ECLI:NL:RBNNE:2020:1910

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
8199399
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en incassokosten door Eneco Services B.V. tegen gedaagde

In deze zaak vordert Eneco Services B.V. betaling van een hoofdsom van € 195,33, wettelijke rente en incassokosten van gedaagde. De kantonrechter heeft eerder tussenvonnissen gewezen en Eneco in de gelegenheid gesteld om specificaties van de vordering en relevante documenten over te leggen. Eneco heeft echter niet de benodigde bewijsstukken overgelegd die aantonen dat de in rekening gebrachte incassokosten voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 6:96 BW. De kantonrechter oordeelt dat de hoofdsom voldoende onderbouwd is en wordt toegewezen, maar dat de gevorderde incassokosten niet kunnen worden toegewezen omdat Eneco niet heeft aangetoond dat zij aan de wettelijke vereisten heeft voldaan. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de incassokosten af, maar veroordeelt gedaagde wel tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 19 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8199399 \ CV EXPL 19-7754
Verstekvonnis van de kantonrechter van 19 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap
Eneco Services B.V.,
h.o.d.n. 'Eneco', als gevolmachtigde van de besloten vennootschap
Eneco Consumenten B.V., (voorheen genaamd
Eneco Retail B.V.), de besloten vennootschap
Eneco Warmte en Koude Leveringsbedrijf B.V.en de besloten vennootschap
Stedin Netbeheer B.V.,
allen gevestigd en kantoorhoudende te 3068 AV Rotterdam, Marten Meesweg 25,
hierna te noemen: Eneco,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
Eneco heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde te veroordelen tot betaling van € 195,53 met € 4,04 aan wettelijke rente en € 40,- incassokosten.
1.2.
Op 14 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Ter zitting van 11 februari 2020 heeft Eneco een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.
1.4.
Op 10 maart 2020 heeft de kantonrechter een tweede tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.5.
Ter zitting van 21 april 2020 heeft Eneco een tweede akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
Eneco vordert in deze procedure € 195,33 aan hoofdsom, met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, voor die datum vervallen rente en € 40,00 aan incassokosten.
Uit de akte van 11 februari 2020, waarbij een specificatie van het openstaande vordering is gegeven, bleek dat Eneco vanaf 27 augustus 2014 € 980,- aan incassokosten aan gedaagde in rekening heeft gebracht. Gedaagde heeft hiervan € 660,- betaald aan Eneco en Eneco heeft de resterende € 320,- afgeboekt. Eneco is in het tussenvonnis van 10 maart 2020 in de gelegenheid gesteld om de veertiendagenbrieven te overleggen die bij deze kosten horen omdat het de kantonrechter niet is gebleken dat Eneco bij het in rekening brengen en incasseren daarvan telkens heeft voldaan aan de vereisten die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. Evenmin bleek uit de akte dat Eneco voorafgaand aan deze procedure creditfacturen aan gedaagde heeft gestuurd waaruit blijkt dat zij niet langer aanspraak maakt op de nog niet betaalde incassokosten. Eneco is daarom ook in de gelegenheid gesteld om die creditfacturen over te leggen.
2.2.
Eneco heeft de hiervoor genoemde stukken niet overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de aan gedaagde in rekening gebrachte incassokosten niet zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen zoals artikel 6:96 lid 6 BW maar op contractuele bedingen. Eneco verwijst daarbij naar algemene voorwaarden van januari 2014 en januari 2016, waarin staat dat er vanaf januari 2014 € 20,- en - indien niet binnen de betaaltermijn van de eerste herinnering wordt betaald - vanaf januari 2016 € 40,- in rekening wordt gebracht voor een aanmaning. Dat laatste tarief wordt ook vermeld in het Voorwaardenoverzicht voor consumenten dat vanaf 1 januari 2018 geldt. Eneco merkt op dat gedaagde de desbetreffende incassokosten deels zonder protest heeft betaald en dat het resterende deel is gecrediteerd, zodat deze geen deel uitmaken van de vordering die in deze procedure is ingesteld. Zij vraagt zich daarom af waarom de kantonrechter hierover een oordeel wil vellen.
2.3.
De hoofdsom van € 195,33 is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen, met rente als gevorderd.
2.4.
Wat betreft de incassokosten: artikel 6:96 lid 6 BW jo lid 5 en lid 2 onder c BW schrijven voor dat een consument pas een vergoeding van kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd is, indien hij nalaat om een openstaand bedrag binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van de aanmaning (de veertiendagenbrief) te voldoen. Eneco kan - indien zij dat bedoelt te zeggen - niet bij overeenkomst of algemene voorwaarden afwijken van deze dwingendrechtelijke wetsbepaling en een beding dat de strekking heeft dat zij dat wel mag doen, is op grond van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigbaar.
2.5.
Aangezien Eneco enkel een veertiendagenbrief heeft overgelegd voor de incasso-kosten die zij in deze procedure vordert, is onduidelijk of zij ten aanzien van de in de specificatie genoemde incassokosten heeft voldaan aan de vereisten die artikel 6:96 lid 6 BW stelt. Indien Eneco dat niet heeft gedaan en pleegt te doen, handelt zij in strijd met de wet en kan dat haar worden aangerekend.
Eneco heeft echter gelijk als zij stelt dat de kantonrechter over de verschuldigdheid van de reeds betaalde en gecrediteerde incassokosten geen oordeel kan vellen, omdat deze geen deel uitmaken van de vordering die in deze procedure voorligt. Dat gedaagde het beding in de algemene voorwaarden op enig moment heeft vernietigd en hetgeen reeds is betaald wil verrekenen, is niet gebleken.
Dit ligt evenwel anders voor de € 40,- aan incassokosten waarop in deze procedure nog aanspraak wordt gemaakt. Eneco heeft geen factuur of ander bericht aan gedaagde overgelegd waarin wordt meegedeeld dat eerder in rekening gebrachte en nog openstaande aanmaningskosten worden gecrediteerd en ook in de veertiendagenbrief wordt niet met zoveel woorden vermeld en toegelicht dat die kosten niet meer verschuldigd zijn. Hierdoor was bij ontvangst van die veertiendagenbrief onvoldoende duidelijk dat gedaagde nog slechts het maximumbedrag volgens de staffel BIK aan incassokosten verschuldigd was en werd gevorderd. De kantonrechter zal die onduidelijkheid voor rekening van Eneco laten en dit deel van de vordering afwijzen als zijnde onrechtmatig dan wel ongegrond.
2.6.
Nu de vordering van Eneco grotendeels wordt toegewezen, zal gedaagde de proceskosten moeten dragen.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan Eneco te voldoen € 199,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 195,33 vanaf 25 november 2019;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Eneco begroot op € 85,18 aan kosten dagvaarding, € 121,00 aan vast recht en € 36,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken door mr. A.S. Venema-Dietvorst op 19 mei 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: