Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond in de nacht van 5 op 6 november 2019, waarbij de verdachte een kluis, laptops, een beamer en een fototoestel heeft weggenomen uit een kantoor dat toebehoorde aan [benadeelde partij 1]. De verdachte is tijdens de zitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.C. Keuning, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bloedspoor is aangetroffen op het raam van het kantoor, dat matchte met het DNA van de verdachte. De verdediging voerde aan dat het bloedspoor niet noodzakelijkerwijs bewijs van de inbraak vormt, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de plaats delict. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan diefstal met braak en inklimming.
De officier van justitie vorderde de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, gezien de recidive en het risico op herhaling. De verdediging pleitte voor een alternatieve straf met bijzondere voorwaarden, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen en recidive te voorkomen. De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren op, zonder aftrek van voorarrest.