ECLI:NL:RBNNE:2020:1746

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/18/198347 / FA RK 20-955
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor verplichte zorg in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor verplichte zorg voor een 44-jarige vrouw, geboren in 1975, die lijdt aan een manisch-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire stoornis. De officier van justitie had op 15 april 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging, omdat de betrokkene weigerde noodzakelijke medicatie en er geen constructieve behandelrelatie mogelijk was. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorg-/behandelplan. Tijdens de telefonische behandeling op 20 april 2020 zijn de betrokkene, haar advocaat, de psychiater en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig nadeel door de psychische stoornis van de betrokkene, die ook misbruik maakte van alcohol en drugs. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis waren. De voorgestelde vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, werden als evenredig en effectief beoordeeld. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 20 oktober 2020, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.B.M. Keurentjes en schriftelijk uitgewerkt op 22 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/198347 / FA RK 20-955
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
20 april 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1975,
wonende aan de [adres] te Groningen,
thans verblijvende bij [accommodatie] te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N.A. Heidanus, kantoorhoudende te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 15 april 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 1 april 2020;
- het zorg-/behandelplan d.d. 29 maart 2020;
- de bevindingen en het voorstel van de geneesheer-directeur d.d. 6 april 2020;
- een invulformulier ter voorbereiding op een gesprek omtrent het opstellen van een zorgkaart;
- politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- een verklaring van niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), en
- de gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
De telefonische behandeling van het verzoek heeft, gelijktijdig met het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel (zaaknummer: C/18/198346 FA RK 20-954), plaatsgevonden op 20 april 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater/zorgverantwoordelijke, en
- mevrouw [naam 2] , officier van justitie.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor betrokkene, voor de duur van 26 weken, voor de onderstaande voorgestelde vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
- insluiten voor de duur van zes maanden, per insluiting maximaal drie weken;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
- onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van zes maanden;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen voor de duur van zes maanden;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van zes maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van zes maanden, en
- opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden.
2.1.1.
Dit verzoek is door de officier van justitie ingediend tegelijkertijd met een verzoek voorzetting crisismaatregel. Beide verzoeken zijn samen ter zitting behandeld.

3.De standpunten van partijen

Het standpunt van betrokkene
3.1.
Betrokkene voert aan de opname niet terecht te vinden. Dat zij zich niet zo goed voelt komt doordat zij is afgezonderd. Betrokkene stelt open te staan voor ambulante zorg, maar wil niet een medicamenteuze behandeling met lithium. Lithium heeft zij tien jaren gebruikt, maar dat werkt niet meer. Zij neemt genoeg (andere) medicatie. Betrokkene wil naar huis, naar haar kinderen en haar hond, zodat zij haar leven voort kan zetten zoals zij gewend is.
Het standpunt van de advocaat
3.2.
Ten aanzien van het verzoek om een zorgmachtiging aansluitend op voortzetting crisismaatregel stelt de advocaat in de eerste plaats dat dit geen aansluitend verzoek kan zijn gelet op het ontbreken van een voorliggende machtiging tot voortzetting crisismaatregel. Voor betrokkene is het onaanvaardbaar dat een zorgmachtiging in deze vorm is gevraagd. Daarnaast is de situatie van betrokkene gestabiliseerd en voelt zij zich, los van het gevoel van miskenning en eenzaamheid, beter en rustiger. Het ernstig nadeel, dan wel het gevaar, is niet meer aanwezig en behandeling kan ambulant worden voortgezet. Immers, betrokkene is bereid om medicatie in te nemen en wil toezicht daarop accepteren. Primair verzoekt de advocaat afwijzing van het verzoek om zorgmachtiging aansluitend op voortzetting crisismaatregel.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het verzoek wel voor toewijzing vatbaar is, dan verzoekt de advocaat subsidiair om het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg af te wijzen, omdat dit disproportioneel en niet doelmatig is. Tevens het verzoek om de duur van eventueel toegewezen vormen van verplichte zorg te motiveren.
Het standpunt van de zorgverantwoordelijke
3.3.
De zorgverantwoordelijke voert aan dat het nog niet goed gaat met betrokkene. Haar toestandsbeeld knapt geenszins op. Tot op heden is het niet gelukt om betrokkene te plaatsen op de afdeling en is behandeling vanuit de afzonderingsruimte noodzakelijk. Zelfs in de afzonderingsruimte is het lastig om betrokkene tot rust te laten komen. Er zijn hier zelfs al klachten van buurtbewoners binnengekomen over het geschreeuw van betrokkene in de tuin van de accommodatie. Hoewel in het verleden is gebleken dat betrokkene haar toestandsbeeld opknapt bij gebruik van lithium, weigert zij deze medicatie. Tezamen met het gebrek aan ziektebesef en -inzicht, maakt dat het erg lastig is om in samenwerking met betrokkene te raken.
Het standpunt van de officier van justitie
3.4.
De officier van justitie voert aan dat per abuis een onjuiste titel aan het verzoekschrift om een zorgmachtiging is gegeven, te weten:
zorgmachtiging aansluitend op voortzetting crisismaatregel, terwijl dit eigenlijk een verzoek om een autonome zorgmachtiging moet zijn.
De officier van justitie stelt, mede gelet op hetgeen door de zorgverantwoordelijke tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd, dat er nog steeds een noodzaak tot toepassing van verplichte zorg is. Derhalve handhaaft de officier van justitie haar verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat het voor betrokkene onaanvaardbaar is dat een machtiging in deze vorm wordt verzocht oordeelt de rechtbank dat weliswaar door de officier van justitie ten onrechte is verzocht om een zorgmachtiging in aansluiting op een crisismaatregel, maar dat de inhoud van het verzoek op alle essentiële punten gelijk is aan een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging zonder voorafgaande voortgezette crisismaatregel. Weliswaar zou in het laatste geval betrokkene moeten zijn geattendeerd op de mogelijkheid met een plan van aanpak te komen ter voorkoming van verplichte zorg maar een dergelijk verzoek had ook ter zitting door of namens betrokkene kunnen worden geformuleerd, hetgeen niet is gebeurd. Daarom wordt dit verweer gepasseerd.
4.2.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en artikel 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
4.3.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een manisch-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire stoornis. Tevens is sprake van misbruik van alcohol, cannabis en amfetaminen en bestaat het chronisch vermoeden op borderline persoonlijkheidsproblematiek.
4.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade,
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang, en
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
4.4.1.
Betrokkene is een 44-jarige vrouw bekend met een bipolaire I stoornis. In het verleden is zij meermaals opgenomen geweest met een manisch psychotisch toestandsbeeld. Bij ontregeling is sprake van slechte zelfzorg, met minder eten en drugsgebruik.
De laatste gedwongen opname dateert van oktober 2018. Aansluitend kreeg betrokkene een voorlopige machtiging op grond van de Wet Bopz en ambulante nazorg en wist zij zichzelf redelijk stabiel te houden. De voorlopige machtiging werd niet verlengd waarna betrokkene niet meer open stond voor zorg en ook geen medicatie meer nam. Haar toestandsbeeld is toen langzaam verslechterd wat heeft geleid tot de huidige opname. Betrokkene stond luidkeels te schreeuwen op haar balkon en gooide huisraad van het balkon naar beneden waar ook kinderen speelden. Tevens werd betrokkene positief getest op amfetamine en THC.
4.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan, de bevindingen en het voorstel van de geneesheer-directeur. De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om een crisissituatie af te wenden, het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8.
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. De laatste jaren is het niet mogelijk gebleken een constructieve behandelrelatie met betrokkene op te bouwen. Er is sprake van manipulatief gedrag door bij (crisis)beoordelingen akkoord te gaan met vrijwillige opname en ook bij pogingen dwangmedicatie op te starten is gebleken dat betrokkene zich tot het uiterste verzet.
Hoewel betrokkene momenteel aangeeft open te staan voor ambulante zorg, medicatie te willen innemen en toezicht daarop te willen accepteren, is de rechtbank van oordeel dat (nog) niet kan worden vertrouwd op deze gestelde vrijwilligheid. Temeer omdat betrokkene, ondanks verpleging vanuit de afzondering, moeilijk te handhaven is en zij tot op heden weigert om de door de zorgverantwoordelijke noodzakelijk geachte medicatie, te weten lithium, in te nemen. Voorgaande in aanmerking nemende is ten aanzien van de duur van de modaliteiten van verplichte zorg op dit moment niet te voorspellen hoe snel betrokkene haar toestandsbeeld stabiliseert.
4.9.
De in het dictum opgenomen modaliteiten van verplichte zorg en duur daarvan voldoen aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid.
4.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1975;
5.2.
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
- insluiten voor de duur van zes maanden, per insluiting maximaal drie weken;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
- onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van zes maanden;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen voor de duur van zes maanden;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van zes maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van zes maanden, en
- opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden.
5.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 oktober 2020;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 20 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. Rozendal, de griffier, en op 22 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.