Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Motivering
3.Beslissing
woensdag 22 april 2020in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van zorgelijke signalen van seksueel misbruik die door de minderjarige zijn afgegeven. De minderjarige heeft aangegeven geen contact te willen met haar vader, wat door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is bevestigd in hun rapport van 18 maart 2020. De vader ontkent de beschuldigingen en is van mening dat de minderjarige mogelijk door de moeder is beïnvloed. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de RvdK een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd en dat de signalen van de minderjarige ernstig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat omgang met de vader in strijd zou zijn met de belangen van de minderjarige, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Internationaal Verdrag Rechten van het Kind. De rechtbank oordeelt dat het opleggen van een omgangsregeling de minderjarige zou ontregelen en schaden, en heeft daarom het verzoek van de vader afgewezen.