ECLI:NL:RBNNE:2020:1958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/18/198701 / FA RK 20-1117
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf na afloop van eerdere machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1954. Het verzoek is ingediend op 7 mei 2020 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse bijlagen, waaronder een neuropsychologisch onderzoek en een indicatiebesluit. Vanwege de coronamaatregelen heeft de rechtbank de betrokkenen telefonisch gehoord op 25 mei 2020.

De beoordeling van de rechtbank richtte zich op de vraag of de opname en het verblijf van de cliënt noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank concludeert dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met ernstige gevolgen voor haar welzijn en veiligheid. De cliënt vertoont problematisch gedrag, waaronder een dwangmatige rookverslaving, wat leidt tot ernstige verwaarlozing en gevaar voor de algemene veiligheid.

De rechtbank oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn. De machtiging wordt verleend voor de duur van zes maanden, met inachtneming van de geldigheidsduur van de eerdere machtiging. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/198701 / FA RK 20-1117
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van
25 mei 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1954,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [accommodatie] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocate: mr. P.B. Rietberg, kantoorhoudende te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 7 mei 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een verslag van een neuropsychologisch onderzoek afgenomen op 19 december 2019 en 28 januari 2020;
- het indicatiebesluit d.d. 19 februari 2020;
- de beschikking van deze rechtbank van 26 maart 2020 (inbewaringstelling o.g.v. de Wzd);
- het zorgplan d.d. 1 april 2020;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een mentor is benoemd d.d. 24 april 2020;
- de medische verklaring d.d. 1 mei 2020;
- een verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen d.d. 1 mei 2020, opgesteld door drs. [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- de aanvraag d.d. 4 mei 2020.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocate;
- mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige.
1.4.
Hoewel de rechtbank de heer [naam 3] , mentor van cliënt, heeft opgeroepen voor de mondelinge behandeling, heeft de rechtbank hem op het tijdstip van de mondelinge behandeling niet telefonisch kunnen bereiken.
1.5.
De rechtbank heeft in het kader van artikel 38, derde lid, van de Wzd, op
7 mei 2020 een beschikking last tot toevoeging gegeven aan mr. P.B. Rietberg, advocaat, onder nummer C/18/198701 / FA RK 20-1117.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van cliënt als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, in de vorm van een neurocognitieve stoornis, waarschijnlijk vasculaire dementie. Tevens is sprake van een stoornis in middelengebruik (alcohol), ernstige anorexia nervosa, persoonlijkheidsstoornis en een rookverslaving.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing, en
- de situatie dat de algemene veiligheid van goederen en personen in gevaar is.
2.3.1.
Cliënt verblijft sinds 24 maart 2020 in de huidige accommodatie en lijkt daar op haar plek te zitten. Ze raakt meer in contact met medebewoners, doet mee aan activiteiten en laat de zorg toe. Doordat zij hier weer structureel vocht en voeding krijgt voorgeschoteld en dan ook op eet, is zij sinds opname 4 kilogram aangekomen.
Echter, ook in deze setting laat cliënt het gedrag zien dat heeft geleid tot de inbewaringstelling. Cliënt is vooral met betrekking tot haar rookverslaving erg dwangmatig. Vrijwel elke vijf minuten wil cliënt roken. Vanwege de financiële positie van cliënt is er onvoldoende geld voor de hoeveelheid sigaretten die cliënt wil roken. Wanneer cliënt hieromtrent haar zin niet krijgt, gaat zij medebewoners in ernstige mate lastig vallen, gaat zij tieren en vertoont zij kinderachtig gedrag.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Enerzijds lijkt cliënt haar verblijf in de huidige accommodatie prima te vinden, maar zodra zij wordt geconfronteerd met de regels omtrent haar (rook)gedrag, wil zij weg. Dat cliënt liever naar huis wil heeft zij tijdens de mondelinge behandeling ook meermaals naar voren gebracht.
2.7.
Hetgeen namens/door cliënt als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
2.8.1.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden na het einde van de geldigheidsduur van de voorafgaande machtiging. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de bepaling van de geldigheidsduur van de nieuwe machtiging.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1954;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 november 2020;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is op 25 mei 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. Rozendal, de griffier, en op
25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.