Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2. De officier van justitie acht de feiten mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 oktober 2019, opgenomen op p. 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019265770 en 2019265794 d.d. 6 februari 2020, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor aangever d.d. 14 oktober 2019, opgenomen op p. 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 oktober 2019, opgenomen op p. 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op p. 212 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
6. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2019.10.22.174 d.d. 22 januari 2020, opgemaakt door dr. H. Mujcic, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op p. 496 e.v. van voornoemd dossier;
7. een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 oktober 2019 opgenomen op p. 244 van voornoemd dossier;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapen
d.d. 28 oktober 2019, opgenomen op p. 463 van voornoemd dossier.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 oktober 2019, in de gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] , te weten een portemonnee, een hoeveelheid geld, een rijbewijs, een ID-kaart, een bankpas en een mobiele telefoon, en goederen toebehorende aan [slachtoffer 2] , te weten een hoeveelheid geld, een ID-kaart, een bankpas, een zorgpas en een mobiele telefoon, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aangesproken met de woorden: "come, come, I have a problem", en vervolgens in een pand hebben gelokt, en
- een vuurwapen op die [slachtoffer 2] hebben gericht,
- en daarbij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Money, money, money" en "more, more", en
- die [slachtoffer 1] tegen een muur hebben gedrukt en die [slachtoffer 1] hebben vastgehouden, en
- die [slachtoffer 1] hebben geslagen en geschopt, en
- die [slachtoffer 2] hebben geduwd, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: 'No police, otherwise..",
waarbij een snijbeweging langs de keel werd gemaakt;
hij op 6 oktober 2019, in de gemeente Appingedam en Delfzijl, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.