Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1942 en thans verblijvende in een accommodatie te Groningen. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, dat op 25 mei 2020 was ingekomen, en de bijlagen die daarbij waren gevoegd, waaronder medische verklaringen en politiegegevens.
Tijdens de zitting op 27 mei 2020 is de betrokkene telefonisch gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de officier van justitie niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen, wat leidde tot de beslissing om de mondelinge behandeling zonder zijn aanwezigheid voort te zetten. De officier van justitie verzocht om verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet lijdt aan een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, maar aan een stoornis die onder de Wet zorg en dwang (Wzd) valt. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel. De beschikking is mondeling gegeven door rechter R.B.M. Keurentjes en is op dezelfde dag schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.