contact met de vader hen en de pleegouders zou belasten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de mogelijkheid voor toekomstig contactherstel niet uitgesloten, mits dit in het belang van de kinderen is.