ECLI:NL:RBNNE:2020:2016

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
18/930057-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en belediging van meerdere slachtoffers

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging, bedreiging en belediging van meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 230 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De feiten waar de verdachte voor werd veroordeeld, vonden plaats tussen 5 december 2018 en 16 april 2019 en betroffen onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, bedreigingen uiten en beledigende uitlatingen doen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers en de vordering van een ander slachtoffer niet ontvankelijk verklaard. De verdachte is verder onderworpen aan reclasseringstoezicht en moet meewerken aan behandeling in een GGZ-instelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930057-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-de Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Assen [slachtoffer 1] en/of een of meer andere bewoners van het mede door die [slachtoffer 1] bewoonde flatgebouw heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door dreigend tegen die [slachtoffer 1] (en hoorbaar voor een of meer van die andere bewoners) te zeggen: "Het kan best zijn dat jij de Pasen niet gaat halen, want ik zet de boel hier in lichterlaaie", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2018 tot en met 28 maart 2019 te Assen en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , hierin bestaande dat verdachte
- vele malen/meermalen de sportschool waarin die [slachtoffer 2] werkzaam was, heeft bezocht en daar telkens lange tijd is gebleven, niet om te sporten, maar om (alcoholhoudende drank) te drinken en die [slachtoffer 2] van haar werk af te houden door voortdurend tegen haar te praten en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geliket op Instagram en/of
- die [slachtoffer 2] via Facebook een vriendschapsverzoek heeft gedaan en/of daarbij een of meer foto's heeft geplaatst waarop verdachte stond afgebeeld met een, bij oppervlakkige beschouwing, op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en/of daarbij teksten heeft geplaatst en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) een Facebookbericht heeft gestuurd met daarin teksten die door die [slachtoffer 2] als vervelend werden ervaren en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) een e-mail heeft gestuurd met daarin teksten die door die [slachtoffer 2] als vervelend werden ervaren en/of
- door zijn/een advocaat, althans een persoon die voorwendde advocaat te zijn, een brief aan die sportschool heeft laten schrijven, in elk geval op diverse wijzen vele malen/meermalen contact met die [slachtoffer 2] heeft gezocht,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 8 april 2019 te Assen (meermalen), anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een of meer uitlatingen en/of afbeeldingen openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
- voor een groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst, te weten de Joden, beledigend was/waren en/of
- aanzet(ten) tot haat tegen en/of discriminatie van mensen en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras en/of godsdienst, te weten de Joden,
door (telkens) in de openbare ruimte van het door verdachte bewoonde flatgebouw en/of bij zijn eigen woning zichtbaar voor anderen, papieren op te hangen met uitlatingen en/of afbeeldingen die verwijzen naar nazi Duitsland,
terwijl verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 07 april 2019 te Assen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in een openbare ruimte van het flatgebouw waarin die [slachtoffer 3] woonachtig was, een papier op te hangen, waarvan de door verdachte opgestelde/geschreven tekst was gericht aan die [slachtoffer 3] en welke tekst luidde, dat verdachte
- wanneer die [slachtoffer 3] op de grond zou liggen, net zo lang op deze zou doortrappen tot diens gezicht onherkenbaar zou zijn en/of
- die [slachtoffer 3] levend zou villen (met een mes) en/of
- de ingewanden van die [slachtoffer 3] aan diens hond zou voeren en/of
- die [slachtoffer 3] met plezier op diens lelijke bek zou timmeren,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2019 tot en met 16 april 2019 te Eelde, gemeente Tynaarlo, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] en/of diens partner, door
die [slachtoffer 4] en/of diens partner (vele) e-mails te sturen met daarin teksten en/of foto's/afbeeldingen die door die [slachtoffer 4] en/of diens partner als vervelend en/of beledigend werden ervaren,
met het oogmerk die die [slachtoffer 4] en/of diens partner, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 april 2019 te Eelde, gemeente Tynaarlo, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 4] en/of diens partner, door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door in een aan die [slachtoffer 4] gestuurde e-mail (onder andere) te schrijven:
- "Beste [slachtoffer 4] en Lieve dappere [naam 1] " Of moet ik zeggen "stelletje vieze gore incest plegende varkens" en/of
- Wat heeft die teef van een wijf van je een ontzettende lelijke rotkop en dan die vieze stinkende hangtieten van d'r en/of
- zoiets stel ik me ook voor bij je kankervrouw [naam 1] en/of
- Dan nog even over die hoere kop van d'r en/of
- Als ik had gewild dan had ik zo over dat inferieure hoerenwijf heen gekund, maar daar voel ik me te goed voor. Haar haar telt ook niets meer voor: Stinkwijf!!!! en/of
- Dan die kale rotkop van je en/of
- PS ik vind jullie nou typisch het voorbeeld van wat ik nu een "Untermensch" noem!!!!!,
althans telkens woorden van gelijk beledigende aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair.
De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de aangiftes, getuigenverklaringen die
de aangiftes ondersteunen en ook de bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot feit 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van de feiten 1 en 5 primair, moet worden vrijgesproken.
Voor feit 2 zou een gedeeltelijke bewezenverklaring kunnen volgen en het is voorstelbaar dat voor feit 3 een bewezenverklaring zal volgen.
Voor feit 4 kan een bewezenverklaring volgen nu verdachte heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 3] heeft bedreigd.
Het onder 5 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 276 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019147650 d.d. 10 juni 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
3. Een geschrift, te weten een brief, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van aangifte zoals opgenomen onder bewijsmiddel 2. Op pagina 279 van voornoemd dossier.
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
4. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Over feit 2 kan ik het volgende zeggen.
Het klopt dat ik vaak dagelijks in de sportschool was. Ik heb [slachtoffer 2] daar wel aangesproken.
Ik heb [slachtoffer 2] een vriendschapsverzoek gedaan.
Ik heb wel een berichtje over dolfijnen naar haar gezonden. Op haar Instagram stond dat zij zwom met dolfijnen. Ik stuurde haar dat mailtje omdat ik het er niet eens was dat ik niet meer op sportschool mocht komen. Ik wist dat zij die mailtjes niet prettig vond.
Ik heb haar wel een cadeautje gegeven omdat ik vriendschap met haar wou.
Over feit 3 kan ik het volgende zeggen.
Ik heb A-4-tjes opgehangen met Waffen SS. Ik wilde de bewoners provoceren omdat ik niet geliefd was. Ik ben die A-4-tjes blijven plakken ook nadat het mededelingenbord was weggehaald.
Over feit 5 kan ik het volgende zeggen.
Ik heb inderdaad die mails verzonden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] .
Vanmiddag, 11 april 2019, omstreeks 13.00 uur, wilde ik naar de winkel en liep daardoor mijn woning [straatnaam] te Assen, uit met mijn boodschappenwagentje.
Ik liep naar de brievenbus in het portiek en ineens stond [verdachte] bij mij.
Het papier dat hij in zijn handen had, dat plakt hij meestal op in de hal. Zo weet ik dat hij boven in de flat ook een papier had hangen met een hakenkruis.
Ik zag dat hij de deur uit ging. Ik hoorde hem zeggen 'jij bent ook al zo'n wijf die niets meer tegen mij zegt'. Vervolgens zei hij 'het kan best zijn dat jij de Pasen niet gaat halen, want ik zet de boel hier in lichterlaaie'.
Hij wilde de boel dus in de brand steken, op die manier zei hij het ook tegen mij.
Hij noemde de bewoners niet, maar ik kon daar uit opmaken dat hij de hele flat bedoelde. Hij zei dat niet op een rustige toon zoals ik hem anders hoorde spreken. Hij zei dat met een opgewonden toon, niet zoals anders.
Toen ik eenmaal buiten was, voelde ik het in mijn benen, toen kwam de angst wel bij mij binnen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 april 2019, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] .
Het is alsof [verdachte] bewust de confrontatie aan het zoeken is.
Door dit alles ben ik erg bang geworden voor hem. Ik mijd hem als ik naar huis moet of van huis ga. Zo ook gisteren 11 april 2019. Ik wilde via de trap naar beneden lopen. Toen ik enkele treden naar beneden liep hoorde ik [verdachte] roepen. Ik ben toen niet verder gegaan. [verdachte] was toen bij de brievenbussen, in ieder geval beneden in de portiek. Ik hoorde dat hij toen tegen iemand riep: "Je maakt de Pasen niet meer mee want ik steek de flat in lichterlaaie." Ik weet niet tegen wie hij dat riep.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2019, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] .
Ik ben werkzaam bij [sportcentrum] .
In augustus 2018 heb ik [verdachte] ingeschreven als lid bij onze sportschool.
Op woensdag 5 december 2018 was ik de kerstboom aan het opzetten. Om 13:07 uur kwam [verdachte] binnen. Ik had hem een tijdje niet gezien en dat zei ik tegen hem. Hij zei dat dit klopte en dat hij de decembermaand niet ging sporten, want hij had hier geen zin in.
Ik was met de kerstboom bezig en als ik even naar de balie ging dan verplaatste [verdachte] mee naar de balie. Ik schat dat [verdachte] hier tot 16:00 uur heeft gezeten.
De volgende dag donderdag 6 december kwam [verdachte] wederom bij ons en ook nu kwam hij om 13:07 uur en bestelde weer thee, koffie en wijn en ging na een paar uur weer weg.
Vrijdag 7 december was [verdachte] wederom bij ons. Op dat moment stond ik daar alleen. Ik had toen nog het gevoel dat het een zielige man was die aandacht zocht.
Ik probeerde de les voor te bereiden maar dit lukte niet omdat [verdachte] steeds tegen mij aan het praten was. Ik was eerlijk gezegd wel klaar met zijn gesprekken ik wilde graag mij les gaan voorbereiden. Ik vroeg of hij nog een wijntje wilde hebben omdat ik een afspraak had bij de fitness. Ik had geen afspraak bij de fitness maar ik was klaar met mijn gedwongen gezelschap.
bleef tot 16:00 uur zitten. Ik heb uiteindelijk tegen hem gezegd:" Het wordt tijd om te betalen." Ik hoorde [verdachte] nog zeggen: "In het weekend ben je niet aan het werk hé". Ik zei: "Nee".
Maandag 10 december was ik weer aan het werk en om 13:07 uur kwam [verdachte] wederom binnen. Ik zat in mijn kantoor en mijn stagiaires hebben hem voorzien van consumpties. Ik heb deze dag minimaal tot geen contact met [verdachte] gehad. Ook nu heeft hij tot een uur of 15:00/16:00 uur bij ons gezeten.
Dinsdag 11 december kwam [verdachte] wederom bij ons. Ik heb hem meteen na binnenkomst aangesproken. Ik heb tegen hem gezegd dat het niet de bedoeling kan zijn dat hij hier alleen komt om te drinken.
Hij vroeg aan mij:" Ik ben toch niet vervelend, je heb toch geen last van mij." Ik zei hierop dat ik het wel vervelend vond. Ik hoorde hem zeggen dat hij al zoiets dacht en dat hij daarom een cadeautje had meegenomen. Hij gaf mij een cadeautje voorzien van hartjespapier. In eerste instantie heb ik dit aangenomen. Ik zei nog waarom doe je dit. Ik heb dit later open gemaakt en in het cadeautje zaten drie VVV bonnen ter waarde van 65 euro.
Ik heb dit snel weer netjes ingepakt en heb dit de volgende dag (woensdag) aan [verdachte] terug gegeven.
Vanaf woensdag 12 december kwam hij weer elke dag sporten, soms maar een half uurtje, Hierna dronk hij 1 drankje en ging na 10 minuten weg. Dit heeft hij een week volgehouden.
Hierna bleef hij weer steeds langer hangen dit werd 20 minuten/ drie kwartier etc.
Donderdag 20 december bleef hij weer tot 16:30 uur hangen.
Meerdere mensen spraken mij erop aan dat hij interesse in mij had. Hij vroeg ook aan mijn stagiaire waar ik was. Ik vond zijn aanwezigheid vervelend worden. Ik was klaar met zijn gedrag en vrijdag 21 december heb ik [verdachte] wederom aangesproken.
is elke dag blijven sporten De eerste week/ander halve week ging dit goed. Hierna ging hij weer een andere manier vinden om te blijven hangen.
Ik vond zijn aanwezigheid niet prettig en begon hem te mijden en bleef hierdoor veel in mijn kantoor zitten. [verdachte] verzon smoesjes om te blijven hangen.
Hij bleef soms langer sporten wel 1,5 uur. Ik had echt het gevoel dat hij dit deed om mij te zien. Ik voelde mij hier erg onprettig bij en ik ging mij niet meer vrij bewegen.
Voor het nieuwe jaar heeft hij nog een paar keer gevraagd of hij nog iets mocht drinken. Ik heb tegen hem gezegd: "Wat begrijp je nu niet, spreek ik chinees". Hij antwoordde hierop : "Misschien begrijp jij mij niet".
[verdachte] had een hele vreemde blik in zijn ogen. Hij ging hierop wel snel weg. Het drong nu pas echt tot mij door dat ik hier met een (geestelijk) ziek persoon te maken had.
In het nieuwe jaar was het een tijdje alleen sporten, ik vermoed zo'n 3 weken.
Tot zaterdagavond 9 februari. Omstreeks 22:00 uur kreeg ik van [verdachte] een "Like" op Instagram. Mijn Instagram was op dat moment nog openbaar. Hierna heb ik mijn account privé gemaakt en [verdachte] geblokkeerd.
De volgende ochtend om 09:00 uur zag ik dat ik via Facebook een vriendschapsverzoek had van [verdachte] . Hier had hij foto's geplaatst van zichzelf met een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Tevens was dit voorzien van onderschrift wat verwees naar een vuurwapen.
“Ik hoop niet dat er nu een arrestatieteam aan de deur komt!!!! Met mijn Browning 9mm.”
Ik heb ook een berichtje van hem gekregen waar iets in staat over schizofrenie.
Het besef kwam nu echt dat ik met een gestoord iemand te maken had en dat hij dit speciaal voor mij had geplaatst.
Ik was nu echt bang en heb de eigenaar ( [getuige 2] ) van het pand waar de sportschool in is gevestigd op de hoogte gebracht. [getuige 2] gaf aan dat hij [verdachte] een verbod zou geven voor de sportschool en dat hij hem meteen zou aanspreken zodra hij de sportschool zou binnenkomen. Ik heb rond 13:00 uur de politie gebeld. Ik wist niet waar ik het zoeken moest. Ik was doodsbang dat hij met een vuurwapen in de sportschool zou komen. Ik was op zoek naar een plek waar ik mijzelf in veiligheid kon brengen, maar ik kon op mijn werk geen veilige plek bedenken, want hij zou mij toch vinden.
Rond 13:07 uur kwam [verdachte] bij de sportschool. Ik heb het gevolgd op de camera. [getuige 2] heeft hem buiten opgevangen, zodat hij niet het pand in hoefde. [verdachte] was rustig. Ik heb van [getuige 2] begrepen dat [verdachte] er niets van begreep en dat het wapen een grapje was.
Maandagavond heeft de politie een bezoek bij hem gebracht in verband met het mogelijke vuurwapen. Maandagavond om 22:00 uur heb ik van [verdachte] een brief in mijn e-mail ontvangen.
Omdat ik personal trainer ben staat mijn e-mail adres in een folder, dus mijn mailadres is bekend. In de brief gaf [verdachte] aan dat hij een advocaat ging inschakelen omdat hij bij ons wilde blijven sporten. Dit heeft hij daadwerkelijk gedaan en zijn advocaat [naam 2] heeft vervolgens een brief gestuurd naar de sportschool die aan mij gericht was.
Van 5 maart t/m 19 maart was ik op vakantie in Egypte. Ik had op Instagram en Facebook foto's geplaatst van mijn vakantie dat ik met dolfijnen aan het zwemmen was. Mijn Facebook en Instagram zijn niet openbaar.
Dinsdag 12 maart 2019 kreeg ik een mail van [verdachte] waarin hij mij informatie gaf over de dolfijn omdat ik aan het zwemmen was met dolfijnen.
Op 13 maart 2019 ontving ik weer een e-mail van [verdachte] en ook op 14 maart 2019.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 april 2019, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] .
Ik ben stagiaire bij [sportcentrum] in Assen. Ik loop nu iets meer dan 6 maanden stage. Mijn begeleider is [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft mij een tijdje terug verteld dat er een man de sportschool binnen kan komen die daar wil blijven drinken en hangen. [slachtoffer 2] gaf aan dat deze man ongepaste gesprekken met haar wilde voeren. [slachtoffer 2] bedoelde met deze man, [verdachte] .
Ik heb hem een aantal keer op de dinsdag gezien. Ik kan me herinneren van een (1) dinsdag, toen kwam [verdachte] binnen om zijn excuus te maken aan [slachtoffer 2] en hij had een cadeau voor haar meegenomen. [slachtoffer 2] heeft [verdachte] namelijk eens medegedeeld dat het niet de bedoeling is om alleen maar te drinken in de sportschool maar dat je er komt om te sporten.
Op een andere dinsdag heb ik [verdachte] ook eens binnen zien komen. [slachtoffer 2] zat toen achter de computer bij de balie. Ik stond bij [slachtoffer 2] . Ik wist dat [slachtoffer 2] van plan was [verdachte] wederom aan te spreken wanneer hij alleen maar kwam om koffie te drinken. Ik weet dat het dan niet bij een (1) kop koffie blijft en dat [verdachte] ook uren lang bij de bar blijft hangen.
Op een dag werd [verdachte] de toegang tot de sportschool ontzegt door de eigenaar van de sportschool.
Ik kreeg op een gegeven moment een Whatsapp bericht van [slachtoffer 2] waarin ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer 2] had toegevoegd aan Instagram. Daar schrok ik best van omdat ik het een ongepaste actie vond.
Ik heb eens via mijn eigen profiel op dat van [verdachte] gekeken naar aanleiding van de gesprekken die ik met [slachtoffer 2] had gehad, en toen zag ik een foto van hemzelf waar een bericht onder stond die was gericht aan [slachtoffer 2] . Ik weet dat het bericht voor [slachtoffer 2] was omdat ik haar naam in het bericht heb gelezen. Het ging over dat [slachtoffer 2] hem had weggestuurd en dat hij een advocaat achter haar aan wilde sturen.
Ik zie [slachtoffer 2] als een sterke vrouw maar ik zag en merkte aan haar dat haar gevoel van veiligheid werd aangetast naarmate dit vorderde met [verdachte] . Ik heb [slachtoffer 2] wel eens tegen mij horen zeggen dat ze bang is van [verdachte] en dat ze niet goed kan slapen daardoor.
Wat ik wel opvallend vond is dat [slachtoffer 2] tijdens haar vakantie een bericht van [verdachte] kreeg via de mail met daarin de tekst 'Fijne vakantie'. Ik vraag me dan af hoe hij kan weten dat [slachtoffer 2] op vakantie is.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 april 2019, opgenomen op pagina 269 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] .
Ik ken [slachtoffer 2] goed.
In de periodes dat ik in en uit het sportcenter liep zag ik de heer [verdachte] aan de bar zitten. Ik weet dat hij eigenlijk altijd bleef tot dat [slachtoffer 2] weer naar huis ging.
Ik dronk wel eens een bakje koffie bij [slachtoffer 2] aan de bar, ik zag dat de heer [verdachte] lang en doordringend naar [slachtoffer 2] keek.
Ik merkte dat [slachtoffer 2] zichzelf ging verstoppen op het werk, [slachtoffer 2] probeerde de heer [verdachte] te ontwijken door veel in haar kantoortje te werken.
Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei dat zij haar werk niet meer goed kon uitoefenen en dat zij zich geïntimideerd voelde door de heer [verdachte] . Hierop heb ik als eigenaar van het pand in overleg met mevrouw [naam 3] , eigenaresse van het sportcenter besloten dat de heer [verdachte] niet langer welkom was in het sportcenter, dit voor de veiligheid van onze werknemers.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2019, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 4] .
Ik woon in een appartementencomplex gevestigd aan [straatnaam] te Assen. In deze flat woont [verdachte] . Halverwege november 2018 begon [verdachte] aanstootgevende papieren achter het raam van de keuken op te hangen. Nu hangen er teksten over Hitler, Waffen S.S, NSB.
[verdachte] hangt deze teksten ook op de muur bij de ingang van het appartementencomplex. In het begin begon het met onschuldige teksten maar nu gaat het te ver.
In december 2018 heeft de bewonerscommissie van de flat [verdachte] aangesproken over de teksten. [verdachte] trok zich hier niks van aan en is doorgegaan met het plakken van deze teksten op de muren.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2019, opgenomen op pagina 274 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 5] .
Sinds half januari 2019 viel het mij op dat er beneden in de hal op het mededelingenbord aanstootgevende teksten werden opgehangen over Hitler.
Er weden foto's van deze persoon hierbij opgehangen. Ik heb [verdachte] meerdere keren de artikelen zien ophangen in de hal. Ik heb [verdachte] hier ook wel eens over aangesproken, maar als ik dan vraag waarom hij teksten van Hitler ophangen dan krijg ik geen reactie. Door een buurtbewoner die vlakbij [verdachte] woont werd ik er op geattendeerd dat [verdachte] achter het raam van zijn keuken papieren heeft hangen over de Waffen S.S.
De bewoners van het complex halen telkens de flyers uit de hal weg, maar hij plakt steeds nieuwe flyers op. Binnen tien minuten hangen er dan weer nieuwe flyers op.
Hij hangt alles op beneden in de centrale hal.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 274 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] .
Sinds enkele maanden heb ik last van een buurman die op [nummer] woont. Dit is [verdachte] .
Vervolgens hing hij allerlei pamfletten op aan zijn woning en op het publicatiebord nabij de toegang in het portiek. Dat varieerde van nazi-achtige pamfletten en "Mijn Kampf" citaten van Adolf Hitler. Aanvankelijk was het wel een ergernis waarop wij als buurtbewoners [verdachte] meerdere keren op hebben aangesproken. Hij reageerde erop door te zeggen dat het zijn hobby was en dat hij daarmee doorging.
Hierop is hij door de verhuurder van de flat aangeschreven dat hij hiermee moest stoppen. Dat heeft in totaal 2 dagen geduurd waarna hij weer gewoon doorging met op het ophangen van deze Nazi pamfletten.
Het ophangen van deze pamfletten is zeer beledigend en krenkend voor mij. Mijn moeder is half joods en mijn grootouders heb ik nooit gekend als gevolg van de 2e Wereldoorlog. Het is diep beledigend voor mij en het doet mij erg veel pijn.
Ik wil aangifte doen van die beledigende en aanstootgevende pamfletten over het Nazi-tijdperk van Adolf Hitler. Het is diep krenkend en respectloos naar mij en naar anderen toe.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2019, opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 4] .
Toen onze dochter [naam 4] een jaar of 16 was raakte zij bevriend met [verdachte] .
Zij kregen een relatie met elkaar en hebben een jaar samen gewoond. Ze hebben ongeveer een jaar of 4, 5 een relatie gehad. Zij zijn nu bijna 25 jaar uit elkaar. Na [verdachte] heeft zij een relatie gekregen met een andere man. Daar was [verdachte] niet blij mee. Hij achtervolgde mijn dochter en gaf mij de schuld van allerlei dingen. Hij heeft ons echt gestalkt.
Op [datum] is onze dochter [naam 4] overleden aan kanker. Zij is 49 jaar geworden.
Op zondag 31 maart 2019, 12.48 uur ontving ik een mail van [verdachte] . Ik wist al dat het niet goed was.
Daarna heb ik nog een aantal mails van hem ontvangen.
Op dinsdag 2 april ontving ik twee mails van [verdachte] en op maandag 8 april ontving ik drie mails van [verdachte] .
In de laatste mail werden er foto's van Breivik gestuurd.
In de mails werden mijn vrouw en ik ernstig beledigd. Ik vond het onbegrijpelijk wat hij allemaal schreef. Verder werden er allerlei teksten als bijlages verstuurd. Na maandag 8 april heb ik niets meer van hem gehoord.
Dit alles heeft mijn vrouw en mij heel nerveus gemaakt. We hebben er veel spanning van. Gezien het verleden achten wij hem in staat ons op te komen zoeken en bijvoorbeeld onze woning te vernielen.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2019, opgenomen op pagina 298 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] .
Op dinsdag 16 april 2019 ontving ik van aangever [slachtoffer 4] e-mails die hij van
verdachte [verdachte] had ontvangen.
Een mail van 31 maart 2019 om 12:48 uur met als onderwerp: Gecondoleerd met je dochter [naam 4] . Bijlagen: [bestandsnaam] .docx; [bestandsnaam] .pdf; [bestandsnaam] .pdf; [bestandsnaam] .docx; [bestandsnaam] .docx; [bestandsnaam] .pdf.
In de mail spreekt hij over de dochter van aangever. Een mail van 2 april 2019 om 08.20 uur met als onderwerp: Met mijn Browning 9mm.
In de mail is een foto te zien waarop verdachte [verdachte] poseert met een zwart
langwerpig voorwerp in zijn linkerhand.
Hij staat naast een deur waarop een afbeelding is geplakt van de Waffen-SS.
Een mail van 2 april 2019 om 08.20 uur met als onderwerp: Zegt dit je wat?
In deze mail quote hij een artikel uit het Wetboek van Strafrecht: artikel 249 (ontucht).
Een mail van 8 april 2019 om 15.28 uur met als onderwerp: hello! ! ! !! Here's Johnny! ! ! !
In deze mail beticht hij aangever en zijn echtgenote van incest. De mail staat vol
met beledigingen en spreekt hij uitgebreid over zijn prestaties bij de commando's en
de Huzaren.
Een mail van 8 april 2019 om 19.24 uur met als onderwerp: ziekte van Hedel.
In deze mail staat de volgende tekst:
"Lelijk onderkruipsel, heb jij de ziekte van Hedel (meer haar op je LUL da op je
schedel)"
Een mail van 8 april 2019 om 19.34 uur met als onderwerp: [bestandsnaam] .docx
Hierin staat het volgende te lezen:
"Wat leuks om te lezen, maar ook om een keer te luisteren!"

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 april 2019 te Assen [slachtoffer 1] en een of meer andere bewoners van het mede door die [slachtoffer 1] bewoonde flatgebouw heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door dreigend tegen die [slachtoffer 1] en hoorbaar voor een of meer van die andere bewoners te zeggen: "Het kan best zijn dat jij de Pasen niet gaat halen, want ik zet de boel hier in lichterlaaie";
2.
hij in de periode van 5 december 2018 tot en met 28 maart 2019 te Assen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , hierin bestaande dat verdachte
- vele malen de sportschool waarin die [slachtoffer 2] werkzaam was, heeft bezocht en daar telkens lange tijd is gebleven, niet om te sporten, maar om (alcoholhoudende drank) te drinken en die [slachtoffer 2] van haar werk af te houden door voortdurend tegen haar te praten en
- die [slachtoffer 2] heeft geliket op Instagram en
- die [slachtoffer 2] via Facebook een vriendschapsverzoek heeft gedaan en daarbij foto's heeft geplaatst waarop verdachte stond afgebeeld met een, bij oppervlakkige beschouwing, op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en daarbij teksten heeft geplaatst en
- die [slachtoffer 2] een Facebookbericht heeft gestuurd met daarin teksten die door die [slachtoffer 2] als vervelend werden ervaren en
- die [slachtoffer 2] meermalen een e-mail heeft gestuurd met daarin teksten die door die [slachtoffer 2] als vervelend werden ervaren,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
3.
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 8 april 2019 te Assen meermalen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, uitlatingen of afbeeldingen openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
- voor een groep mensen wegens hun godsdienst, te weten de Joden, beledigend waren
door telkens in de openbare ruimte van het door verdachte bewoonde flatgebouw en bij zijn eigen woning zichtbaar voor anderen, papieren op te hangen met uitlatingen en afbeeldingen die verwijzen naar nazi Duitsland,
terwijl verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op 7 april 2019 te Assen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door in een openbare ruimte van het flatgebouw waarin die [slachtoffer 3] woonachtig was, een papier op te hangen, waarvan de door verdachte opgestelde tekst was gericht aan die [slachtoffer 3] en welke tekst luidde, dat verdachte
- wanneer die [slachtoffer 3] op de grond zou liggen, net zo lang op deze zou doortrappen tot diens gezicht onherkenbaar zou zijn en
- die [slachtoffer 3] levend zou villen (met een mes) en
- de ingewanden van die [slachtoffer 3] aan diens hond zou voeren en
- die [slachtoffer 3] met plezier op diens lelijke bek zou timmeren;
5.
hij in de periode van 31 maart 2019 tot en met 16 april 2019 te Eelde, gemeente Tynaarlo, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] en diens partner,
door die [slachtoffer 4] en diens partner e-mails te sturen met daarin teksten en foto's/afbeeldingen die door die [slachtoffer 4] en diens partner als vervelend en beledigend werden ervaren,
met het oogmerk die [slachtoffer 4] en diens partner, te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware
mishandeling en/of bedreiging met brandstichting.
2. Belaging.
3. Het anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving een uitlating openbaar
maken die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen
wegens hun godsdienst beledigend is, terwijl het feit wordt gepleegd door een
persoon die daarvan een gewoonte maakt.
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware
mishandeling.
5. Belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 50 dagen met aftrek van voorarrest,
- een gevangenisstraf van 10 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daar aan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden:
- reclasseringstoezicht met de verplichting mee te werken aan beschermd wonen
binnen een GGZ-instelling en/of ambulante GGZ-behandeling door FACT-team;
- een locatieverbod voor de flat aan [straatnaam] in Assen en voor het winkelcentrum Marsdijk;
- contact verbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en diens partner, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]
.
- de gedragsbeïnvloedende maatregel ex artikel 38v Sr voor maximaal 3 jaren inhoudende een locatie- en contactverbod als voornoemd, waarbij voor elke overtreding 2 weken hechtenis geldt met een maximum van 6 maanden, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zou een toezicht van de reclassering kunnen worden opgelegd. Dit alles met het oog op de reeds geldende rechterlijke machtiging. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen een contactverbod en een locatieverbod voor het flatgebouw aan de [straatnaam]. Een locatieverbod voor het winkelcentrum gaat te ver, nu daar geen strafbare feiten hebben plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de pro justitia rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van een drietal personen. Voor het slachtoffer [slachtoffer 2] geldt dat verdachte steeds naar de sportschool ging waar [slachtoffer 2] werkzaam was. Verdachte ging daar eerst ook frequent sporten en na afloop nog iets drinken aan de bar. Op den duur sloeg verdachte het sporten over en ging hij aan de bar zitten en vroeg steeds meer de aandacht van [slachtoffer 2] .
Zij vond dat de gesprekken die verdachte met haar voerde steeds ongemakkelijker werden en zij ging verdachte op een gegeven moment uit de weg. Voorts heeft verdachte via social media en e-mails contact gezocht met [slachtoffer 2] . Ook nadat verdachte als lid van de sportschool was geroyeerd bleef verdachte contact zoeken met [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft dat steeds weer contact zoeken als zeer vervelend ervaren. Door zijn handelen heeft verdachte dan ook herhaaldelijk inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Voor het slachtoffer [slachtoffer 4] en diens partner geldt ook dat verdachte ongevraagd is binnengedrongen in hun persoonlijke levenssfeer door zeer kwetsende berichten naar [slachtoffer 4] te zenden. Hoewel het hier ging om een relatief korte periode is de impact van de door verdachte gezonden berichten - mede gelet op gebeurtenissen in het verleden - er niet minder om geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat verdachte een tweetal slachtoffers heeft bedreigd. De bedreigingen zijn, zoals ook blijkt uit de slachtoffer verklaringen, voor de slachtoffers beangstigend geweest. Bij de slachtoffers leefde de veronderstelling dat verdachte gevolg zou geven aan zijn geuite bedreigingen.
Voorts geldt dat verdachte voor anderen kwetsende afbeeldingen en teksten heeft opgehangen in de toegangsruimte van het flatgebouw waar verdachte woonde. Ook heeft verdachte die kwetsende afbeeldingen opgehangen voor het raam naast de voordeur van zijn appartement.
De verdachte heeft hiermee laten blijken geen problemen te hebben met het herhaaldelijk kwetsen van een bepaalde groep mensen. Het betreffen ernstige feiten waarbij verdachte kan worden aangerekend dat zijn handelen door anderen als zeer kwetsend is ervaren en in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid heeft versterkt. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van F. Harmanny-Wiersma, psychiater, van 22 april 2020.
Het rapport houdt als conclusie in dat bij verdachte sprake is van waarschijnlijk een bipolaire stoornis, waarbij de laatste fase een manische fase betrof. Verdachte was floride manisch psychotisch. Hiervan was ook sprake ten tijde van de verweten strafbare feiten.
Verdachte stopte in december 2018 met het gebruik van depot antipsychotica. Er ontwikkelde zich een recidief manische psychose waarbij hij zeer energiek werd, zichzelf mateloos overschatte en grensoverschrijdend gedrag vertoonde.
Verdachte had wel besef dat hij dingen deed die hij normaliter niet zou doen, maar was dermate manisch ontremd dat hij zich daar niets van aan trok. Anderen hadden hem gekrenkt en geprovoceerd en hij wilde zich niet meer zoals vroeger laten koeioneren. Er was nog wel een cognitief besef van dat hij iets deed wat anderen grensoverschrijdend en kwetsend vonden, maar hij liet zich hier niet door afremmen vanwege zijn heftige emoties die hem overspoelden.
De psychiater komt tot het standpunt dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Wanneer verdachte niet wordt behandeld is er een aanzienlijk risico op herhaling.
De behandeling die verdachte krijgt moet worden voortgezet waarbij hij ook dwangmedicatie krijgt. Verdachte heeft in het geheel geen ziektebesef waardoor hij oprecht meent dat er niks met hem aan de hand is in de zin van een psychiatrische stoornis.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van dr. R.W. Blaauw, GZ-psycholoog, van 2 april 2020.
Het rapport houdt als conclusie in dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
Wanneer verdachte zijn antipsychotische medicatie inneemt, wordt hij doorgaans beschreven als een vriendelijke man. Zonder medicatie vertoont hij agressief, obsessief en
grensoverschrijdend intimiderend gedrag en heeft hij slechts beperkte regie over zichzelf. Nadat verdachte in november 2018 stopte met zijn medicatie, kwamen schizofrenie-kenmerken waarschijnlijk langzamerhand meer aan de oppervlakte in de vorm van paranoïdie, angst voor kritiek, verwardheid en verminderde zelfcontrole.
Volgens verdachte wist hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten nog steeds wel wat hij deed, maar had hij naar zijn zeggen minder regie over zijn handelen en kampte hij nauwelijks met psychotische kenmerken.
Op basis van rapportage van het PPC Vught en de GGZ Drenthe valt te constateren dat verdachte kampte met meerdere verschijnselen van schizofrenie (waaronder paranoïdie en ernstig decorumverlies) en lijkt het erop dat verdachte slechts beperkt controle had over zijn handelen.
Het lijkt erop dat verdachte niet volledig overweldigd was door de schizofrenie en dat hij nog enigszins wist hij deed. Het tenlastegelegde kan verdachte in verminderde mate worden toegerekend.
Vanuit een schizofreen toestandsbeeld met ontwijkende, paranoïde en antisociale kenmerken en een gebrekkige regie op eigen handelen is de kans op recidive met een geweldsdelict hoog. Wanneer verdachte antipsychotische medicatie inneemt, kenmerkt hij zich als een vriendelijke meewerkende man en is de kans op recidive met een geweldsdelict laag.
Aanbevolen wordt dat verdachte antipsychotische medicatie blijft innemen teneinde een
psychotische episode vanuit zijn schizofrenie te voorkomen. Tevens wordt aanbevolen om
verdachte te laten begeleiden door een forensisch ACT team een geestelijke gezondheids-zorginstelling, zoals GGZ Drenthe, waarbij ook aandacht kan zijn voor sociale contacten van verdachte.
De rechtbank kan zich verenigen met voormelde adviezen en neemt deze over, gelet op de onderbouwing daarvan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal daar in de strafoplegging rekening mee houden.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.
Uit voormelde rapporten komt tevens naar voren dat verdachte gebaat is bij verdere behandeling en het blijven innemen van medicatie om herhaling van soortgelijke strafbare feiten te voorkomen. Daarnaast is gebleken dat verdachte op dit moment al enige tijd met een rechterlijke machtiging verblijft in de GGZ-instelling welke machtiging geldt tot en met 18 augustus 2020. De rechtbank acht het niet wenselijk de ingezette behandeling te doorbreken.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen worden opgelegd maar daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd, met uitzondering van het locatieverbod voor het winkelcentrum Marsdijk in Assen nu dit naar haar oordeel niet opportuun is. Uit het dossier noch tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat verdachte aldaar contact heeft gezocht met de slachtoffers of dat de ten laste gelegde feiten zich daar hebben afgespeeld.

Benadeelde partijen

1. [slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12,94 ter vergoeding van materiële schade (reiskosten) en € 350,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vordering voldoende onderbouwd en daarmee toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de materiële schade toewijsbaar is. De immateriële schade zou moeten worden gematigd tot € 75,-- gelet op de psychische problematiek van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 april 2019. Dat de ten laste gelegde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, vormt geen aanleiding om de civiele aansprakelijkheid te beperken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. [slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Door de benadeelde partij zijn op het formulier bij “het verzoek tot schadevergoeding” (4E) geen bedragen ingevuld, wel wordt bij “materiële schade” (aanvullingen 4A) bedragen genoemd en bij “immateriële schade” (4B) een bedrag van € 20.000,-- euro. Daarnaast geeft de benadeelde partij aan dat alle bijlagen en uitgebreid verhaal naar Schadefonds.nl en de politie zijn gezonden. Dat betekend dat er bij het voegingsformulier geen bijlagen zijn gevoegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ondanks dat de benadeelde geen bedragen heeft ingevuld een bedrag zou kunnen worden toegewezen. De rechtbank zou dat bedrag kunnen schatten op € 1000,--. De vordering is derhalve tot dat bedrag toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover daadwerkelijk een bedrag wordt gevorderd, op geen enkele wijze is onderbouwd. De vordering moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

In beslag genomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de door de officier van justitie overgelegde beslaglijst vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze voorwerpen met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze toebehoren aan verdachte.
Gelet op de omstandigheid dat de overige voorwerpen zijn gebruikt met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten ziet de rechtbank daarin aanleiding om niet de teruggave van de telefoon aan verdachte te gelasten zoals de officier van justitie heeft gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 137e, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Midden-Noord te Groningen. Veroordeelde zal zich blijven melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren aan welk toezicht veroordeelde dient mee te werken;
- dat de veroordeelde zal meewerken aan een plaatsing in een beschermd wonen setting binnen een GGZ-instelling.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich daarbij houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt zal laten behandelen door het FACT-team van GGZ-Drenthe of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en diens partner;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op [straatnaam] te Assen;
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18.930057-19, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
362,94(zegge: driehonderd tweeënzestig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van €
362,94(zegge: driehonderd tweeënzestig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van
7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 12,94 aan materiële schade en € 350,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen goederen:

- 1 mobiele telefoon, Samsung, 1126522;
- 1 computer, Cadkoop usb stick 1126560;
- 1 audiometer Philips voicetrace 1126521;
- 1 computer, Acer Aspire X3-780 1126558
- 4 brieven 1126522 (brief met 3 foto’s)
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. L.E.A. Jonkers, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juni 2020.
Mr. Holsink en mr. Jonkers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.